Rechtbank Gelderland, 22-10-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6421, AWB - 14 _ 2086
Rechtbank Gelderland, 22-10-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6421, AWB - 14 _ 2086
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2015
- Datum publicatie
- 22 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2015:6421
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2017:844, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2086
Inhoudsindicatie
Geen procesbelang indien het bezwaar eiseres niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de bestreden besluiten.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/2086
in de zaak tussen
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.06.0112) vennootschapsbelasting (hierna: vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 7.854.895 negatief. Tevens is een verliesvaststellingsbeschikking voor het jaar 2010 afgegeven ten bedrage van € 7.854.895.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 februari 2014 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 maart 2014, ontvangen door de rechtbank op 24 maart 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2015.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, samen met mr. [A] en [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [C] .
Namens eiseres is ter zitting een pleitnota voorgedragen en zijn exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft in haar aangifte vpb over het jaar 2010 een verlies opgenomen van € 7.854.895. Verweerder heeft de aanslag vpb 2010 conform de ingediende aangifte opgelegd en vastgesteld op nihil. Tevens is door verweerder een verliesvaststellingsbeschikking afgegeven ten bedrage van € 7.854.895. Het verlies wordt veroorzaakt door een afwaardering van de bij eiseres in bezit zijnde huurwoningen ten bedrage van € 13.030.607 in het onderhavige jaar.
2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag vpb 2010. Eiseres verzoekt de afwaardering ongedaan te maken en de als gevolg daarvan ontstane fiscale winst toe te voegen aan de herbestedingsreserve als bedoeld in artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet vpb), (tekst 2010). Het belastbaar bedrag na bezwaar wordt in dat geval nihil in plaats van € 7.854.985 negatief.
Geschil
3. In geschil is of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Beoordeling van het geschil
4. Tussen partijen is niet in geschil de hoogte van de afwaardering van de huurwoningen en de hoogte van het belastbaar bedrag (nihil) indien de afwaardering teruggenomen zou worden en de daaruit voortvloeiende winst toegevoegd zou worden aan de herbestedingsreserve. Voorts is niet in geschil dat het bezwaar van eiseres tegen de aanslag vpb 2010 tevens moet worden aangemerkt als een bezwaar tegen de verliesvaststellingsbeschikking.
5. Een bezwaar, beroep of (incidenteel) hoger beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht. Indien het aangewende rechtsmiddel de indiener ervan wel in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit dan wel eventuele bijkomende beslissingen en voldaan is aan de overige ontvankelijkheidsvereisten, moet het rechtsmiddel ontvankelijk worden geacht, moeten de door de indiener aangevoerde gronden worden onderzocht en moet worden beoordeeld of het rechtsmiddel wel of niet gegrond is (vgl. Hoge Raad 11 april 2014, nr. 13/01903, ECLI:NL:HR:2014:878).
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. De bestreden besluiten zijn in dit geval de aanslag vpb 2010 en de verliesvaststellingsbeschikking. Deze besluiten zijn vastgesteld naar aanleiding van en in overeenstemming met de door eiseres ingediende aangifte. De vastgestelde aanslag is nihil en zou nihil zijn gebleven indien verweerder tegemoet zou zijn gekomen aan het in punt 2. genoemde verzoek van eiseres. Het vastgestelde verlies is € 7.854.985 en wordt nihil in geval van een gegrond bezwaar. Het bezwaar van eiseres kan haar met betrekking tot deze besluiten dan ook niet in een betere positie brengen, ongeacht de gronden waarop het (bezwaar) steunt. Eiseres heeft daarom geen belang bij het door haar ingediende bezwaar.
7. Eiseres voert aan dat haar belang is gelegen in het verkleinen van het risico op verliesverdamping, omdat zij in geval van een gegrond bezwaar geen verlies lijdt over het boekjaar 2010 en daardoor minder met eventueel te behalen toekomstige winsten te verrekenen verliezen heeft. De rechtbank begrijpt dat dit in bepaalde situaties voor eiseres mogelijk van belang kan zijn, maar is van oordeel dat de door eiseres gewenste wijziging eiseres niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de onderhavige bestreden besluiten.
8. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. G.H.W. Bodt en mr. R.A. Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 oktober 2015 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |