Home

Rechtbank Gelderland, 01-12-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6453, AWB - 12 _ 5477

Rechtbank Gelderland, 01-12-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6453, AWB - 12 _ 5477

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
1 december 2016
Datum publicatie
1 december 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:6453
Zaaknummer
AWB - 12 _ 5477

Inhoudsindicatie

Rioolheffing Nijmegen 2009. Verbindendheid Verordening. Voor zover eiser heeft aangesloten bij de gronden die zijn aangevoerd in de procedure ter zake van het Schommelfonds waarover de Hoge Raad eerder heeft beslist, verwijst de rechtbank naar de uitspraken die de rechtbank en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder heeft gedaan. Het toewerken naar een ideaalcomplex was ook in het onderhavige jaar al mogelijk. Op de Kaderrichtlijn Water komt eiser geen rechtstreeks beroep toe. Met betrekking tot de betwiste lasten ter zake komt de rechtbank tot het oordeel dat de gemeenteraad de kosten voor straatreiniging heeft kunnen ramen op de gestelde bedragen. Eiser heeft voorst niet aannemelijk gemaakt dat voorafgaand aan 2009 een overschot bestond dat ten onrechte niet in de begroting voor 2009 is meegenomen.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 12/5477

in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag rioolheffing (aanslagnummer [000] ) opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 september 2012 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 23 oktober 2012, ontvangen door de rechtbank op 30 oktober 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2016.

Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [A] en [B] .

Eiser heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Deze wordt geacht te zijn voorgedragen.

Ter zitting zijn gelijktijdig 114 beroepszaken behandeld waarin dezelfde gemachtigde optreedt.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is eigenaar van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] (hierna: het pand). Het pand is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2. De waarde in het economische verkeer van het pand bedraagt, per waardepeildatum 1 januari 2008, € 666.000.

3. De gemeente Nijmegen heft met ingang van 1 januari 2006 een rioolrecht, en vanaf 2009 een rioolheffing, van eigenaren van onroerende zaken die zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Van gebruikers-niet eigenaren wordt geen rioolheffing geheven.

4. Op 16 januari 2015 heeft de Hoge Raad arrest gewezen op het beroep in cassatie in een proefprocedure van een andere belastingplichtige over het jaar 2006 (zie ECLI:NL:HR:2015:67).

5. Uit het overzicht “Rioleringskosten obv de primitieve begroting 2009-2012, jaarsnede 2009” kan worden afgeleid dat voor 2009 de raming van zowel de baten als de lasten sluit op een bedrag van € 16.006.207. In het overzicht is onder meer een dotatie aan de voorziening in verband met vervangingsinvesteringen opgenomen van € 4.275.000 alsmede een dotatie aan de voorziening in verband met stelselverbetering van € 1.200.000. Naast de dotaties aan de voorzieningen zijn geen afschrijvingslasten van de vervangingsinvesteringen en de kosten van verbetering van het rioleringsstelsel in de basisberekening van de rioolheffing opgenomen.

Geschil

6. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag rioolheffing terecht aan eiser is opgelegd. Eiser stelt dat de Verordening Rioolheffing 2009 van de gemeente Nijmegen (hierna: de Verordening) onverbindend dient te worden verklaard in verband met een overschrijding van de opbrengstlimiet. Met name is daarbij thans nog in geschil of het arrest van de Hoge Raad van 16 januari 2015 dient te worden gevolgd en of de ramingen in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Gemeentewet. Voorts heeft eiser een aantal gronden aangevoerd tegen - kort gezegd - de heffingssystematiek.

Beoordeling van het geschil

7. In de Verordening is onder meer het volgende vastgesteld:

“(…)

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam Rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

(…)

Artikel 5 Maatstaf van heffing

Artikel 6 Belastingtarieven

Beslissing

Rechtsmiddel