Home

Rechtbank Gelderland, 06-04-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1913, AWB - 16 _ 4012, 16_14013

Rechtbank Gelderland, 06-04-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1913, AWB - 16 _ 4012, 16_14013

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
6 april 2017
Datum publicatie
12 april 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:1913
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4012, 16_14013

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Navorderingsaanslag ter zake van winstuitdeling. Aankoop grond door vennootschap, verkoop grond aan woningbouwstichting en terugkoop commerciële ruimten van door woningbouwstichting gerealiseerd appartementencomplex in privé. Bewustheid bevoordeling? Vergrijpboete. Waarde in box 3

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 16/4012 en 16/4013

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 6 april 2017

in de zaken tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almelo, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het jaar 2009 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.97) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.100 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 591.954, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 40.000. Tevens is bij beschikking € 22.991 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.26.01) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.711 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.983. Tevens is bij beschikking € 272 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 juni 2016 de navorderingsaanslag, de aanslag, de beschikkingen heffingsrente en belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij afzonderlijke brieven van 7 juli 2016, ontvangen door de rechtbank op 11 juli 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [B] , mr. [C] , mr. [D] en mr. [E] .

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft ter zitting een nader stuk overgelegd.

De onderhavige zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 16/4011, 16/4014 en 16/4015.

Overwegingen

Feiten

1. Op 10 april 2003 is [F] B.V. (hierna: [F] ) opgericht. Zij is onder meer actief als projectontwikkelaar. De aandelen in [F] werden gehouden door [G] B.V. (25 percent), [H] B.V. ( [H] ; 25 percent), [I] B.V. ( [I] ; 25 percent) en [J] B.V. ( [J] ; 25 percent).

2. Eind 2006 is [F] in contact gekomen met [K] (hierna: de woningstichting). De woningstichting is op grond van een prestatiecontract met de gemeente Hellendoorn verplicht een aantal nieuwe woningen te realiseren voor huurders in de lagere inkomenscategorie. Het is de woningstichting niet toegestaan commerciële ruimten te exploiteren.

3. Op 6 juni 2007 heeft [L] (hierna: [L] ) van [M] een taxatierapport naar [F] gestuurd als basis voor de onderhandelingen met de woningstichting over de verkoop van [N] en de bijbehorende terugkoop van de te ontwikkelen commerciële ruimten van [N] . [L] heeft de commerciële ruimten per 6 juni 2007 getaxeerd op € 1.000.000.

4. Op 15 juni 2007 hebben [O] BV, [P] BV en de woningstichting de ‘Overeenkomst locatie [N] - [Q] ’ gesloten. Tussen partijen is niet in geschil dat voor wat betreft de fiscale gevolgen van deze overeenkomst [F] moet worden geacht de contracterende partij te zijn. In deze overeenkomst staat onder meer vermeld:

“11 De woningstichting koopt de grond met de daarop aanwezige opstallen van [F] voor € 2.212.650,-- (…), kosten koper. De voor de overdracht vereiste levering vindt plaats ten overstaan van [a] zo spoedig mogelijk nadat het gewijzigde/nog te wijzigen bouwplan door de gemeente akkoord bevonden is en in procedure wordt gebracht.

(…)

16 [F] staat garant voor de koop en levering van de commerciële ruimtes op de begane grond alsmede voor de toiletvoorziening voor de marktkooplieden. De koopprijs van dit appartementsrecht van ca. 1.400 m² is bepaald op € 1.000.000,-- exclusief btw (prijspeil 2007) en wordt voldaan op het moment van oplevering. Bij eventuele vertraging van de start bouw wordt de koopprijs van het hiervoor genoemde appartementsrecht ad € 1.000.000,-- geïndexeerd volgens de BDB cijfers.”

5. Op 31 augustus 2007 heeft de gemeente Hellendoorn aan eiser een brief gestuurd over de vestiging van detailhandel in [N] , waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“De begane grond van de locatie zal door u worden geëxploiteerd en het is ons bekend dat u in onderhandeling bent om het zuidelijke deel van het project een invulling met detailhandel te geven. Zo u weet maakt het aansluitende deel van [A-straat 1] deel uit van het toekomstige winkelgebied, waardoor vestiging van winkelruimte op dit moment niet onze eerste voorkeur heeft, maar onder voorwaarden niet onmogelijk is.

(…)

Aangezien u momenteel in onderhandeling bent met een reeds in [Q] gevestigde winkelbedrijf [b] (…) hebben wij er in principe geen bezwaar tegen om voor dit winkelbedrijf vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan.

(…)

In het vrijstellingsbesluit zal dan worden opgenomen dat in het betreffende deel van het gebouw één extra detailhandel gevestigd kan worden met nader te bepalen minimale oppervlakte (…) en dat deze detailhandel een front aan [A-straat 1] dient te hebben. (…)”

6. Op 7 september 2007 heeft [F] [N] aan de woningstichting geleverd. In de akte van levering is onder meer vermeld:

“door koper zal op het terrein een appartementencomplex met parkeerkelder worden gebouwd, inclusief commerciële ruimten en toilet voorziening voor marktkooplieden op de begane grond. Om het plan door de Woningstichting te kunnen verwezenlijken zijn partijen overeengekomen dat [ [F] ] en/of nader door deze te benoemen derde(n), waarbij [ [F] ] wel (hoofdelijk) aansprakelijk blijft ten aanzien van de na te melden overeenkomst tot verplichte koop, direct na de casco oplevering van de commerciële ruimten en toiletvoorziening deze van de koper koopt en in eigendom afneemt voor een koopsom groot een miljoen euro (€ 1.000.000,00), exclusief omzetbelasting, kosten [ [F] ], onder gebruikelijke voorwaarden. (…) [ [F] ] is bekend met de aan de commerciële ruimten van overheidswege gegeven bestemming.

(…)

De koopprijs bedraagt twee miljoen twee honderd twaalf duizend zes honderd vijftig euro (€ 2.212.650,00).

(…)”

7. Met ingang van 11 juni 2008 worden de aandelen in [F] gehouden door [I] (32,78 percent), [J] (32,78 percent) en [H] (34,44 percent). Alle aandelen in [H] worden gehouden door [c] , alle aandelen in [I] door eiser en alle aandelen in [J] door [d] B.V., waarvan alle aandelen worden gehouden door [e] . Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [I] en [J] bestuurders zijn van [F] en dat zij alleen/zelfstandig bevoegd zijn.

8. Op 12 juni 2008 heeft [L] een concept‑huurovereenkomst gemaild naar eiser, [e] en [f] (hierna: [f] ) van [g] met betrekking tot de verhuur van de commerciële ruimte van [N] .

9. Op 28 augustus 2008 hebben [f] als huurder en eiser en [e] als verhuurder een huurovereenkomst ondertekend met betrekking tot de commerciële ruimte, waarin onder meer het volgende is vastgelegd:

-

De overeenkomst is aangegaan voor de duur van tien jaar, ingaande op circa voorjaar 2010, en wordt (telkens) voortgezet voor een periode van vijf jaar;

-

De aanvangshuurprijs bedraagt € 150.000 exclusief omzetbelasting per jaar.

10. Tot de stukken van het geding behoort een op 3 oktober 2008 namens [F] ondertekende ‘opgaaf informatie taxatie onroerende zaak’ (hierna ook: de opgaaf). In de opgaaf die de commerciële ruimten van [N] betrof en die diende voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst, is onder meer verklaard dat:

-

alleen het recht om deze onroerende zaak te kopen over gaat (vraag 1e en 2b);

-

de laatste vijf jaren geen taxatierapporten zijn opgemaakt (vraag 2a);

-

de peildatum voor de taxatie 7 september 2007 is (vraag 2c);

-

op het moment van ondertekenen nog geen huurder gevonden is (vraag 3b);

-

geen sprake is van (toekomstige) wijzigingen in het bestemmingsplan van de gemeente die van invloed zijn op de onroerende zaak (vraag 4a).

11. Op 24 november 2008 heeft eiser namens [F] het formulie ‘vaststellingsovereenkomst waardering onroerende zaken’ ondertekend en daarmee verklaard dat de gegevens in de opgaaf juist zijn en dat de vastgestelde waarde ongeldig is indien blijkt dat die gegevens onjuist zijn.

12. Op 17 februari 2009 hebben [L] namens [F] en [h] namens de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin de commerciële ruimten als volgt zijn gewaardeerd:

Huurprijs

ca. € 100/m² b.v.o. (casco oplevering)

€ 130.000

Factor

11 (i.v.m. bestemming) x € 130.000

€ 1.430.000

Af:

leegstand tezamen met huurvrije periode begroot op 2 jaar

€ 260.000

Af:

correctie kosten

€ 117.000

Totale waarde (afgerond)

€ 1.000.000

13. Tot de stukken van het geding behoort een memo van [i] van ING Real Estate Finance van 22 februari 2009 inzake aanvraag financiering waarin is opgenomen dat de commerciële ruimten zijn gewaardeerd op € 2.000.000.

14. Op 23 april 2009 hebben de woningstichting, eiser en [e] de ‘koopovereenkomst commerciële ruimten [N] ’ getekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“(…)

De koop van de commerciële ruimten en de toiletvoorziening voor de marktkooplieden op de begane grond in het door de Woningstichting (…) te ontwikkelen en realiseren complex “ [N] ” aan de [A-straat 2] te [Q] (…).

(…)

De koopprijs van de onroerende zaak bedraagt 1.000.000,= euro,

(…)

3.1 De akte van levering zal gepasseerd worden nadat de bouwkundige oplevering heeft plaatsgevonden van voornoemde ruimten in het te bouwen complex “ [N] ” (…).”

15. Op 10 februari 2010 heeft de gemeente Hellendoorn de definitieve beschikking gegeven waarbij ontheffing van het bestemmingsplan wordt verleend als gevolg waarvan één detailhandelsbedrijf mag worden gevestigd in de commerciële ruimte van [N] .

16. Eiser heeft op 20 januari 2011 aangifte IB/PVV 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.100. Op 20 mei 2011 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2009 vastgesteld conform de aangifte.

17. Tot de gedingstukken behoort een taxatieverslag van ING Real Estate waarbij de commerciële ruimte die aan [f] wordt verhuurd op 1 maart 2011 is gewaardeerd op € 1.950.000.

18. Op 1 juni 2011 heeft de woningstichting het appartementsrecht van de commerciële ruimte aan eiser en [e] geleverd voor een bedrag van € 1.070.093 exclusief omzetbelasting.

19. Op 1 juli 2011 hebben [f] als huurder en eiser en [e] als verhuurder een gewijzigde huurovereenkomst ondertekend met betrekking tot de commerciële ruimte, waarin onder meer is vastgelegd dat de huur per 1 juli 2011 zal ingaan en € 150.000 per jaar zal bedragen.

20. De gemeente Hellendoorn heeft op 27 februari 2013 een omgevingsvergunning verleend op grond waarvan de bestemming van de commerciële ruimte wordt gewijzigd van kantoorruimte naar winkelruimte.

21. Eiser heeft op 7 januari 2014 aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.711.

22. [j] van de Belastingdienst (hierna: [j] ) heeft in een rapport van 17 april 2014 de commerciële ruimte per 23 april 2009 als volgt gewaardeerd:

Toiletruimte ( [A-straat 3] )

€ 24.000

Commerciële ruimte ( [A-straat 4] )

€ 1.880.000

Commerciële ruimte ( [A-straat 5] )

€ 350.000

Totale waarde

€ 2.254.000

23. Verweerder heeft de aanvaardbaarheid onderzocht van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2009, 2010 en 2011 en van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 van [F] . Van dit onderzoek is op 18 november 2014 een controlerapport opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“4.1.1.5 Winstcorrectie

Op grond van de nieuwe taxatiewaarde van € 2.254.000 komen wij tot een winstcorrectie van € 1.183.907 bij [F] B.V. in 2009. De winstcorrectie is als volgt berekend:

Taxatiewaarde met peildatum 23 april 2009

€ 2.254.000

Koopprijs volgens leveringsakte 1 juni 2011

€ 1.070.093 -/-

Verschil, hogere omzet 2009:

€ 1.183.907

De koopprijs volgens de leveringsakte van 1 juni 2011 wordt beschouwd als uitkomst van de in de koopovereenkomst van 23 april 2009 aangegeven wijze van indexering van de koopprijs van € 1.000.000.

4.1.1.6 Winstuitdelingen

Winstuitdeling 2009:

Het in de voorgaande sub-paragraaf berekende omzetverschil van 2009 met betrekking tot project [N] leidt tot de vaststelling van een winstuitdeling op 23 april 2009 voor hetzelfde bedrag, € 1.183.907. Het gaat daarbij om een uitdeling van winst door [F] B.V. aan [eiser en [e] ] privé voor gelijke delen.

Redenen voor de onderkenning van deze winstuitdeling zijn:

• vermogensverschuiving van [F] B.V. naar [eiser en [e] ] privé (bevoordeling van [eiser en [e] ] privé);

• bewustheid van de bevoordeling van [eiser en [e] ] privé bij [F] B.V. en bij [eiser en [e] ] privé, ingegeven vanuit de hoedanigheid als (middellijke) aandeelhouders van [F] B.V.

(…)

Gevolgen voor de inkomstenbelasting:

De gevolgen van de voormelde winstuitdelingen worden betrokken in de aangiften inkomstenbelasting van (…) [eiser] en (…) [e] (…) op basis van een 50-50-verdeling. Deze gevolgen zijn reeds bij wijze van een separate brief aan (…) [eiser] en (…) [e] medegedeeld.”

24. Bij brief van 18 november 2014 heeft verweerder de voorgestelde correcties in de IB/PVV voor de jaren 2009 en 2012 als volgt toegelicht:

2009 en 2010

1. Afwijkingen per onderdeel van de aangifte

Inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2)

Zoals vermeld in Paragraaf 4.1.1 van ons controlerapport inzake het boekenonderzoek bij [F] B.V. is in de jaren 2009 en 2010 ten aanzien van het project [N] sprake van winstuitdelingen door [F] B.V. aan u en uw medeaandeelhouder, de heer [e] . De uitdelingen door [F] B.V. aan u bedragen in totaal:

- 2009: 50% x € 1.183.907 = € 591.954;

(…)

2 Berekening

De gevolgen van de uitdeling voor de heffing van de inkomstenbelasting in box 2 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Uitdeling 2009: 25% x € 591.954 = € 147.989;

(…)

2012

1. Afwijkingen per onderdeel van de aangifte

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

U bent per 1 juni 2011 voor 50% eigenaar geworden van het appartementsrecht op de commerciële ruimten en de toiletvoorziening van het appartementencomplex [N] in [Q] . Dit pand wordt derhalve met ingang van het jaar 2012 voor de inkomstenbelasting belast in box 3. De heffingsgrondslag betreft de waarde in het economische verkeer.

In uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012 heeft u de heffingsgrondslag voor wat betreft de commerciële ruimten en toiletvoorziening van [N] als volgt berekend:

[A-straat 6] - [Q] (1/2 deel)

€ 402.000

[A-straat 5] - [Q] (1/2 deel)

€ 58.500

[A-straat 7] - [Q] (1/2 deel)

€ 62.500

[A-straat 8] - [Q] (1/2 deel)

€ 40.000 +

Totaal

€ 563.000

Op basis van Paragraaf 4.1.1 van ons controlerapport inzake het boekenonderzoek bij [F] B.V. is de waarde in het economische verkeer van de commerciële ruimten en toiletvoorziening wezenlijk hoger. Deze waarde zou mijns inziens € 2.254.000 moeten bedragen. Dit leidt voor nu tot een heffingsgrondslag in box 3 van 50% x € 2.254.000 = € 1.127.000. De door u aangegeven heffingsgrondslag is derhalve € 564.000 te laag vastgesteld.

2 Berekening

De gevolgen van de uitdeling voor de heffing van de inkomstenbelasting in box 2 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Uitdeling 2009: 25% x € 591.954 = € 147.989;

(…)

2012

1. Afwijkingen per onderdeel van de aangifte

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

U bent per 1 juni 2011 voor 50% eigenaar geworden van het appartementsrecht op de commerciële ruimten en de toiletvoorziening van het appartementencomplex [N] in [Q] . Dit pand wordt derhalve met ingang van het jaar 2012 voor de inkomstenbelasting belast in box 3. De heffingsgrondslag betreft de waarde in het economische verkeer.

In uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012 heeft u de heffingsgrondslag voor wat betreft de commerciële ruimten en toiletvoorziening van [N] als volgt berekend:

[A-straat 6] - [Q] (1/2 deel)

€ 402.000

[A-straat 5] - [Q] (1/2 deel)

€ 58.500

[A-straat 7] - [Q] (1/2 deel)

€ 62.500

[A-straat 8] - [Q] (1/2 deel)

€ 40.000 +

Totaal

€ 563.000

Op basis van Paragraaf 4.1.1 van ons controlerapport inzake het boekenonderzoek bij [F] B.V. is de waarde in het economische verkeer van de commerciële ruimten en toiletvoorziening wezenlijk hoger. Deze waarde zou mijns inziens € 2.254.000 moeten bedragen. Dit leidt voor nu tot een heffingsgrondslag in box 3 van 50% x € 2.254.000 = € 1.127.000. De door u aangegeven heffingsgrondslag is derhalve € 564.000 te laag vastgesteld.