Home

Rechtbank Gelderland, 03-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5838, AWB - 16 _ 1484

Rechtbank Gelderland, 03-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5838, AWB - 16 _ 1484

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
3 november 2016
Datum publicatie
3 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:5838
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1484

Inhoudsindicatie

Zorgverlening door moeder aan zoon geschiedt niet in het economische verkeer, en van een bron van inkomen is mitsdien geen sprake, voor zover de verleende zorg niet uit het aan de zoon toegekende PGB is of kon worden gefinancierd. Het (blijven) verrichten van zorg aan de zoon zonder dat hier een betaling vanuit het aan hem toegekende PGB (of anderszins) tegenover staat, is louter en alleen terug te voeren op de tussen beiden bestaande familieband. Niet gebleken dat eiseres aan de zorgovereenkomst een geldend te maken vorderingsrecht kan ontlenen op de zoon voor verleende, maar niet uit het PGB betaalde zorg.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 16/1484 en 16/1486

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.860. Tevens is bij beschikking € 40 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 voorts een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 4.860. Tevens is bij beschikking € 6 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar beide aanslagen en de beschikkingen belastingrente verminderd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 1 maart 2016, ontvangen door de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016. Eiseres is verschenen met haar echtgenoot en haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [A] .

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is gehuwd met [Y] . Samen hebben zij een zoon, [B] , geboren op [1983] (hierna: de zoon). De zoon heeft een stoornis in het autistisch spectrum. Eiseres is de mentor van haar zoon en samen met haar echtgenoot voert zij het bewind over zijn financiën. De zoon heeft recht op een persoonsgebonden budget (hierna: pgb).

2. Tot de gedingstukken behoren declaratieformulieren ter verantwoording van de zorg die eiseres in de loop van 2013 aan de zoon heeft verleend. Hieruit komt het volgende beeld naar voren:

Maand

Totaal gedeclareerd

Januari

€ 590

Februari

€ 740

Maart

€ 740

April

€ 1.160

Mei

€ 80

Juni

€ 200

Juli

€ 320

Augustus

€ 380

September

€ 400

Oktober

€ 440

November

€ 680

December

€ 440

Totaal

€ 6.170

3. Volgens een drietal verantwoordingsbeschikkingen pgb van het Zorgkantoor is ten aanzien van de zoon over 2013 een totaalbedrag van € 19.225,42 aan verleende zorg verantwoord. Hiervan is € 18.886,92 door het Zorgkantoor goedgekeurd. Deze bedragen kunnen als volgt worden uitgesplitst:

Naam zorgverlener

Bedrag verantwoord

Bedrag goedgekeurd

Periode

[X]

€ 3.510

€ 3.230

1 januari 2013 - 30 juni 2013

[X]

€ 2.620

€ 2.620

20 augustus 2013 - 31 december 2013

[C]

€ 5.089,54

€ 5.089,54

1 januari 2013 - 30 juni 2013

[C]

€ 1.817

€ 1.817

1 juli 2013 - 19 augustus 2013

[C]

€ 5.176,38

€ 5.176,38

20 augustus 2013 - december 2013

[D] trainingen

€ 877,50

€ 819

1 januari 2013 - 30 juni 2013

[D] trainingen

€ 135

€ 135

1 juli 2013 - 19 augustus 2013

Totaal

€ 19.225,42

€ 18.886,92

Van de vermelde bedragen heeft derhalve € 6.130 (bedrag verantwoord) respectievelijk € 5.850 (bedrag goedgekeurd) betrekking op door eiseres in 2013 verleende zorg.

4. Bij beschikking subsidievaststelling pgb van 17 juni 2014 heeft het Zorgkantoor aan de zoon voor het jaar 2013 een pgb toegekend van € 14.493,46. Dit bedrag heeft het Zorgkantoor in de loop van 2013 bij wijze van bevoorschotting aan de zoon uitbetaald om de zorgverleners mee te kunnen betalen.

5. Uit afschriften van een rekening ten name van de zoon volgt dat in 2013 in totaal € 3.230 is betaald aan eiseres ter zake van de door haar in de maanden januari tot en met april aan de zoon verleende zorg.

6. In de aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft eiseres een bedrag van € 2.610 aan van de zoon ontvangen pgb verantwoord als bruto resultaat uit overige werkzaamheden. Hierop heeft zij een bedrag van € 190 (€ 165 aan reiskosten en € 25 aan telefoonkosten) in mindering gebracht, zodat het netto resultaat uitkomt op € 2.420.

7. Bij het opleggen van de onderhavige aanslagen is verweerder van de aangifte afgeweken. Hij is uitgegaan van een resultaat uit overige werkzaamheden van € 4.860, dat als volgt is becijferd:

(bedragen in €)

Opbrengsten (verantwoord bedrag aan pgb)

6.130

af: terugbetaling pgb over 2012

- 1.080

af: kosten (reis- en telefoonkosten)

- 190

Netto resultaat uit overige werkzaamheden

4.860

Voor het verantwoorde bedrag aan pgb heeft verweerder zich gebaseerd op van het Zorgkantoor gerenseigneerde gegevens. Het in dit kader door verweerder geraadpleegde Renseignementen Informatie Systeem vermeldt een totaalbedrag van € 6.130 onder de noemer ‘Totaal uitbetaald’. Dit bedrag stemt overeen met het ten aanzien van eiseres verantwoorde bedrag (zie overweging 3).

8. Bij uitspraak op bezwaar is gedeeltelijk aan het bezwaar van eiseres tegemoet gekomen door in totaal € 229 aan kosten in aanmerking te nemen. Dientengevolge is het resultaat uit overige werkzaamheden verlaagd tot € 4.821.

Geschil

9. In geschil is het bedrag dat ter zake van de door eiseres aan de zoon verleende zorg als opbrengst tot het resultaat uit overige werkzaamheden moet worden gerekend.

10. Tussen partijen is niet in geschil dat op dit bedrag in mindering komt een bedrag van € 1.309 (€ 1.080 + € 229) aan kosten en dergelijke.

Beoordeling van het geschil

11. Uit de voor het jaar 2013 geldende Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling) volgt dat een pgb uitsluitend bestemd is voor – binnen de grenzen en voorwaarden van de Regeling – het inkopen van kwalitatief verantwoorde zorg door gecontracteerde zorgverleners. Het Zorgkantoor betaalt daartoe een voorschot uit op (in beginsel) de bankrekening van de verzekerde.

12. Het door een verzekerde inkopen van zorg door gecontracteerde hulpverleners die wordt gefinancierd vanuit een aan die verzekerde toegekend pgb, geschiedt in het economische verkeer. Dit geldt ongeacht of de gecontracteerde hulpverlener al dan niet tevens in familie- of gezinsverband staat tot de verzekerde. De werkzaamheden waarvoor een vergoeding wordt betaald uit het pgb vormen voor de zorgverlener daarmee een bron van inkomen (vgl. Hoge Raad 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AY3626).

13. Vast staat dat het aan de zoon als verzekerde toegekende pgb ten bedrage van € 14.493,46 deels is aangewend om zorgverlening door eiseres in te kopen en dat eiseres voor die werkzaamheden tot een bedrag van € 3.230 is betaald vanuit dat pgb. Derhalve is bij eiseres terecht een bron van inkomen in aanmerking genomen, in dit geval de bron resultaat uit overige werkzaamheden. Dat wordt door eiseres ook niet bestreden.

14. Het onderhavige geval kenmerkt zich erdoor dat ter zake van de zorg die door eiseres is verleend een hoger bedrag bij het Zorgkantoor is verantwoord (€ 6.130) dan het bedrag dat uit het aan de zoon toegekende pgb aan eiseres is betaald (€ 3.230). Volgens eiseres is dit het gevolg van het advies van het Zorgkantoor om alle verleende zorg te verantwoorden, ook de zorg die niet vanuit het aan de zoon toegekende pgb kon worden gefinancierd omdat dit niet toereikend was. Niet in geschil is dat het verschil tussen beide bedragen (€ 2.900) niet aan eiseres is betaald, ook niet uit de (overige) eigen middelen van de zoon.

15. Bij het opleggen van de aanslagen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het (hogere) verantwoorde bedrag als opbrengst tot het resultaat uit overige werkzaamheden moet worden gerekend, mede afgaande op de via renseignering verkregen informatie, en niet het (lagere) bedrag dat uit het toegekende pgb van de zoon aan eiseres is betaald voor de door eiseres verleende zorg. Eiseres stelt zich hiertegenover primair op het standpunt dat slechts het laatst bedoelde bedrag tot het resultaat uit overige werkzaamheden behoort.

16. Naar het oordeel van de rechtbank is de zorgverlening door eiseres niet in het economische verkeer geschied, en is mitsdien geen sprake van een bron van inkomen, voor zover de verleende zorg niet uit het aan de zoon toegekende pgb is of kon worden gefinancierd. Het (blijven) verlenen van zorg aan de zoon zonder dat hier een betaling vanuit het aan hem toegekende pgb (of anderszins) tegenover staat, is louter en alleen terug te voeren op de tussen beiden bestaande familieband. Van het ‘inkopen van zorg’ door de zoon is in zoverre geen sprake.

17. Dat eiseres met de zoon een zorgovereenkomst is aangegaan, maakt dit niet anders. Het sluiten van een dergelijke overeenkomst is een van de voorwaarden voor toekenning van het pgb (artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Regeling). Aannemelijk is dat eiseres en de zoon die overeenkomst slechts met het oog hierop hebben gesloten. Niet gebleken is dat - zoals verweerder betoogt - eiseres hieraan een geldend te maken vorderingsrecht kan ontlenen op de zoon voor door haar verleende, maar niet uit het pgb van de zoon betaalde zorg.

18. Dit betekent dat verweerder bij het opleggen van de aanslagen het verschil tussen het verantwoorde bedrag en het uitbetaalde bedrag ten onrechte tot het resultaat uit overige werkzaamheden heeft gerekend. Het ter zake van de aan de zoon verleende zorg in aanmerking te nemen resultaat uit overige werkzaamheden dient als volgt te worden bepaald:

(bedragen in €)

Opbrengsten (verleende zorg betaald uit pgb van de zoon)

3.230

af: kosten en dergelijke

- 1.309

Resultaat uit overige werkzaamheden

1.921

De aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw dienen dienovereenkomstig te worden verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning respectievelijk bijdrage-inkomen van eveneens € 1.921.

19. Gelet op het voorgaande behoeft het subsidiaire standpunt van eiseres dat goedkoopmansgebruik (in het bijzonder het voorzichtigheids- en realiteitsbeginsel) in de weg staat aan het in aanmerking nemen van een hoger bedrag dan het aan haar uitbetaalde bedrag, geen behandeling.

20. Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikkingen belastingrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslagen.

21. Slotsom is dat de beroepen gegrond dienen te worden verklaard.

22. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.238 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.921;

- vermindert de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw tot een berekend naar een bijdrage-inkomen van € 1.921;

- vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.238;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. V.F.R. Woeltjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. O.D. Heitling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 3 november 2016

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.