Rechtbank Gelderland, 27-12-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6720, AWB - 14 _ 6181
Rechtbank Gelderland, 27-12-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6720, AWB - 14 _ 6181
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 december 2017
- Datum publicatie
- 28 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:6720
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 6181
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Correcties naar aanleiding van boekenonderzoeken
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/6181
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .V.87.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 409.150. Tevens is bij beschikking € 12.957 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2014 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 augustus 2014, ontvangen door de rechtbank op 25 augustus 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016.
Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [C] , mr. [D] , [E] en [F] .
De zaken met nummers 14/33, 14/35, 14/6181, 14/6182, 14/6206, 14/6229, 14/6234, 14/6235, 14/6918, 14/6919, 14/6921, 14/8172, 14/8173 en 14/8975 zijn ter zitting gelijktijdig behandeld. De zaken met nummers 14/8172 en 14/8173 zijn ter zitting ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de mogelijkheid van een compromis te beproeven.
Op 27 februari 2017 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank geïnformeerd dat geen minnelijk overleg heeft kunnen plaatsvinden.
Op 17 maart 2017 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over het verdere verloop van de procedures en heeft de rechtbank eiseres op haar verzoek in de gelegenheid gesteld aanvullend te mogen reageren.
Op 18 april 2017 en 29 september 2017 heeft de gemachtigde van eiseres aanvullend gereageerd. Afschriften van deze aanvullende reacties zijn aan verweerder gezonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 en 13 oktober 2017. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [E] en [F] .
De zaken met nummers 14/33, 14/35, 14/6181, 14/6182, 14/6206, 14/6229, 14/6234, 14/6235, 14/6918, 14/6919, 14/6921 en 14/8975 zijn ter zitting gelijktijdig behandeld.
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
Verweerder heeft ter zitting een overzicht van de lopende beroepszaken met omschrijving van onder meer het geschil en het financiële belang per zaak overgelegd aan de rechtbank en aan eiseres.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Daarbij zijn partijen op hun verzoek nog wel in de gelegenheid gesteld (alsnog) een compromissoire oplossing te beproeven, ook voor toekomstige, niet in geschil zijnde jaren. Op 20 november 2017 heeft verweerder de rechtbank bericht dat partijen definitief niet tot overeenstemming zullen komen.
Overwegingen
Feiten
1. De activiteiten van eiseres bestaan uit de exploitatie van een rotatie offset drukkerij. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres is [G] BV (voorheen [H] BV). Alle aandelen in [G] BV worden gehouden door [I] BV (hierna: [I] BV). Enig bestuurder van [G] BV is [J] BV. [I] BV is op haar beurt enig bestuurder van [J] BV. Alle aandelen van [I] BV worden gehouden door Stichting [K] . Voorzitter van deze stichting is [A] (hierna: [A] ). [A] houdt alle certificaten van aandelen in [I] BV.
2. Op 25 januari 2011 is verweerder gestart met een boekenonderzoek naar onder meer de aangiften Vpb over de jaren 2006 tot en met 2008. Tot de gedingstukken behoort een rapport van dat boekenonderzoek van 22 februari 2013. Naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport heeft verweerder onderhavige navorderingsaanslag opgelegd.
Over de huur van machines
3. [I] BV heeft machines en overige zaken als pandhouder tot zijn beschikking en heeft deze aan eiseres verhuurd. Eiseres heeft deze machines gebruikt ten behoeve van haar bedrijfsvoering. Er is een aantal jaren huur aan [I] BV schuldig gebleven. De daaruit ontstane huurschuld bedroeg per ultimo 2008 € 912.614.
4. Verweerder heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag de gehele schuld aan [I] BV laten vrijvallen en tot de belastbare winst gerekend.
Over de crediteurenverrekening
5. Eiseres heeft zowel een vordering op als een schuld aan [L] GmbH (hierna: [L] GmbH). In het Duitse handelsregister staat vermeld dat het Amtsgericht Landau bij besluit van [2005] heropening van de insolventieprocedure van [L] GmbH heeft afgewezen wegens een gebrek aan baten. De vennootschap is vervolgens geliquideerd. De vordering op [L] GmbH is vervolgens ten laste van een eerder gevormde voorziening geboekt en dus ten laste van de belastbare winst gebracht. De schuld aan [L] GmbH bedroeg per ultimo 2008 € 133.715.
6. Verweerder heeft bij de navorderingsaanslag de belastbare winst verhoogd met € 133.715 omdat de openstaande schuld op grond van artikel 53 van de Faillissementswet (hierna: Fw) eerst gesaldeerd moet worden met de vordering.
Geschil
7. Tussen partijen is in geschil:
- -
-
of de schuld voor de huur van machines jegens [I] BV moet vrijvallen ten gunste van de winst; en
- -
-
of de schuld van eiseres aan [L] GbmH moet vrijvallen ten gunste van de winst.
8. Niet langer is in geschil dat eiseres ter zake van haar vordering op [M] Sarl een voorziening dubieuze debiteuren kan vormen van € 187.172. Dit betekent dat de belastbare winst en het belastbaar bedrag moet worden verminderd met € 187.172 en dat het beroep van eiseres op dit punt gegrond is.
9. Eiseres heeft haar verzoek om een integrale kostenvergoeding laten varen en verzoekt thans om een vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit). Verder heeft eiseres ter zitting haar getuigenaanbod ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
Vooraf: smaad en laster
10. Voor zover eiseres zich beroept op smaad of laster jegens haar voormalig gemachtigde is de fiscale bestuursrechter onbevoegd om daar een oordeel over te geven. Voor wat de onderhavige navorderingsaanslag betreft, heeft eiseres hieraan verder geen conclusies verbonden.
Nieuw feit
11. Verweerder stelt dat hij beschikt over een navordering rechtvaardigend nieuw feit, omdat hij niet eerder dan tijdens het gehouden boekenonderzoek - dat is aangevangen nadat de definitieve aanslag is opgelegd - op de hoogte is geraakt van de feiten en omstandigheden rond de bovengenoemde schuldpositie. Eiseres heeft die stelling onvoldoende weersproken. De blote stelling dat verweerder geen informatie is onthouden, is daarvoor niet afdoende.
Over de huur van machines
12. Verweerder stelt –zich op het standpunt dat de opgelopen huurschuld van € 912.614 per ultimo 2008 moet vrijvallen ten gunste van de winst omdat deze niet meer zal worden betaald. Zowel de voormalig gemachtigde als [A] zouden hebben verklaard dat de schuld niet meer betaald zal worden aan [I] BV. Eiseres stelt zich daartegenover op het standpunt dat de openstaande huurschuld moet worden voldaan aan [I] BV, maar dat er bij [I] BV lange tijd onduidelijkheid is geweest over de eigendom van de machines en daardoor over de hoogte van de vergoeding en de facturering. Lange tijd is eiseres door haar slechte financiële situatie niet in staat geweest om de huurvergoeding aan [I] BV te betalen.
13. De rechtbank stelt voorop dat, indien vaststaat of zo goed als zeker is dat eiseres bepaalde ondernemingsschulden niet of niet volledig behoeft te voldoen, daardoor voor haar een vermogensvermeerdering optreedt die als winst in de zin van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) moet worden beschouwd (vergelijk Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3269).
14. Beoordeeld moet worden of eiseres de huurschuld aan [I] BV niet of niet volledig behoeft te voldoen. Allereerst kan worden vastgesteld dat [I] BV de vordering die zij op eiseres had niet formeel heeft prijsgegeven. Verder heeft eiseres verklaard dat zij de huurschuld nog wel moet voldoen, maar dat dit niet heeft plaatsgevonden door onder meer haar slechte financiële situatie. Dit betekent dus niet dat de schuld niet meer behoeft te worden voldaan. De verwijzing van verweerder naar de opmerkingen van [A] en zijn voormalig gemachtigde dat de schuld niet meer zal worden voldaan, acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Daarbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat de schuld volwaardig was en zij deze hoe dan ook zal moeten betalen. Dit betekent dat verweerder ten onrechte een vrijvalwinst van € 912.614 tot de belastbare winst heeft gerekend. Het beroep is in zoverre gegrond.
Over de schuld aan [L] GbmH
15. De rechtbank stelt ook hier voorop dat, indien vaststaat of zo goed als zeker is dat eiseres bepaalde ondernemingsschulden niet of niet volledig behoeft te voldoen, daardoor voor haar een vermogensvermeerdering optreedt die als winst in de zin van artikel 8 van de Wet Vpb moet worden beschouwd (vergelijk Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3269).
16. Eiseres stelt dat verweerder haar schuld aan [L] GmbH ten onrechte heeft verrekend met de vordering die zij heeft op die vennootschap. Eiseres betwist dat deze schuld in 2008 ten gunste van de winst moet vrijvallen.
17. Verweerder heeft erop gewezen dat [L] GbmH inmiddels is geliquideerd en dat door deze liquidatie het faillissement van [L] GbmH definitief is voltooid. Na de liquidatie bestond zij niet meer. Er zijn vanaf 2005 ook geen invorderingsmaatregelen genomen.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres haar schuld aan [L] GbmH niet behoeft te voldoen, nu die vennootschap is geliquideerd en geen invorderingsmaatregelen zijn genomen. De vermogensvermeerdering die daardoor optreedt, is door verweerder terecht tot de belastbare winst gerekend.
19. De vraag of verrekening ingevolge artikel 53 Fw moet plaatsvinden, behoeft daarom geen behandeling meer.
Gevolgen voor de navorderingsaanslag
20. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een belastbare winst maar van een verlies van € 690.636 (€ 409.150 -/- € 187.172 -/- € 912.614). De navorderingsaanslag moet daarom worden vernietigd. Het verlies moet bij beschikking nader worden vastgesteld op het eerder genoemde bedrag.
Heffingsrente
21. Nu de navorderingsaanslag wordt vernietigd, moet ook de beschikking heffingsrente worden vernietigd.
Proceskostenveroordeling
22. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.234,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen bij een nadere zitting, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag Vpb 2008;
- stelt het verlies nader vast op € 690.636;
- vernietigt de beschikking heffingsrente;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.234,50;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 328 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, voorzitter, mr.drs. M.J.C. Pieterse en mr.drs. V.F.R. Woeltjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 december 2017 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |