Home

Rechtbank Gelderland, 13-07-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3248, AWB - 16 _ 6930

Rechtbank Gelderland, 13-07-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3248, AWB - 16 _ 6930

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
13 juli 2018
Datum publicatie
23 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:3248
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6930

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Afdrachtvermindering onderwijs. Maatwerkopleiding Chauffeur Goederenvervoer BBL. Eiseres maakt niet aannemelijk dat de werknemers de beroepspraktijkvorming van de beroepsopleiding (640 uur) daadwerkelijk hebben gevolgd. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 16/6930, 16/6931, 16/6932, 16/6933, 16/6934, 16/6935 en 16/6936

in de zaken tussen

[C] B.V. [D] B.V. [E] B.V. en [F] B.V., (hierna tezamen te noemen: eiseres),

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

en

de Staat der Nederlanden (Minister van Rechtsbescherming), te Den Haag, de Staat

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening van 18 en 24 augustus 2015 de volgende belastingaanslagen opgelegd:

aan [X] B.V. voor de jaren 2010, 2011 en 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000] .A.03.250.6) loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PVV) van € 246.519, alsmede bij beschikking een boete van € 10.094. Tevens is bij beschikking € 31.151 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [A] B.V. voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [001] .A.02.250.6) LB/PVV van € 21.120, alsmede bij beschikking een boete van € 2.112. Tevens is bij beschikking € 2.002 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [B] B.V. voor de jaren 2011 en 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [002] .A.01.250.6) LB/PVV van € 88.359, alsmede bij beschikking een boete van € 4.999. Tevens is bij beschikking € 8.397 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [C] B.V. voor de jaren 2010, 2011 en 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [003] .A.02.250.6) LB/PVV van € 176.575, alsmede bij beschikking een boete van € 10.172. Tevens is bij beschikking € 22.239 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [D] B.V. voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [004] .A.01.250.6) LB/PVV van € 92.666, alsmede bij beschikking een boete van € 4.920. Tevens is bij beschikking € 8.787 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [E] B.V. voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [005] .A.01.250.0) LB/PVV van € 1.060. Tevens is bij beschikking € 100 aan belastingrente in rekening gebracht.

aan [F] B.V. voor de jaren 2011 en 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [006] .A.02.250.0) LB/PVV van € 2.957. Tevens is bij beschikking € 334 aan heffingsrente en belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij één uitspraak op bezwaar van 7 oktober 2016 de naheffingsaanslagen, de beschikking heffingsrente en belastingrente alsmede de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen op 17 november 2016, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2018. Namens eiseres zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [G] , [H] en drs. [I] .Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [J] , [K] en [L] .

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

De Staat heeft afgezien van het voeren van verweer (Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 436935, Stcrt. 2014, 20210).

Overwegingen

Feiten

1. De activiteiten van eiseres bestaan uit het goederenvervoer (transport) binnen Europa en de daarbij behorende logistieke dienstverlening, zoals distributie, emballageverhuur en opslag. Eiseres heeft diverse vestigingen en ruim 1.300 medewerkers in dienst.

2. Eiseres heeft aan haar beroepsgoederenchauffeurs een maatwerkopleiding aangeboden die is gebaseerd op de reguliere MBO-opleiding “Chauffeur Goederenvervoer”.

De MBO-opleiding is een BBL-opleiding op niveau 2, een basisberoepsopleiding, geregistreerd onder nummer 91830 van het Centraal Register Beroepsonderwijs (hierna:“Crebo”) met 3.200 studiebelastinguren1. De maatwerkopleiding bevat onderdelen van deze MBO-opleiding.

3. [M] B.V. heeft deze maatwerkopleiding opgezet. Daarbij kon gekozen worden voor vier theoriecursussen en één praktijkcursus uit het aanbod van dertien eendaagse nascholingscursussen. Dit heeft geleid tot een verkorte vijfdaagse MBO-opleiding Chauffeur Goederenvervoer BBL, niveau 2, Crebo 91830. De uitvoerder van het traject is het [N] , sector Economie en Dienstverlening.

4. Voor de maatwerkopleiding heeft eiseres met [M] B.V. op 10 september 2010 een contract gesloten (hierna: het contract). In onderdeel 2. van het contract is als doel van de opleiding vermeld het verhogen van de kennis, vaardigheden en bewustzijn van de chauffeur in het kader van veiligheid, imago en CO2 reductie vermeld. Ook is als doel geformuleerd om binnen een opleidingstraject (maatwerk BBL) van één jaar te voldoen aan de 35 uur nascholingsuren in het kader van de Richtlijn Vakbekwaamheid binnen de gestelde eisen van het CCV2, waarbij de Wet Vermindering Afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: WVA) van toepassing is.

5. In de onderdelen 6. en 7. van het contract is over de inhoud van de opleiding onder meer het volgende vermeld:

“(…)

6. Uitgangspunten en inhoud van de opleiding-

- De beroepscontext van de chauffeur is uitgangspunt van het leren.

- De trainingen zijn gekoppeld aan de onbekostigde BBL opleiding Chauffeur Goederenvervoer, bekend onder crebonummer 91830, niveau 2 MBO.

- Het volgen van de trainingen en het maken van de portfolio-opdrachten leveren de chauffeur aan het einde van de training een bewijs van deelname op. Dit bewijs heeft geen civiel effect ten opzichte van een diploma.(…)

Keuze trainingen en bijbehorende CCV-uren

1. Veiligheidstraining: 7 theorie-uren

2. Lading zekeren/HACCP: 7 theorie-uren

3. Techniek, diagnose stellen bij pech: 7 theorie-uren

4. EHBO: 7 theorie-uren

5. Rijvaardigheid Het Nieuwe Rijden: 7 praktijkuren (…).

7. Omvang IIVO (In Instelling Verzorgd Onderwijs) en SBU (StudieBelastingsUren)

Leerjaar

Crebonr.

opleiding

Kerntaak

Training

BPV

Begeleiding tijdens BPV (maken opdrachten)

Totaal uren

1

91830

1

5x7

40x16

5x1

680

Totaal uren

35

640

5

680

(…)”

6. In onderdeel 13 van het contract is onder meer bepaald dat het tarief voor het WVA advies en de organisatie dat [M] B.V. in rekening brengt 13% bedraagt van de WVA-opbrengsten per kandidaat.

7. Aan de opleiding hebben 280 werknemers van eiseres deelgenomen. Er is geen diploma of certificaat aan de deelnemers uitgereikt.

8. Tot de stukken van het geding behoren twee ondertekende onderwijs- en praktijkovereenkomsten tussen Stichting [O] (hierna: [O] ) en de individuele werknemers, [P] en [a] (hierna: de POK). Daarin is vermeld dat de werknemer een deel van de opleiding Chauffeur Goederenvervoer, niveau 2 (Crebo nummer 91830) zal volgen, dat de studielast 40 klokuren bedraagt en dat de omvang van de beroepspraktijkvorming (hierna: BPV) 640 klokuren bedraagt.

9. Op 9 april 2014 is verweerder bij eiseres een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de jaren 2010, 2011 en 2012. Het onderzoek zag op de juistheid van de door eiseres in die jaren geclaimde afdrachtvermindering onderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van de WVA. Van de bevindingen van het boekenonderzoek is op 5 juni 2015 een rapport opgesteld. Dit controlerapport behoort tot de gedingstukken. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de hiervoor genoemde naheffingsaanslagen aan eiseres opgelegd.

10. In een brief van het [N] aan eiseres van 14 mei 2014 inzake de verantwoording van de opleiding is onder meer vermeld dat alle deelnemers van eiseres de BPV in voldoende mate hebben gevolgd. In een brief van 8 januari 2015 is door het [N] verklaard dat de deelnemers gedurende het gehele opleidingstraject de BBL opleiding Chauffeur Goederenvervoer hebben gevolgd.

Geschil

11. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs als bedoeld in artikel 14 van de WVA.

12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de gevolgde maatwerkopleiding Chauffeur Goederenvervoer kwalificeert als BBL-opleiding waarvoor op grond van artikel 14 van de WVA de afdrachtvermindering onderwijs kan worden geclaimd. Daarnaast stelt eiseres dat zij in de desbetreffende periode heeft voldaan aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor de aftrek. Ten aanzien van de inhoud van de opleiding is eiseres van mening dat verweerder niet bevoegd is deze te beoordelen.

13. Verweerder stelt daar - in hoofdlijnen - tegenover dat het door eiseres opgezette maatwerktraject geen certificeerbare eenheid van de volledige MBO-beroepsopleiding is, de POK formele gebreken vertoont, niet dan wel onvoldoende is komen vast te staan dat het CCV-traject is gevolgd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de deelnemers de in de POK aangegeven 640 uren BPV daadwerkelijk hebben gevolgd. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de opgelegde boetes moeten komen te vervallen.

Wettelijk kader

14. In artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVA zoals die gold in de onderhavige jaren, is bepaald dat de afdrachtsvermindering onderwijs van toepassing is met betrekking tot de werknemer die de BPV volgt van de beroepsbegeleidende leerweg (hierna: BBL) van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) bedoelde beroepsopleiding, op de grondslag van een in artikel 7.2.8 van die wet bedoelde overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 van die wet genoemde partijen en mede ondertekend door het bestuur van het betreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven.

15. In artikel 1.1.1 van de WEB is onder meer het volgende bepaald:

“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)

j. beroepspraktijkvorming: het onderricht in de praktijk van het beroep, bedoeld in artikel 7.2.8 eerste lid; (…)

m. beroepsbegeleidende leerweg: de leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b; (…).”

16. Artikel 7.2.8, tweede lid, van de WEB luidde in de jaren 2010 tot en met 2012 als volgt:

“De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd op grondslag van een overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 genoemde partijen. De overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van partijen en omvat met inachtneming van het dienaangaande bij of krachtens deze wet bepaalde, ten minste bepalingen over: a. de aanvangsdatum en einddatum van de beroepspraktijkvorming, alsmede het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar,

b. de begeleiding van de deelnemer,

c. dat deel van de eindtermen dat de deelnemer tijdens de praktijkperiode dient te realiseren en de beoordeling daarvan, en

d. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.”

17. Op grond van artikel 7.2.9, eerste lid van de WEB, wordt de POK gesloten door de instelling, de deelnemer en het bedrijf dat of de organisatie die de BPV verzorgt.

18. In artikel 11d van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering is bepaald dat zolang de inhoudingsplichtige nog niet beschikt over een door alle betrokken partijen getekende overeenkomst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen a, f en g, van de wet hij, in afwijking van artikel 14, zesde en achtste lid, van de wet bij de loonadministratie een verklaring van het Regionaal Opleidingscentrum bewaart waaruit blijkt dat de desbetreffende leerling de beroepsbegeleidende, de basisberoepsgerichte of de beroepsopleidende leerweg volgt.

Beoordeling 19. In het kader van de toepassing van de WVA moet onder meer worden beoordeeld of een werknemer de BPV van een beroepsopleiding daadwerkelijk heeft gevolgd. De bewijslast daarvoor rust op de inhoudingsplichtige (eiseres). Indien een certificaat of diploma is uitgereikt, volstaat dat voor het bewijs dat een werknemer (het betreffende deel van) de opleiding heeft gevolgd, tenzij de inspecteur het tegendeel bewijst (vergelijk Hoge Raad 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2436). Omdat in het onderhavige geval geen certificaten of diploma’s zijn uitgereikt moet eiseres op andere wijze aannemelijk maken dat de werknemers daadwerkelijk 640 uur BPV hebben gevolgd. Hierbij is van belang dat alleen het verrichten van reguliere werkzaamheden (het gewoon werken als chauffeur) niet volstaat voor het volgen van de BPV. Er dient sprake te zijn praktijkonderricht gericht op de kernonderdelen van de opleiding.

20. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat hiervan sprake is en overweegt daartoe als volgt. Uit het door eiseres tijdens het boekenonderzoek ter inzage verstrekte portfolio van deelnemer [P] kan niet worden opgemaakt dan wel afgeleid of en in hoeverre praktijkonderwijs is genoten. Het lijkt erop dat het portfolio bedoeld is om te worden gebruikt in het kader van het CCV-traject (de verplichte vijfjaarlijkse nascholing). Het oningevulde portfolio “Chauffeur Goederenvervoer” geeft evenmin informatie over het gevolgd hebben van de BPV. Voorts zijn geen eindbeoordelingen van de BPV opgemaakt en geen bewijzen van deelname aan de werknemers verstrekt.

21. De stelling van eiseres dat de zogenoemde ‘code 95’ die de werknemers hebben verkregen door deelname gelijkgesteld moet worden met een certificaat of diploma wordt door de rechtbank verworpen. Voor het verkrijgen c.q. behouden van dit getuigschrift van vakbekwaamheid is immers slechts vereist dat iedere vijf jaar een nascholing van 35 uur gevolgd dient te worden. Deze nascholing maakt echter geen onderdeel uit van de BPV van de maatwerkopleiding.

22. Aan de verklaringen van het [N] zoals opgenomen in de brieven van respectievelijk 14 mei 2014 en 8 januari 2015 kan niet het door eiseres gewenste gewicht worden toegekend. Eiseres was ter zitting ook niet in staat om aan te geven op basis van welke informatie het [N] haar verklaringen kon afgeven. Naast het feit dat deze verklaringen op geen enkele wijze zijn onderbouwd met controleerbare gegevens, is het [N] door hetgeen is bepaald in artikel 13 van de overeenkomst dusdanig nauw betrokken bij onderhavige procedure dat aan de verklaringen geen overtuigende bewijskracht kan worden toegekend (vergelijk Gerechtshof Amsterdam 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1439).

23. Het gelijk is dus aan de zijde van verweerder. Hierdoor kan in het midden blijven of het door eiseres opgezette maatwerktraject als een crebo-gecertificeerde beroepsopleiding kan worden aangemerkt, of sprake is van een rechtsgeldige POK en of het CCV-traject door de werknemers is gevolgd.

24. Eiseres heeft verzocht om toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. Geschillen over de heffing van belastingen behoren binnen een redelijke termijn te worden beslecht. Daarvoor geldt als uitgangspunt voor de bezwaar- en beroepsfase samen een termijn van twee jaar. Bij overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken wordt, behalve in geval van bijzondere omstandigheden, verondersteld dat eiseres immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Voor de schadevergoeding geldt als uitgangspunt een tarief van € 500 per halfjaar dat die termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond (vergelijk Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252).

25. Tussen de ontvangst van de bezwaarschriften op 25 september 2015 en deze uitspraak van heden is een periode van 2 jaar en bijna 10 maanden verstreken, zodat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met 10 maanden. Hierbij is van belang dat door eiseres op 25 september 2015 een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Op verzoek van eiseres heeft verweerder uitstel verleend voor de motivering van dit bezwaar. De motivering van het bezwaarschrift is vervolgens op 11 maart 2016 door verweerder ontvangen. Dit is een periode van ruim vijf maanden. Hierbij moet echter wel rekening gehouden worden met een termijn van vier weken die normaliter in acht wordt genomen voor de motivering van een bezwaarschrift. Per saldo resteert een periode van ruim vier maanden die aan eiseres moet worden toegerekend en die in mindering komt op de overschrijding van de redelijke termijn. Hierdoor resteert een overschrijding van zes maanden die aan de beroepsfase zal worden toegerekend. Hierin ziet de rechtbank aanleiding, met inachtneming van de uitgangspunten van het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252), de Staat te veroordelen tot vergoeding van € 500.

Slotoverwegingen

26. Eiseres heeft geen recht op de afdrachtvermindering onderwijs. Gelet op de omstandigheid dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat de opgelegde boetes dienen te vervallen moeten de beroepen gegrond worden verklaard.

27. Omdat eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente/belastingrente heeft aangevoerd, dienen de beroepen inzake de beschikkingen heffingsrente/belastingrente ongegrond te worden verklaard.

28. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Van de door eiseres gestelde verregaande mate van onzorgvuldig handelen door verweerder is geen sprake, zodat de door eiseres verzochte integrale proceskostenvergoeding niet aan de orde is. De rechtbank stelt de vergoeding voor de door eiseres gemaakte proceskostenkosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.250 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 in verband met vier of meer samenhangende zaken).

Beslissing