Home

Rechtbank Gelderland, 11-02-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:665, AWB - 15 _ 3795

Rechtbank Gelderland, 11-02-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:665, AWB - 15 _ 3795

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
11 februari 2016
Datum publicatie
11 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:665
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3795

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslagen omzetbelasting met boetes in verband met een escortservice via internet. Eiser betwist gemotiveerd dat hij de exploitant van de escortservice was. De aan eiser opgelegde informatiebeschikking is onherroepelijk geworden doordat er geen bezwaar tegen is gemaakt. De wettelijke sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast (artikel 27e van de AWR) treedt desondanks niet in wegens de bijzondere omstandigheden van het geval. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet de exploitant en ondernemer was en dat hij niet de beschikking had over de gevraagde informatie. Zonder omkering van de bewijslast, rust de bewijslast op verweerder en verweerder slaagt daarin niet. Naheffingsaanslagen met boetes vernietigd.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 15/3795, AWB 15/3797

in de zaken tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [000] .F.01.3501) opgelegd van € 14.006, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 7.003. Tevens is bij beschikking € 698 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [000] .F.01.4501) opgelegd van € 1.527, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 763.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 april 2015 de naheffingsaanslagen, de beschikking belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen op 26 mei 2015 elektronisch beroep ingediend bij de rechtbank Overijssel. Het beroepschrift is door rechtbank Overijssel doorgezonden naar de rechtbank, alwaar het op 1 juli 2015 is ontvangen.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft, naar aanleiding van een verzoek van de rechtbank van 19 januari 2016, nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2016.

Eiser is verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser ontvangt een WAO-uitkering in verband met een herseninfarct in 2009.

2. Verweerder is in maart 2014 een boekenonderzoek bij eiser gestart. Het rapport van het boekenonderzoek dateert van 18 september 2014.

3. Het boekenonderzoek richtte zich op een escortservice die zich op internet presenteerde via de website www. [A] .com. Op de homepage van deze website werden de namen van vier dames vermeld. De hosting van de website werd verricht door “ [B] ”. De betalingen voor de hosting werden verricht door eiser.

4. Tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat de website op verzoek van eiser door [C] is gebouwd.

5. Op de website staan foto’s van escortdames waarop een auto te zien is waar eiser de beschikking over heeft.

6. De escortservice was ook actief op twitter. De laatste tweet is, blijkens het controlerapport, geplaatst op de avond voordat de controlerend ambtenaren eiser voor het eerst gesproken hebben.

7. Eiser heeft tijdens het boekenonderzoek een verklaring afgelegd waarin hij heeft gezegd dat hij niet de exploitant is van de escortservice. Dat is volgens hem een ander, een man van Turkse afkomst die in Duitsland woont. De naam van die ander geeft hij niet, omdat hij bang is voor de gevolgen. Volgens zijn verklaring heeft hij in opdracht van die ander wel twee keer foto’s gemaakt van de dames, welke foto’s op genoemde website werden geplaatst. Eiser ontving hiervoor telkens € 35. Op deze foto’s is ook een auto te zien, die bij eiser op de oprit stond toen de controlerend ambtenaren zijn adres bezochten. Eiser heeft verklaard dat dit de auto van zijn vriendin is. Ook heeft eiser verklaard dat hij in opdracht van die ander ongeveer 7 tot 10 keer een meisje naar een escortbestemming heeft gebracht en dat hij hiervoor telkens € 25 heeft ontvangen. Hij heeft verteld dat hij wel eens de mobiele telefoon heeft opgenomen toen hij in de auto op de meisjes wachtte (zij lieten de telefoon dan in de auto achter), maar hij heeft verklaard dat hij verder niet weet hoe de meisjes die telefoon kregen en dat hij er zelf niet de beschikking over heeft of heeft gehad.

8. Verweerder heeft bij brief van 27 juni 2014 een informatiebeschikking aan eiser gezonden. Daarin werd gevraagd om het kasboek van de onderneming, de NAW-gegevens van de vier escortdames, de historische gegevens van het door de dames gebruikte mobiele telefoonnummer en andere administratieve gegevens met betrekking tot de gerealiseerde omzet en kosten.

9. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze informatiebeschikking. Hij heeft wel in een brief van 17 augustus 2014 gereageerd op de toezending door verweerder van een aangifteformulier omzetbelasting voor startende ondernemers. Daarbij heeft hij geschreven dat hij niets weet van een door hem gestarte onderneming. Verder heeft hij verwezen naar hetgeen hij al eerder in het kader van de controle had verteld.

10. Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen op 27 november 2014 is verweerder ervan uitgegaan dat eiser de exploitant van de escortservice is. De hoogte van de in onderhavig tijdvak behaalde omzet is door verweerder geschat op € 92.000.

11. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde naheffingsaanslagen. In een brief van 27 februari 2015 heeft eiser zijn bezwaar nader toegelicht door zijn hele verhaal nogmaals te doen door dit, in 3,5 pagina’s, op papier te zetten.

Geschil

12. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser daadwerkelijk de exploitant van de escortservice was. Voorts is in geschil of de vergrijpboetes en de beschikking belastingrente terecht zijn opgelegd.

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

13. Ingevolge artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn.

14. Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt onder meer dat indien met betrekking tot een op te leggen (navorderings)aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 47 en 49 van die wet, de inspecteur dit kan vaststellen bij een voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking).

15. In artikel 27e, eerste lid, van de AWR is het volgende bepaald (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast):“Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.”

Beoordeling

16. Uit de hiervoor genoemde wetsartikelen volgt dat bij een onherroepelijk geworden informatiebeschikking de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast geldt. In dit geval is sprake van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking, doordat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de informatiebeschikking. Volgens het wettelijke systeem maakt het echter niet uit of de informatiebeschikking na toetsing door de rechter onherroepelijk is geworden of om een andere reden. Dit heeft tot gevolg dat toetsing van de juistheid van de informatiebeschikking niet meer mogelijk is in de procedure tegen de aanslag, ook niet als er nog niet eerder een toetsing door de rechter heeft plaatsgevonden. De rechtbank is echter van oordeel dat de omstandigheden van dit geval zodanig bijzonder zijn dat in dit geval desondanks niet de sanctie van omkering en bezwaring van de bewijslast dient in te treden.

17. Op zichzelf beschouwd is het terecht dat verweerder op basis van de gevonden gegevens, zoals weergegeven onder de feiten, vermoedens kreeg dat eiser de exploitant van de escortservice was. Eiser heeft die vermoedens echter in voldoende mate ontzenuwd met zijn verhaal over de gang van zaken. Eiser heeft steeds consistent verklaard over hoe het volgens hem zit, zowel tijdens het boekenonderzoek en later in de bezwaarfase met zijn uitvoerige brief van 27 februari 2015, als ter zitting. Eiser heeft aangegeven dat niet hij de exploitant van de escortservice is, doch een in Duitsland woonachtige persoon van Turkse afkomst, die aldaar inmiddels veroordeeld is tot een langdurige celstraf. Hij durft de naam van die persoon niet te noemen uit angst voor represailles van de familie van die persoon. Die familie is namelijk al eerder bedreigend op hem overgekomen. Ook heeft eiser ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de website niet zelf beheerde en dat hij ook niet met het Twitter-account te maken had. De omstandigheid dat het twitteren ophield na het eerste contact van eiser met de controlerend ambtenaren, verklaart eiser doordat hij de familie van de exploitant meteen heeft ingelicht over het bezoek van de belastingdienst. Eiser maakte ter zitting een oprechte indruk, zodat de rechtbank geloof hecht aan zijn verklaring. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat eisers betoog waar zou kunnen zijn, maar dat hij dat niet kan controleren.

18. Het geheel van feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, oordeelt de rechtbank dat in de onderhavige situatie de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast niet dient in te treden, omdat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet de exploitant van de escortservice was en daardoor niet de beschikking had over de informatie die hem in de informatiebeschikking is gevraagd. Ook weegt mee het feit dat eiser bij omkering van de bewijslast zou worden geconfronteerd met zware financiële gevolgen, namelijk naast de te betalen naheffingsaanslagen en boetes tevens het verlies van zijn WAO-uitkering.

19. Het voorgaande brengt mee dat op verweerder de bewijslast rust met betrekking tot de vraag of eiser de exploitant van de escortservice was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Ondanks de diverse verdacht makende aspecten, blijft er gezien het hiervoor overwogene namelijk te veel ruimte voor twijfel. Zoals verweerder terecht ook zelf zegt, zou eisers verhaal waar kunnen zijn. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de exploitant en ondernemer was, dienen de aan hem opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting te worden vernietigd.

20. Daarmee vervalt tevens de grondslag voor het opleggen van de boetebeschikkingen. De boetebeschikkingen dienen daarom tevens te worden vernietigd. Hetzelfde geldt voor de beschikking belastingrente.

21. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslagen;

- vernietigt de boetebeschikkingen;

- vernietigt de beschikking belastingrente;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 11 februari 2016

De griffier

rechter

is buiten staat om de uitspraak

te ondertekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.