Home

Rechtbank Gelderland, 20-02-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:862, AWB - 16 _ 4246 en 16_4247

Rechtbank Gelderland, 20-02-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:862, AWB - 16 _ 4246 en 16_4247

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
20 februari 2017
Datum publicatie
21 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:862
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4246 en 16_4247

Inhoudsindicatie

Niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek niet in mindering op stakingswinst indien in dat jaar niet aan urencriterium is voldaan.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 16/4246 en 16/4247

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.26.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.448. Tevens is bij beschikking € 421 belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast heeft verweerder aan eiser voor hetzelfde jaar een aanslag (aanslagnummer [000] .W.26.01) inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 24.838. Daarnaast is bij beschikking € 40 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 juli 2016 de aanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 20 juli 2016, ontvangen door de rechtbank op 21 juli 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn financieel adviseur [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B] .

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

Overwegingen

1. Eiser heeft in 2012 zijn onderneming gestaakt. Over de voorgaande jaren is niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek blijven staan. In het stakingsjaar voldoet eiser niet aan het urencriterium voor toepassing van de zelfstandigenaftrek.

2. Eiser heeft voor het jaar 2012 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.807. Eiser heeft bij de berekening van de winst uit onderneming de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit voorgaande jaren van € 18.911 in aanmerking genomen.

3. Bij het opleggen van de aanslag heeft verweerder deze aftrek van € 18.911 en de MKB-vrijstelling gecorrigeerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is daarmee vastgesteld op € 57.448.

4. In geschil is of de in voorgaande jaren niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in het stakingsjaar in mindering op de stakingswinst mag komen, ondanks dat eiser in dat jaar niet aan het urencriterium voldoet.

5. In artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat de zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Aan het urencriterium wordt voldaan indien een ondernemer in een kalenderjaar ten minste 1225 uren aan zijn onderneming besteedt (artikel 3.6 van de Wet IB 2001). In het zevende lid van artikel 3.76 van de Wet IB 2001 is – voor zover van belang – bepaald dat de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in de volgende negen kalenderjaren wordt verrekend door in die jaren een verhoging van de zelfstandigenaftrek in aanmerking te nemen.

6. In de Memorie van Toelichting bij het Belastingplan 2010 (Kamerstukken II 2008/09, 32 128 nr. 3,) is hierover opgemerkt dat de wetgever de zelfstandigenaftrek heeft willen beperken tot ondernemingen die daadwerkelijk winst maken (inleiding op p. 2, en paragraaf 2.1, pp. 7–9 ). Bij de toelichting op het zevende lid (p. 53) staat: „De doorgeschoven bedragen kunnen alleen in aanmerking worden genomen indien de ondernemer in het volgende kalenderjaar recht heeft op de zelfstandigenaftrek.”

7. De rechtbank overweegt dat de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in het zevende lid van artikel 3.76 van de Wet IB 2001 is vormgegeven als een verhoging van de zelfstandigenaftrek in een volgend jaar. Dit betekent dat – volgens de tekst van de wet – deze extra aftrek alleen kan worden gerealiseerd in een jaar waarin recht bestaat op zelfstandigenaftrek. Ook in de hiervoor weergegeven parlementaire behandeling is tot uitdrukking gebracht dat de ondernemer recht moet hebben op de zelfstandigenaftrek om de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in aanmerking te kunnen nemen. Het standpunt van eiser dat bij een zelfstandigenaftrek van nihil sprake kan zijn van een verhoging, vindt dan ook geen steun in de wet en de parlementaire geschiedenis. Het beroep faalt in zoverre.

8. Eiser verwijst nog naar de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën in zijn besluit van 14 januari 2016, nr. BLKB2016/66, Stcrt. 2016, 2495, waarbij de ondernemer die overlijdt, daardoor zijn onderneming staakt en als gevolg daarvan in dat jaar niet aan het urencriterium voldoet, alsnog de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in mindering kan brengen op de stakingswinst. De rechtbank begrijpt deze grond als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. In het besluit heeft de staatssecretaris het verrekenen van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek goedgekeurd in geval van staking als gevolg van overlijden van de ondernemer.

9. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van gelijke gevallen. De in de goedkeuring bedoelde situatie waarin een ondernemer overlijdt, is niet gelijk aan de situatie van eiser die zijn onderneming staakt. Redengevend hiervoor acht de rechtbank dat eiser zelf de keuze heeft om zijn onderneming te staken of voort te zetten, een keuze die bij overlijden uiteraard niet bestaat. Weliswaar is het moment van staken niet in alle gevallen te plannen, maar in tegenstelling tot een staking door overlijden heeft de ondernemer in andere gevallen door zijn gedrag en zijn keuzes invloed op het moment van staking. Dat zich bij eiser omstandigheden hebben voorgedaan waardoor hij zich gedwongen voelde of waardoor het gunstig was om de onderneming op een bepaald moment te staken, maakt dit niet anders. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt daarom.

10. Eiser stelt verder dat hij in de afgelopen jaren door afschrijving op een onroerende zaak de zelfstandigenaftrek niet kon benutten en bij staking winst heeft behaald op deze zelfde onroerende zaak. Door nu niet alsnog de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek in aanmerking te nemen, is volgens eiser sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid. In artikel 11 van de Wet algemene bepalingen is bepaald dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en niet de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen. Ook deze beroepsgrond faalt daarom.

11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek terecht niet in aanmerking heeft genomen bij de berekening van de winst uit onderneming.

12. Aangezien eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de aanslag Zvw en de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dienen ook de beroepen inzake de aanslag Zvw en de beschikkingen belastingrente ongegrond te worden verklaard.

13. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.H. Pronk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.