Rechtbank Gelderland, 30-03-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1708, AWB - 14 _ 8784
Rechtbank Gelderland, 30-03-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1708, AWB - 14 _ 8784
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 30 maart 2017
- Datum publicatie
- 30 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:1708
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 8784
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 14/8784, 14/8785, 14/8786, 14/8788 en 14/8790
in de zaken tussen
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 11 juli 2009 aan eiseres voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .V77.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 17.884.
Verweerder heeft met dagtekening 18 december 2010 aan eiseres voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.86.0112) Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 7.260.
Verweerder heeft met dagtekening 8 januari 2011 aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.96.0112) Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 8.464.
Verweerder heeft met dagtekening 8 oktober 2011 aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.06.0112) Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 30.900.
Verweerder heeft met dagtekening 26 juli 2013 een teruggaafbeschikking omzetbelasting (beschikkingsnummer [000] .B.01.1501) over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met31 december 2011 gegeven. Het gaat om een teruggaaf van € 8.703.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2014 de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2007 tot en met 2010 niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2014 de teruggaafbeschikking omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 16 december 2014, ontvangen door de rechtbank op 17 december 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2017.
Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde, [A] en [B] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [C] en [D] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Met instemming van partijen zijn de beroepen met zaaknummers AWB 14/8791 tot en met 14/8796, 14/8798, 14/8799, 14/8801 tot en met 14/8803 en 14/8813 gelijktijdig met de onderhavige beroepen behandeld.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is op [2002] door [E] B.V. onder de naam [F] B.V. opgericht. [E] B.V. heeft tot 8 juni 2007 een 100%-aandelenbelang in eiseres gehad. Op 8 juni 2007 heeft [G] B.V. alle aandelen van eiseres gekocht. Per [2007] is de naam van eiseres gewijzigd in [X] B.V.
2. Op 11 januari 2011 is verweerder bij eiseres een boekenonderzoek gestart naar, in eerste instantie, de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb, omzetbelasting en loonbelasting over het jaar 2008. De onderzoeksbevindingen hebben ook gevolgen gehad voor de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb 2007, 2009 en 2010 en de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011. Op grond van het boekenonderzoek is de onder het procesverloop genoemde teruggaafbeschikking omzetbelasting vastgesteld. Tevens heeft het onderzoek geleid tot de navolgende verminderingsbeschikkingen, verliesvaststellingsbeschikkingen en verliesverrekeningsbeschikkingen.
3. Met dagtekening 20 juli 2013 heeft verweerder de navorderingsaanslag Vpb 2007 ambtshalve verminderd tot een belastbare winst van € 700. Het belastbaar bedrag is vanwege een nog niet verrekend verliessaldo uit 2002 van € 503 vastgesteld op € 197.
4. Met dagtekening 27 juli 2013 heeft verweerder de aanslag Vpb 2008 ambtshalve verminderd tot € 5.436 negatief. Tevens zijn ambtshalve een verliesvaststellings- en verliesverrekeningsbeschikking afgegeven. Een gedeelte van het verlies ter grootte van € 197 is aangewend voor terugwenteling naar 2007, zodat het belastbaar bedrag over 2007 op nihil uitkomt.
5. Met dagtekening 3 augustus 2013 heeft verweerder de aanslag Vpb 2009 ambtshalve verminderd tot € 1.672 negatief. Tevens is een verliesvaststellingsbeschikking afgegeven.
6. Met dagtekening 7 september 2013 heeft verweerder de aanslag Vpb 2010 ambtshalve verminderd tot € 22.869.
Geschil
7. In geschil is of de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2007 tot en met 2010 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
8. Daarnaast is in geschil of de teruggaafbeschikking omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 tot het juiste bedrag is vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
9. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2007 tot en met 2010 en tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting. In het beroepschrift heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de bezwaren en de beroepen ook zijn gericht tegen de verminderingsbeschikkingen Vpb.
Vennootschapsbelasting
10. De rechtbank stelt vast dat over de onderhavige jaren door verweerder meerdere al dan niet voor bezwaar en beroep vatbare besluiten zijn genomen. Allereerst heeft verweerder (navorderings)aanslagen Vpb over de jaren 2007 tot en met 2010 opgelegd. Voorts heeft verweerder verminderingsbeschikkingen afgegeven, waarin tevens verliesvaststellingsbeschikkingen zijn genomen. Daarnaast zijn er door verweerder verliesverrekeningsbeschikkingen genomen.
11. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
12. De dagtekening van de (navorderings)aanslagen Vpb 2007 tot en met 2010 is respectievelijk 11 juli 2009, 18 december 2010, 8 januari 2011 en 8 oktober 2011. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de aanslagen pas na die datum zijn verzonden. Het bezwaarschrift, gedateerd 26 augustus 2013, is op 28 augustus 2013 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9 van de Awb te laat ingediend.
13. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Eiseres heeft geen redenen aangevoerd waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Voor zover eiseres bezwaar heeft willen maken tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2007 tot en met 2010 is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijnen.
14. Voor zover de bezwaren zijn gericht tegen de verminderingsbeschikkingen Vpb 2007 tot en met 2010 zijn zij niet-ontvankelijk omdat het hierbij gaat om ambtshalve verminderingen waar geen bezwaar en beroep tegen openstaat.
15. Indien de bezwaren gericht zouden zijn geweest tegen de verliesvaststellingsbeschikkingen en verliesverrekeningsbeschikkingen dan kunnen zij eiseres niet baten. Weliswaar zijn de verliesvaststellingsbeschikkingen en verliesverrekeningsbeschikkingen, gelet op artikel 20b, 21, en 21a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voor bezwaar en beroep vatbare beschikkingen, maar de bezwaren van eiseres zijn niettemin niet-ontvankelijk nu voor haar het procesbelang ontbreekt. Immers, zij betoogt dat de verliezen lager dienen te worden vastgesteld. Daarmee zou zij in een ongunstiger positie komen, dan thans het geval is.
16. Gelet op het voorgaande zijn de bezwaren gericht tegen de (navorderings) aanslagen Vpb terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn dan ook ongegrond.
Omzetbelasting
17. Verweerder heeft het bezwaar tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting ontvankelijk verklaard. Naar de mening van verweerder gaat het hier om een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Vast staat dat eiseres niet om een teruggaaf heeft verzocht. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het besluit van verweerder dient te worden aangemerkt als een ambtshalve vermindering ex artikel 65 van de AWR. Tegen een dergelijk besluit staat geen bezwaar en beroep open (zie ook Hoge Raad 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9098). Gelet hierop dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd en dient eiseres niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar bezwaar. Het beroep tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting is dan ook gegrond. Aan een inhoudelijke behandeling komt de rechtbank echter niet toe.
Proceskostenvergoeding
18. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn vastgesteld met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij gaat de rechtbank uit van samenhang tussen de zaken van [G] B.V. die eveneens op de zitting van 6 januari 2017 zijn behandeld, omdat de werkzaamheden in die zaken nagenoeg identiek zijn, zodat de helft van de vastgestelde kosten zal worden toegewezen in de onderhavige uitspraak en de rest in de andere uitspraak. Het vastgestelde bedrag voor de onderhavige zaken komt derhalve uit op een bedrag van € 495 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1 gedeeld door twee). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting gegrond;
- vernietigt de desbetreffende uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 495;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 328 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Vaatstra, voorzitter, mr.drs. M.J.C. Pieterse en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 30 maart 2017 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |