Rechtbank Gelderland, 27-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5215, AWB - 15 _ 1178
Rechtbank Gelderland, 27-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5215, AWB - 15 _ 1178
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 september 2016
- Datum publicatie
- 18 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:5215
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 1178
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslag IB/PVV. Bevoordeling van dga. Winstuitdeling door vennootschap aan haar dga.
Aankoop onroerend goed door dga, (door)verkoop en overdracht gedeelte van onroerend goed aan vennootschap. Vervolgens verkoopt vennootschap onroerend goed met minder bijbehorende grond aan een derde. Vennootschap heeft van de resterende grond niet een verkoopopbrengst verantwoord. Dga verkoopt resterende grond. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de verkoopopbrengst van de resterende grond aan de vennootschap toebehoort en aan haar vermogen is onttrokken en door de dga moet zijn genoten. Vennootschap en dga bewust van bevoordeling. Verweerder heeft de hoogte van de verkoopopbrengst en de winstuitdeling aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/1178
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.77) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.635 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 58.479. Tevens is bij beschikking € 2.863 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2015 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 26 februari 2015, ontvangen door de rechtbank op 27 februari 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2016.
Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [B] en [C] .
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is directeur en enig aandeelhouder van [D] B.V. (hierna: de vennootschap). [E] , broer van eiser, is directeur en enig aandeelhouder van [F] B.V.
2. Bij notariële akte van [2000 1] worden aan [E] in eigendom overgedragen onder meer de onroerende zaken staande en gelegen aan de [A-straat 1] en [A-straat 2] te [Z] (hierna: de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] ) met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.415 m².
3. Op dezelfde dag ( [2000 1] ) verkoopt en levert [E] aan eiser de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.415 m². Op [2001 2] wordt deze akte van levering gerectificeerd en wordt tevens een gedeelte van het perceel kadastraal bekend onder gemeente Waardenburg [G] nummer [001] (oud) en nieuw nummer [002] , ter grootte van 15 m² geleverd.
4. Bij notariële akte van [2000 2] wordt door eiser aan de vennootschap in eigendom overgedragen het pand [A-straat 1] met 600 m² grond voor ƒ 250.000. Het pand is bestemd voor projectontwikkeling. In de akte van levering is vermeld:
“ het registergoed, plaatselijk bekend [A-straat 1] te [Z] , uitmakende een aaneensluitend ter plaatse kennelijk aangeduid gedeelte met een geschatte grootte van ongeveer zes are (6 a) van de percelen kadastraal bekend gemeente Waardenburg , [G] nummers [003] , [004] en [005] .
(…)
Ten aanzien van de afgrenzing van het verkochte en het niet verkochte deel van het registergoed wordt nog vermeld dat niet tot het verkochte behoren de panden [A-straat 2] te [Q] met bijbehorende grond.”
Op [2001 1] wordt de akte van levering van [2000 2] gerectificeerd vanwege de levering van voormeld perceel kadastraal bekend gemeente Waardenburg [G] nummer [001] (oud) en nieuw nummer [002] , ter grootte van 15 m².
De vennootschap heeft het pand [A-straat 1] voor de aankoopprijs op haar balans geactiveerd.
5. Bij notariële akte van [2007 1] verkoopt de vennootschap aan [H] het pand [A-straat 1] met bijbehorende grond, groot 109 m², voor € 420.000 en verkoopt eiser aan [H] twee percelen grond bestaande uit parkeerruimte en tuin, groot (volgens latere uitmeting) 257 m² voor € 60.000. Volgens de notariële akte is het pand [A-straat 1] met bijbehorende grond, zijnde 109 m², eerder in eigendom verkregen door de vennootschap en zijn de twee percelen grond ter grootte van 257 m² eerder in eigendom verkregen door eiser. De verkoopopbrengst is in zijn geheel verantwoord bij de vennootschap.
6. Bij notariële akte van [2007 2] verkoopt eiser aan [I] een perceel grond ter grootte van 46 m² voor € 10.440. Volgens de notariële akte van levering is dit perceel grond eerder in eigendom verkregen door eiser.
7. Bij notariële akte van [2007 3] verkoopt eiser aan [J] het pand [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van in totaal 993 m² voor € 520.000. Volgens de notariële akte van levering is deze onroerende zaak eerder in eigendom verkregen door eiser.
8. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de aangifte Vpb 2007 van de vennootschap. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 5 februari 2014. In dit rapport is onder meer geconcludeerd dat eiser 234 m² grond, die in eigendom was van de vennootschap, heeft verkocht en dat de vennootschap hierdoor minder opbrengst heeft genoten dan waar zij recht op had, hetgeen als uitdeling dient te worden aangemerkt. Verweerder heeft deze niet genoten opbrengst berekend op € 53.852 (234 x € 230,14).
9. Met dagtekening 14 februari 2014 heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV aan eiser opgelegd, waarbij het bedrag van € 53.852 als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing is betrokken. Tevens is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 2.863 vastgesteld.
Geschil
10. In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV en de beschikking heffingsrente terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil of sprake is van een winstuitdeling door de vennootschap aan eiser tot een bedrag van € 53.852.
Beoordeling van het geschil
11. Van een winstuitdeling is sprake als een vermogensverschuiving van de vennootschap naar de (middellijk) aandeelhouder plaatsvindt als gevolg waarvan aan het vermogen van de vennootschap enig geldbedrag of andere waarde, gedekt door de daarin aanwezige winst, ten gunste van de aandeelhouder wordt onttrokken. Voor het aanwezig zijn van een uitdeling is noodzakelijk dat de vennootschap haar (middellijk) aandeelhouder als zodanig heeft willen bevoordelen en ook dat de aandeelhouder zich daarvan bewust is geweest of redelijkerwijs bewust had moeten zijn. Een dergelijke winstuitdeling behoort bij de aandeelhouder tot de reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 4.12, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, op wie de bewijslast rust, aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een winstuitdeling en overweegt daartoe als volgt. Uit de hierboven onder 3. en 4. genoemde notariële akten blijkt dat op [2000 1] aan eiser in eigendom zijn overgedragen de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.430 m² en dat eiser op [2000 2] aan de vennootschap in eigendom heeft overgedragen het pand [A-straat 1] met 600 m² grond. De vennootschap heeft het pand [A-straat 1] met 600 m² grond voor de aankoopwaarde op haar balans geactiveerd.
13. Blijkens de onder 5. genoemde akte heeft de vennootschap het pand [A-straat 1] met grond verkocht en de verkoopopbrengst van dit pand met in totaal 366 m² grond verantwoord. De vennootschap heeft van de resterende grond die zij in eigendom had, te weten 234 m² grond (600 m² – 366 m²), niet een verkoopopbrengst verantwoord. Uit de onder 6. en 7. genoemde akten blijkt dat eiser ter plaatse grond ter grootte van in totaal
1.039 m² heeft verkocht, terwijl hij na de verkoop van het pand [A-straat 1] met 600 m² grond aan de vennootschap nog maar 830 m² grond in eigendom had. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat eiser meer grond heeft verkocht dan hij in eigendom had. In de onder 6. en 7. genoemde verkopen van grond door eiser moet dan ook grond van de vennootschap zijn begrepen.
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de verkoopopbrengst van 234 m² grond aan de vennootschap toebehoort en aan haar vermogen is onttrokken en door eiser in 2007, ten tijde van de onder 6. en 7. genoemde verkopen, moet zijn genoten. In aanmerking nemende dat voor de vennootschap en eiser duidelijk moet zijn geweest dat eiser grond heeft verkocht die de vennootschap in eigendom had, zijn zij zich ook bewust geweest van de bevoordeling van eiser. Met de door eiser genoten opbrengst van de verkoop van 234 m² grond is dan ook sprake van een winstuitdeling.
15. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook de hoogte van de verkoopopbrengst en de winstuitdeling aannemelijk gemaakt. Voor de berekening hiervan heeft verweerder aansluiting gezocht bij de onder 6. en 7. genoemde verkopen in 2007, waaruit een waarde van de grond van € 226,96 - € 233,46 per m² naar voren komt. Verweerder heeft vervolgens een waarde van € 230,14 per m² gehanteerd, welke waarde tevens overeenkomt met de waarde die de taxateur van verweerder aan de niet door de vennootschap geleverde grond heeft toegekend. De stelling van eiser dat de voor de grond gehanteerde waarde per m² te hoog is en dat moet worden uitgegaan van een waarde van € 50 per m², deelt de rechtbank niet. Eiser heeft zijn stelling niet met stukken onderbouwd. Daarmee komt de door eiser genoten verkoopopbrengst op € 53.852 (234 m² x € 230,14).
16. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
17. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzitter, mr. I. Linssen en mr. V.F.R. Woeltjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 september 2016 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |