Home

Rechtbank Gelderland, 17-12-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:7758, AWB - 15 _ 661

Rechtbank Gelderland, 17-12-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:7758, AWB - 15 _ 661

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
17 december 2015
Datum publicatie
17 december 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:7758
Zaaknummer
AWB - 15 _ 661

Inhoudsindicatie

Gelet op de overeenstemming tussen partijen is de procedure in de hoofdzaak beëindigd. Blijft over de vraag of het juiste griffierecht is geheven. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 15/661, 15/651, 15/652, 15/653, 15/654, 15/655, 15/656, 15/657, 15/658, 15/659, 15/660, 15/662, 15/663, 15/664, 15/665, 15/666, 15/667, 15/668, 15/669, 15/670

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Bij uitspraak van 23 juli 2015 heeft de rechtbank de beroepen van opposante (met bovengenoemde zaaknummers) met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brief van 10 augustus 2015, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.

Opposante is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 3 november 2015. Namens opposante is ter zitting verschenen de gemachtigde [gemachtigde] .

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Feiten en gronden van het verzet

1. Het beroepschrift van opposante, gedagtekend op 2 februari 2015, is op dezelfde dag ontvangen ter griffie van de rechtbank.

2. Bij brief van 12 februari 2015 heeft de griffier van de rechtbank opposante erop gewezen dat het beroepschrift naar de eisen van de wet niet volledig is, omdat het niet de gronden van het beroep bevat. Opposante is daarbij in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen uiterlijk binnen vier weken na 12 februari 2015. De griffier heeft er in diezelfde brief op gewezen dat een verzoek om uitstel van deze termijn schriftelijk moet zijn ingediend en uiterlijk zeven dagen voor afloop van de gestelde termijn. In de brief is tevens vermeld dat bij het niet voldoen aan deze verplichting, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

3. Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank van 23 juli 2015 zijn de beroepen van opposante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van de beroepen.

4. De gronden waarop opposante het verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift. Ter zitting heeft de gemachtigde van opposante daaraan toegevoegd dat de WOZ-waarden niet meer in geschil waren en dat de beroepen zich uitsluitend richtten tegen het niet inwilligen van het verzoek om éénmaal griffierecht in rekening te brengen in plaats van vijfmaal, omdat volgens haar sprake is van samenhangende besluiten in de zin van artikel 8:41, derde lid, van de Awb.

Beoordeling van het verzet

5. In deze verzetprocedure dient de allereerst de vraag te worden beantwoord of de rechtbank zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk waren, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.

6. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van het beroep. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij de wet gesteld vereiste de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad dit verzuim binnen een redelijke termijn te herstellen.

7. In hetgeen door opposante is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 23 juli 2015. Opposante heeft geen nadere gronden ingediend, omdat het geschil tussen partijen inmiddels beëindigd was. Dat betekent dat de rechtbank niet langer tot een inhoudelijke uitspraak kon komen, zodat de beroepen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.

8. Blijft over de vraag of het juiste griffierecht is geheven. Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 23 juli 2015 heeft overwogen kan niet worden vastgesteld dat sprake is van 20 samenhangende zaken. Weliswaar is aan opposante één aanslag gemeentelijke belastingen voor 2014 opgelegd waarop verweerder uitspraken op bezwaar heeft gedaan die in één geschrift zijn vervat, maar dit gegeven alleen brengt nog niet met zich dat opposante éénmaal griffierecht is verschuldigd. Voor het aannemen van samenhang is meer nodig. In dit geval heeft de aanslag betrekking op verschillende onroerende zaken, waarvan op basis van de aangeleverde informatie bij het beroepschrift nog niet kon worden vastgesteld of sprake was van één geschilpunt en dus van samenhangende zaken. Daarom is terecht aangesloten bij de onderverdeling die verweerder in de uitspraak op bezwaar heeft gemaakt. Daar komt bij dat opposante haar stelling, dat er sprake is van samenhangende besluiten en dat dus slechts éénmaal griffierecht in rekening gebracht had moeten worden, ook in verzet niet nader heeft onderbouwd. De rechtbank heeft dan ook terecht vijfmaal griffierecht in rekening gebracht.

9. Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.

10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Vaatstra, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. G. Schokker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 17 december 2015

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het beroep in cassatie.