Home

Rechtbank Gelderland, 22-10-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6967, C/05/290314 / KG RK 15/911 en C/05/290309 / KG RK 15/912

Rechtbank Gelderland, 22-10-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6967, C/05/290314 / KG RK 15/911 en C/05/290309 / KG RK 15/912

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
22 oktober 2015
Datum publicatie
11 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:6967
Zaaknummer
C/05/290314 / KG RK 15/911 en C/05/290309 / KG RK 15/912

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking afgewezen. De gewraakte rechter had toegezegd het proces-verbaal van de zitting zo spoedig mogelijk te laten toesturen aan verzoekers. De rechter heeft wat dat betreft een inspanningsverplichting op zich genomen en op het tijdstip van de wraking was er geen reden om te oordelen dat de rechter zich niet heeft ingespannen te komen tot spoedige toezending van het proces-verbaal. Reeds hierom kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid van de rechter.

Uitspraak

beschikking

Wrakingskamer

zaaknummers: C/05/290314 / KG RK 15/911 en C/05/290309 / KG RK 15/912

Beschikking van 22 oktober 2015

in de zaak van

[verzoekers tot wraking] ,

verzoekers tot wraking,

bijgestaan door L. van Dinter,

tegen

mr. A.I. van Amsterdam,

in zijn of haar hoedanigheid van rechter in de zaken met nrs. ARN 15 / 1042 IB/PVV R117 en ARN 15 / 1133 IB/PVV R117 tussen de Belastingdienst en [verzoekers tot wraking].

Partijen worden hierna ook aangeduid als verzoekers respectievelijk de rechter.

1 De procedure

1.1.

Op 27 september 2015 hebben verzoekers ieder een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter.

1.2.

De rechter heeft kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.

1.3.

Op 22 oktober 2015 zijn de wrakingsverzoeken ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Hierbij zijn verzoekers verschenen, bijgestaan door L. van Dinter. De rechter is – met bericht van verhindering – niet verschenen.

1.4.

De wrakingskamer heeft direct mondeling uitspraak gedaan.

2 De wrakingsverzoeken en het verweer

2.1.

Verzoekers hebben het volgende aan hun verzoeken tot wraking van de rechter ten grondslag gelegd.

Er is sprake van vooringenomenheid van de rechter, omdat de rechter een tijdens de zitting gedane belofte niet is nagekomen. De rechter heeft op zitting toegezegd zijn best te zullen doen om het proces-verbaal zo spoedig mogelijk na de zitting op te laten maken en aan verzoekers toe te zenden, waarbij hij tevens had gezegd bekend te zijn met een arrest van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat een proces-verbaal binnen drie werkdagen na de zitting opgemaakt dient te worden. Echter, 17 dagen na de zitting hadden verzoekers het proces-verbaal nog steeds niet ontvangen. Bovendien is, zo maken verzoekers op uit het verweerschrift van de rechter, het proces-verbaal van de zitting niet overeenkomstig hetgeen tijdens de zitting hierover door de rechter is gezegd. In het proces-verbaal staat niets over de toezegging van de rechter om zijn best te doen het proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan verzoekers te laten toezenden.

2.2.

De rechter heeft verweer gevoerd.

3 De beoordeling

3.1.

Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit artikel 8:16 Awb en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.

3.2.

Uit de ter zitting gegeven toelichting van verzoekers en uit het door de rechter opgestelde verweerschrift begrijpt de wrakingskamer dat er geen toezegging is gedaan door de rechter dat hij het proces-verbaal binnen drie werkdagen of in de week na de zitting aan verzoekers zou toezenden. Verzoekers stellen in hun pleitnota dat de rechter op hun verzoek heeft toegezegd om het proces-verbaal zo spoedig mogelijk te laten toesturen. De rechter maakt in zijn verweerschrift ook melding van zijn bedoeling om het proces-verbaal zo spoedig mogelijk toe te zenden. In het verweerschrift valt niet te lezen dat de rechter in het proces-verbaal heeft laten opnemen dat het proces-verbaal (pas) tegelijk met de uitspraken zal worden toegezonden. De rechter heeft wat dat betreft een inspanningsverplichting op zich genomen en op het tijdstip van de wraking was er geen reden om te oordelen dat, hoewel het door verzoekers gewenste resultaat niet is bereikt (te weten toezending van het proces-verbaal binnen drie werkdagen of in de week na de zitting) de rechter zich niet heeft ingespannen te komen tot spoedige toezending van het op die zitting betrekking hebbende proces-verbaal.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan reeds hierom niet worden geoordeeld dat er sprake is van (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid van de rechter.

3.3.

De wrakingsverzoeken zullen gelet op het vorenstaande worden afgewezen.

4 De beslissing