Home

Rechtbank Gelderland, 14-12-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6423, AWB - 16 _ 3095

Rechtbank Gelderland, 14-12-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6423, AWB - 16 _ 3095

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 december 2017
Datum publicatie
15 december 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:6423
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3095

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Milieu-investeringsaftrek. Milieulijst 2013

In hoeverre heeft eiseres recht op de milieu-investeringsaftrek van art. 3.42a Wet IB 2001 in verband met de aanschaf van opleggers? Deze opleggers bevatten geen cryogene koelinstallatie of een door de vrachtwagenmotor aangedreven koelinstallatie op basis van natuurlijke, halogeenvrije koudemiddelen. Vraag is in hoeverre dit vereist is op basis van de milieulijst 2013. Daarbij gaat het met name over de kwestie of de relevante artikelcode uit milieulijst 2013 grammaticaal of teleologisch geïnterpreteerd moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank mocht eiseres in dit geval uitgaan van de letterlijke tekst van de artikelcode.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/3095

in de zaak tussen

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [000] .V.36) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 340.473 en een belastbaar bedrag van € 0.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2016 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 18 mei 2016, ontvangen door de rechtbank op 19 mei 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2017.

Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B] , de laatste als deskundige van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO).

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is op 8 april 2013 de verplichting aangegaan voor de aankoop van tien opleggers. Deze opleggers hebben in totaal € 750.900 gekost. Eiseres heeft een verzoek ingediend om deze investering in aanmerking te laten komen voor de milieu-investeringsaftrek (hierna: MIA). Agentschap NL (als rechtsvoorganger van RVO) heeft een beschikking afgegeven dat de investering hiervoor niet in aanmerking komt.

2. Deze opleggers bevatten geen cryogene koelinstallatie of een door de vrachtwagenmotor aangedreven koelinstallatie op basis van natuurlijke, halogeenvrije koudemiddelen.

Geschil

3. In geschil is of eiseres in verband met de aanschaf van de opleggers voor een bedrag van € 202.743 recht heeft op de MIA als bedoeld in artikel 3.42a van de Wet IB 2001. Daarbij houdt met name de interpretatie van de tekst van artikelcode A 4161 van de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2013 (hierna: Milieulijst 2013) partijen verdeeld.

Beoordeling van het geschil

4. Op basis van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de winst opgevat en bepaald op de voet van – onder meer – artikel 3.42a van de Wet IB 2001. Artikel 3.42a, tweede lid, van de Wet IB 2001 bepaalt dat aangewezen milieu-investeringen waarvoor MIA kan worden geclaimd, bij ministeriële regeling worden aangewezen. Daartoe is de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 vastgesteld. De bijlage (de milieulijst) bij deze regeling wordt jaarlijks heroverwogen. De tekst van de milieulijst bij artikelcode A 4161 luidde voor het jaar 2013:

Geluidarme opbouw voor een gekoelde aanhanger, bakwagen, bestelwagen of oplegger

a. bestemd voor:

het verminderen van piekniveau’s tijdens het laden en lossen in de bebouwde omgeving door een gekoelde aanhanger, bakwagen, bestelwagen of oplegger, waarbij het geluiddrukniveau LPA(7,5m) van de volgende onderdelen, indien toegepast, ten hoogste 60 dB(A) bedraagt, gemeten volgens de Meetmethode voor piekgeluiden bij laden en lossen, rapport DGT-RPT-020131 van 11 november 2002 opgesteld door TNO:

1. vloer en wanden,

2. laadklep,

3. topklep,

4. roldeur,

5. zijdeur,

6. een cryogene koelinstallatie of door de vrachtwagenmotor aangedreven koelinstallatie op basis van natuurlijke, halogeenvrije koudemiddelen, en

7. een achteruitrijdpiepje,

b. bestaande uit:

een oplegger, een bestelwagen, een aanhanger of een opbouw voor een bakwagen.

5. Eiseres voert aan dat de woorden ‘indien toegepast’ in de tekst van artikelcode A 4161 grammaticaal moeten worden geïnterpreteerd. Dat brengt volgens eiseres met zich dat de onder 1 tot en met 7 genoemde onderdelen aan de vermelde geluidsnorm dienen te voldoen, maar alleen voor zover ze zijn toegepast in een oplegger.

6. Verweerder daarentegen stelt dat de woorden ‘indien toegepast’ naar doel en strekking van de regeling uitgelegd moeten worden. Volgens verweerder zijn de woorden ‘indien toegepast’ opgenomen, omdat opleggers niet altijd worden voorzien van alle onderdelen als genoemd onder 1 tot en met 7. Maar als een koelinstallatie wordt toegepast, dan kunnen alleen cryogeen werkende of op een vrachtwagenmotor werkende installaties in aanmerking komen voor de MIA.

7. Het is niet in geschil dat eiseres tot een bedrag van € 202.743 recht heeft op de MIA in het geval wordt beslist dat de letterlijke tekst als uitgangspunt moet worden genomen.

8. De rechtbank is van oordeel dat de woorden ‘indien toegepast’ zodanig moeten worden opgevat en uitgelegd dat pas wanneer een van de in artikelcode A 4161 onder de punten 1 tot en met 7 genoemde onderdelen is toegepast in de oplegger, dit respectievelijke onderdeel moet voldoen aan de genoemde geluidsnorm. Bij lezing van deze tekst hoefde eiseres dan ook niet te twijfelen aan de interpretatie die zij gaf aan de woorden ‘indien toegepast’, noch aan haar interpretatie dat de gekochte opleggers voldeden aan de in de milieulijst 2013 genoemde voorwaarden.

9. Daarnaast heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij de opleggers heeft getoetst aan het doel en de strekking van de artikelcode. Ook heeft verweerder niet duidelijk gemaakt wat volgens hem het doel en de strekking zijn van de betreffende artikelcode. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de deskundige van de RVO ter zitting heeft verklaard dat bij de beoordeling of een bepaalde oplegger voor MIA in aanmerking komt niet alleen wordt getoetst aan de geluidsnorm die in de artikelcode staat, maar ook aan emissienormen. Onduidelijk is echter welke specifieke emissienormen hiervoor worden gebruikt. Voor eiseres was bij aanschaf van de opleggers dan ook niet duidelijk of en in hoeverre de opleggers aan bepaalde emissienormen dienden te voldoen om te kwalificeren voor toepassing van de MIA. Het voorgaande klemt te meer, omdat de deskundige ter zitting heeft verklaard dat de door eiseres in haar opleggers gebruikte koelinstallatie wel voldoet aan de geluidsnorm van 60dB(A) zoals deze in artikelcode A 4161 is opgenomen.

10. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres uit mocht gaan van de letterlijke tekst van artikelcode A 4161 van de milieulijst 2013. Dit betekent dat de door eiseres in 2013 aangeschafte tien opleggers kwalificeren voor toepassing van de MIA.

11. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten in bezwaar. Nu uit de gedingstukken is gebleken dat eiseres in de bezwaarfase geen verzoek tot vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten heeft ingediend bij verweerder, wijst de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dit verzoek in zoverre af. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbare winst van € 137.730;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 990;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 334 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, voorzitter, mr. I. Linssen en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 14 december 2017

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.