Home

Rechtbank Gelderland, 19-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2734, C/05/338835 KG RK 18-575

Rechtbank Gelderland, 19-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2734, C/05/338835 KG RK 18-575

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
19 juni 2018
Datum publicatie
26 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:2734
Zaaknummer
C/05/338835 KG RK 18-575

Inhoudsindicatie

Verzoeker kennelijk niet ontvankelijk omdat het verzoek een tweede wrakingsverzoek in dezelfde zaak betreft. Ook in het verzoek tot wraking van de eerdere wrakingsrechters is verzoeker kennelijk niet ontvankelijk, omdat in die eerdere wrakingszaak al een eindoordeel is gegeven.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer

zaaknummer: C/05/338835 KG RK 18-575

Beslissing van 19 juni 2018

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van

mr. A.P. Vaatstra,

rechter in deze rechtbank,

hierna ook te noemen: de rechter

en

mr. L.J.P. Lambooij,

mr. J.A.M. Strens-Meulemeester,

mr. Y.M.J.I. Baauw,

rechters in deze rechtbank,

hierna ook te noemen: de rechters

1 De procedure

-

het schriftelijk wrakingsverzoek van 15 januari 2018 en het aanvullend schrijven van verzoeker van 2 februari 2018 in de zaak met nummer AR AWB 17/4156 WOZ tussen verzoeker en Tribuut Belastingcentrum;

-

de afwijzende beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank van 27 februari 2018 onder nummer C/05/332102/KZ RK 18/61;

-

het (tweede) schriftelijke wrakingsverzoek van 15 juni 2018 in de zaak met nummer AR AWB 17/4156 WOZ tussen verzoeker en Tribuut Belastingcentrum.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek strekt in de eerste plaats (opnieuw) tot wraking van mr. A.P. Vaatstra als (bestuurs)rechter in de zaak met nummer AR AWB 17/4156 WOZ tussen verzoeker en Tribuut Belastingcentrum als verweerder.

2.2.

Verzoeker stelt in zijn schriftelijke verzoek dat de rechter gekenmerkt wordt door luiheid, onbekwaamheid en corruptie en dat de rechter al zeer duidelijk heeft laten blijken tegen verzoeker gekant te zijn. Zowel in de zaak tegen Tribuut Belastingcentrum als in de wrakingszaak heeft de rechter, volgens verzoeker, een voor verzoeker onbekende Bartels in de processen geïntroduceerd. Verzoeker heeft naar eigen zeggen recht op een zorgvuldig werkende rechter, die duidelijk maakt wie wie is.

2.3.

Het verzoek strekt voorts tot wraking van de rechters van de wrakingskamer die bij beslissing van 27 februari 2018 het eerdere verzoek tot wraking van mr. A.P. Vaatstra hebben afgewezen.

2.4.

Verzoeker stelt dat de rechters op basis van vriendjespolitiek een beslissing hebben genomen in de zaak met nummer C/05/332102/KZ RK 18/61, terwijl verzoeker was uitgenodigd voor de zaak met nummer C/05/332102/KG RK 18/61. Volgens verzoeker hebben de rechters de feiten genegeerd.

3 De beoordeling

T.a.v. mr. A.P. Vaatstra

3.1.

De wrakingskamer overweegt dat een verzoek tot wraking in beginsel ter zitting wordt behandeld. Artikel 9 sub e van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Gelderland bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking aanstonds zonder behandeling ter zitting kan afdoen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer kan een verzoek tot wraking ingevolge artikel 9 sub i van het Wrakingsprotocol ook aanstonds zonder behandeling ter zitting afdoen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid, indien sprake is van kennelijk misbruik van recht.

3.2.

Voor zover de omstandigheid dat de rechter de naam van verzoeker onjuist heeft gespeld al als nieuwe omstandigheid moet worden aangemerkt die pas na het eerdere wrakingsverzoek aan verzoeker, bekend is geworden, is de wrakingskamer van oordeel dat de onjuiste spelling van de naam van verzoeker een kennelijke verschrijving is, waarvan evident is dat hieruit niet kan worden opgemaakt dat sprake is van vooringenomenheid.

Nu verzoeker desondanks op deze grond een (tweede) wrakingsverzoek heeft ingediend jegens mr. A.P. Vaatstra, is sprake van misbruik van recht door verzoeker. De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in (dit gedeelte van) zijn verzoek.

3.3.

Gelet op het hiervoor gegeven oordeel dat sprake is van misbruik van recht, zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak, ook wanneer hij zich beroept op nieuwe feiten of omstandigheden, niet in behandeling wordt genomen.

T.a.v. mrs. L.J.P. Lambooij, J.A.M. Strens-Meulemeester en Y.M.J.I. Baauw,

3.4.

Het wrakingsverzoek tegen mrs. L.J.P. Lambooij, J.A.M. Strens-Meulemeester en Y.M.J.I. Baauw is gedaan nadat deze rechters einduitspraak hebben gedaan in de eerdere wrakingszaak. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat ook hier geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. Ook in dit (gedeelte van het) wrakingsverzoek verklaart de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk. Een mogelijke verschrijving in het zaaknummer waarin de rechters uitspraak hebben gedaan maakt dit niet anders.

4 De beslissing