Home

Rechtbank Gelderland, 02-02-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:583, AWB - 16 _ 7343

Rechtbank Gelderland, 02-02-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:583, AWB - 16 _ 7343

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 februari 2017
Datum publicatie
2 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:583
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7343

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening bezwaarfase informatiebeschikking. Inzage in op de zaak betrekking hebbende stukken. Integrale proceskostenvergoeding. Hangende de procedure heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan, zodat in zoverre het belang aan het verzoek om een voorlopige voorziening is komen te ontvallen. In beroep is verweerder bereid alle stukken over te leggen met een beroep op artikel 8:29 van de Awb. Verzoek afgewezen. Geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding, nu verweerder niet tegen beter weten in heeft gehandeld.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/7343

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 3 mei 2016 aan verzoeker een informatiebeschikking afgegeven.

Hiertegen heeft verzoeker tijdig bezwaar gemaakt.

Bij brief van 5 december 2016 heeft verzoeker een verzoek gedaan een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker van 31 mei 2016 bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2016 afgewezen.

Bij brief van 16 januari 2017 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 19 december 2016.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 januari 2017. Namens verzoeker zijn verschenen zijn gemachtigde en mr. [A] . Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde] en mr. [B] .

De voorzieningenrechter heeft in de brief van verzoeker van 26 januari 2017 geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Het vijfde lid van het hiervoor genoemde artikel 8:81 van de Awb bepaalt dat, indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt in een dergelijk geval gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter. Met het instellen van beroep tegen de uitspraak op bezwaar is aan het zogenaamde (formele) connexiteitsvereiste voldaan. Voor zover verweerder een andersluidende standpunt heeft ingenomen volgt de voorzieningenrechter dat daarom niet.

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en bindt de rechter in de bodemprocedure niet.

4. Verweerder heeft aan verzoeker een informatiebeschikking afgegeven met als doel het verkrijgen van informatie over de betrokkenheid van verzoeker bij een Stichting [C] ( [C] ) naar het recht van Curaçao. De vragen vinden hun grondslag onder meer in door verweerder van derden verkregen informatie.

5. Verzoeker heeft tegen de informatiebeschikking bezwaar gemaakt en verzocht om inzage in alle stukken als bedoeld in artikel 7:4 van de Awb en dan met name de van derden verkregen informatie. Verweerder heeft dit geweigerd met een beroep op gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening heeft verzoeker verzocht om – op straffe van een dwangsom – inzage te verkrijgen in deze stukken teneinde een volwaardig debat te kunnen voeren in de bezwaarfase.

6. Anders dan verweerder, en in zoverre ook anders dan de uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank Den Haag van 22 februari 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:1892) waarop verweerder zich heeft beroepen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in een geval als dit, waarin degene die bezwaar heeft gemaakt stelt ten onrechte geen inzage in de stukken te krijgen, is voldaan aan het vereiste van materiële connexiteit. Het verzoek ziet immers op de wijze waarop de inhoud van de uitspraak op bezwaar tot stand komt en dus mogelijk op de rechtsgevolgen die daarmee in het leven worden geroepen. Gelet hierop is er dus een inhoudelijk verband tussen het verzoek om een voorlopige voorziening en het connexe besluit in de (eventuele) bodemprocedure (zie rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 februari 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:609, en CRvB 24 augustus 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR4450).

7. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het spoedeisend belang is komen te ontvallen. Verweerder heeft inmiddels uitspraak op bezwaar gedaan en verzoeker heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft te kennen gegeven om principiële redenen in bezwaar en in de voorlopige voorzieningprocedure hangende het bezwaar geen inzage te willen geven. Hangende de bodemprocedure daarentegen wil verweerder inzage geven in alle op de zaak betrekking hebbende stukken zij het met een beroep op artikel 8:29 – en, zo nodig, 8:31 – van de Awb.

8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake meer van een spoedeisend of zwaarwegend belang bij inzage in de stukken nu de bezwaarfase is beëindigd door het doen van uitspraak op bezwaar. Verzoeker heeft geen andere feiten of omstandigheden dan het kunnen voeren van een volwaardig debat in de bezwaarfase aangevoerd ter onderbouwing van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ook overigens zijn dreigende onomkeerbaar nadelige gevolgen niet gesteld of gebleken. Gelet hierop, en nu met partijen ter zitting van de voorzieningenrechter afspraken zijn gemaakt over een spoedige afhandeling van de 8:29-procedure, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

9. Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder zeer onzorgvuldig heeft gehandeld door geen inzage te verstrekken in de stukken die aanleiding waren voor het vaststellen van de informatiebeschikking en niet de voorlopige voorzieningprocedure af te wachten maar direct uitspraak op bezwaar te doen. Zodoende heeft verweerder een volwaardig debat in bezwaar onmogelijk gemaakt. Daarom maakt verzoeker aanspraak op een integrale vergoeding van de kosten van de voor de gevraagde voorlopige voorziening beroepsmatig verleende rechtsbijstand van naar schatting ruim € 12.000.

10. Voor het uitspreken van een veroordeling in de proceskosten is niet vereist dat het verzoek wordt toegewezen, al blijft in de regel bij afwijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening een veroordeling in de proceskosten achterwege. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in dit geval van de hoofdregel af te wijken. De enkele omstandigheid dat door het doen van uitspraak op bezwaar in feite het (spoedeisend) belang bij de verzochte voorlopige voorziening is komen te ontvallen, vormt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheid die een integrale proceskostenvergoeding zou kunnen rechtvaardigen. Mede gelet op de eerder aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 22 februari 2016 kan verweerder op dit punt ook geen tegen beter weten in worden verweten.

11. Nu het verzoek wordt afgewezen ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding voor een forfaitaire proceskostenvergoeding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 2 februari 2017.

griffier

voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.