Rechtbank Gelderland, 08-03-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1210, AWB - 15 _ 4565
Rechtbank Gelderland, 08-03-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1210, AWB - 15 _ 4565
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 8 maart 2016
- Datum publicatie
- 18 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:1210
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 4565
Inhoudsindicatie
Artikel 6.1 en 6.17 Wet IB 2001. Persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten. Eiseres heeft lipoedeem en staat onder behandeling van een dermatoloog. Kosten van liposuctie in dit geval aftrekbaar als uitgaven wegens ziekte gedaan voor genees- en heelkundige hulp. Medische noodzaak aannemelijk.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/4565
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 8 maart 2016
in de zaak tussen
[X] , te [Z] , eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.26.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.890. Tevens is bij beschikking € 483 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2015 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 juli 2015, ontvangen door de rechtbank op 29 juli 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2016.
Eiseres is verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] , tot bijstand vergezeld van [B] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft lipoedeem, een aandoening die zorgt voor een bovenmatige toename van vetweefsel op de benen, billen en/of armen.
2. Na verwijzing door haar huisarts heeft zij in het jaar 2012 meerdere behandelingen ondergaan, te weten [C] , in [D] te [Q] . Zij stond daar onder behandeling van [E] , dermatoloog.
3. Ter zake van die behandelingen heeft [D] in dat jaar € 18.500 bij eiseres in rekening gebracht. Eiseres heeft dit bedrag voldaan. De zorgverzekeraar van eiseres heeft de behandelingen niet vergoed.
4. In haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft eiseres het door haar voor de behandelingen betaalde bedrag van € 18.500 als uitgaven voor genees- en heelkundige hulp verantwoord, wat resulteerde in een persoonsgebonden aftrekpost wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 17.910.
5. Bij het opleggen van de aanslag heeft verweerder de persoonsgebonden aftrekpost wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten gecorrigeerd. De door eiseres gedane uitgaven voor de behandeling van lipoedeem zijn niet in aftrek toegelaten. Het tegen die aanslag gerichte bezwaar is afgewezen.
Geschil
6. In geschil is of eiseres recht heeft op de door haar gevraagde aftrek voor specifieke zorgkosten.
7 Eiseres beantwoordt die vraag bevestigend, verweerder ontkennend.
8. Eiseres concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag.
9 Verweerder concludeert tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Beoordeling van het geschil
Ambtshalve: de ontvankelijkheid van het bezwaar
10. Eiseres heeft bij brief van 19 januari 2015, ontvangen door verweerder op 20 januari 2015, bezwaar gemaakt. Dit in reactie op een brief van verweerder van 7 januari 2015 waarin het voornemen tot afwijken van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 is kenbaar gemaakt. De 11 maart 2015 gedagtekende aanslag was toen nog niet opgelegd. Het bezwaarschrift is derhalve voor het begin van de bezwaartermijn ingediend.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om het bezwaar op die grond niet-ontvankelijk te verklaren. Voorafgaand aan de indiening van het bezwaarschrift maar ook daarna hebben partijen veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd en gesproken over de persoonsgebonden aftrekpost wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten. Verweerder heeft zich hierin onverkort op het standpunt gesteld dat de door eiseres gedane uitgaven niet aftrekbaar zijn.
12. Zo eiseres hieruit al niet redelijkerwijs mocht begrijpen dat de aanslag conform dat standpunt zou worden opgelegd en het besluit daartoe in wezen vaststond, is de rechtbank van oordeel dat zij tijdig in bezwaar is gekomen aangezien tot de stukken van het geding een mail behoort aan verweerder van 14 april 2015 waarin eiseres de gronden van bezwaar herhaalt en refereert aan de inmiddels opgelegde aanslag. Deze mail is ontvangen binnen de bezwaartermijn van zes weken. Aangezien de bezwaren door eiseres reeds op schrift waren gesteld in de brief van 19 januari 2015 en hieraan overigens geen gebreken kleefden, heeft verweerder eiseres terecht in haar bezwaar ontvangen.
Persoonsgebonden aftrekpost wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten
13. Tot de persoonsgebonden aftrekposten behoren de uitgaven voor specifieke zorgkosten. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 (tekst 2012) zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen. Op grond van het negende lid van dat artikel wordt onder genees- en heelkundige hulp (onder meer) verstaan een behandeling door een arts.
14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van uitgaven die wegens ziekte zijn gedaan, aangezien lipoedeem niet voorkomt op de door de World Health Organisation (WHO) beheerde lijst met vastgestelde ziekten, de International Classification of Diseases (hierna: ICD). Hieruit maakt hij op dat naar de heersende medische opvattingen lipoedeem geen ziekte is. Bovendien stelt hij dat uit een brief van de zorgverzekeraar van eiseres volgt dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat [C] de aangewezen behandeling is bij lipoedeem. De behandeling die eiseres heeft ondergaan is daarmee niet medisch noodzakelijk, aldus nog steeds verweerder.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de Wet IB 2001 volgt niet wat in het kader van de regeling betreffende de uitgaven voor specifieke zorgkosten onder ziekte moet worden verstaan. Het begrip is als zodanig niet gedefinieerd. De voorwaarde dat een ziekte op de ICD voorkomt, wordt in de wettelijke regeling evenmin gesteld. Het ontbreken van lipoedeem op die lijst is derhalve niet van doorslaggevende betekenis. Het andersluidende standpunt van verweerder moet worden verworpen.
16. In de door de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) geautoriseerde en mede door de Lipoedeem patiënten vereniging (LIPV) ondersteunde Richtlijn Lipoedeem (hierna: de richtlijn), wordt lipoedeem omschreven als een chronische, niet curabele, veelal progressieve aandoening met soms aanzienlijke morbiditeit. Volgens de richtlijn krijgen patiënten in eerste instantie een disproportionele vettoename aan de benen, billen en/of armen. Benen kunnen gevoelig zijn en vertonen gemakkelijk blauwe plekken na relatief kleine traumata. Dit kan verergeren tot hevige pijn en verminderde mobiliteit, uiteindelijk leidend tot een beperking in activiteiten en verminderd participeren in de maatschappij. Volgens de richtlijn kan lipoedeem naast fysieke klachten ook leiden tot psychosociale klachten en moet behandeling gericht zijn op een aantal pijlers, waaronder vermindering van de pijnklachten en reductie van het lipoedeem door middel van liposuctie met tumescente lokale anesthesie (TLA).
17. Gelet op hoe lipoedeem in deze door de beroepsvereniging van dermatologen opgestelde en overigens wetenschappelijk onderbouwde richtlijn wordt omschreven alsmede de daarin genoemde symptomen en behandelwijze, is de rechtbank van oordeel dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de uitgaven wegens ziekte zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001.
18. Tussen partijen is immers niet in geschil dat zowel de huisarts als de dermatoloog bij eiseres de diagnose lipoedeem hebben gesteld, door de dermatoloog nader aangeduid als chronisch progressief congenitaal lipoedeem. Verweerder heeft niet weersproken dat deze vorm van lipoedeem zich bij eiseres uitte in fysieke klachten, waaronder verminderde spierkracht, gewrichtsklachten, vermoeidheid, alsmede pijn en blauwe plekken bij aanraking van de benen, maar ook in psychosociale klachten zoals gevoelens van schaamte. Deze klachten passen bij de in de richtlijn genoemde symptomen. De dermatoloog die haar behandelde heeft tevens vastgesteld dat progressie leidt tot toenemende klachten, secundaire ziekteverschijnselen en verminderde mobiliteit. Behandeling middels [C] zorgt volgens hem voor toename van de mobiliteit en vermindering van de pijnklachten en is daarom aangewezen. Ook dat is in overeenstemming met de in de richtlijn beschreven behandelwijze van lipoedeem. Eiseres heeft verklaard dat na de door haar ondergane behandelingen die effecten ook merkbaar zijn. De medische noodzaak van de behandeling is daarmee voldoende komen vast te staan. Dat de zorgverzekeraar van eiseres hier anders over denkt, doet hieraan niet af.
19. Anders dan verweerder betoogt, volgt uit het voorgaande dat de behandeling middels [C] niet preventief, dat wil zeggen ter voorkoming van ziekte, van aard is. De behandeling is er immers op gericht de ondervonden klachten ten gevolge van lipoedeem te verminderen en progressie van de ziekte te voorkomen.
20. Slotsom is dat eiseres recht heeft op een persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten. Tussen partijen is niet in geschil dat die aftrek, na toepassing van de drempel, € 17.910 bedraagt. Het bij de aanslag vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning moet met dat bedrag worden verminderd tot € 16.980.
21. Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
22. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en moet de uitspraak op bezwaar worden vernietigd.
23. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Verweerder zal worden veroordeeld tot het vergoeden van de door eiseres gemaakte reis- en verblijfkosten tot een bedrag van € 30,88. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.980;
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 30,88;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. V.F.R. Woeltjes, rechter, in tegenwoordigheid van M.I.M. Geraerts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 8 maart 2016 |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |