Home

Rechtbank Gelderland, 05-09-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3821, AWB - 17 _ 2416

Rechtbank Gelderland, 05-09-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3821, AWB - 17 _ 2416

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
5 september 2018
Datum publicatie
11 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:3821
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2416

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Gevraagde informatie van belang voor de belastingheffing. Niet volledig voldaan aan informatieverplichting. Ook in beroepsfase geen nieuwe informatie overgelegd.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 17/2410, 17/2412 tot en met 17/2421, 17/2423 en 17/2424

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eisers informatiebeschikkingen gegeven als bedoeld in artikel 52a Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) die betrekking hebben op de jaren 2001 tot en met 2013.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 maart 2017 de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

Eisers hebben daar tegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2018.

Namens eisers is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [B] en [C] .

De beroepen zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met procedures ten name van [D] (zaaknummers AWB 17/2425 tot en met 17/2437).

Overwegingen

Feiten

1. Op 17 april 2014 heeft de gemachtigde namens [A] (hierna: [A] ) en zijn echtgenote, een beroep op de zogenoemde inkeerregeling van de AWR gedaan. In de aan verweerder gerichte brief is onder meer vermeld:

“Met betrekking tot de aangiften inkomstenbelasting zijn bij [echtgenote en [A] ] onvolledigheden geconstateerd. Dit betreft het ten onrechte niet opnemen van vermogensbestanddelen die in het buitenland worden aangehouden en de inkomsten uit deze vermogensbestanddelen.

De vermogensbestanddelen bestaan uit banktegoeden die sinds lange tijd, worden aangehouden bij de USB Bank in [Q] , Zwitserland en Sabadell Atlantico in [R] , Spanje. De omvang van beide bankrekeningen beloopt op dit moment, naar schatting, een bedrag van € 140.000 en € 10.000”.

2. Naar aanleiding van deze brief heeft verweerder bij een brief van 6 oktober 2014 verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken over het vermogen van [A] over de jaren 2001 tot en met 2013. De brief bevat als bijlage het formulier “Verklaring vrijwillige verbetering”.

3. Op [2015] is [A] overleden.

4. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte informatiebeschikkingen van 22 februari 2016 vastgesteld dat de gevraagde gegevens en inlichtingen niet zijn verstrekt. Verweerder heeft onder meer het volgende opgemerkt:

“(…).Ik verzoek u nogmaals ervoor te zorgen dat:

1. met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarvoor is ingekeerd de ingevulde

“verklaring vrijwillige verbetering” (bijlagen bij de brieven van 30 november 2015 en 22

december 2015) alsmede de verzochte bescheiden uiterlijk 5 februari 2016 in mijn bezit

komen.

2. alle informatie over de vermogensbestanddelen gehouden bij de KBC Bank België uiterlijk

5 februari 2016 in mijn bezit komen. Voor de gewenste informatie verwijs ik naar de

“Verklaring vrijwillige verbetering” en daarbij behorende toelichting.

Informatieverstrekking verzoek om inkeer: UBS Zwitserland en Sabadell Atlantico Spanje.

• De ter zake het verzoek om inkeer gevraagde ingevulde “Gespecificeerde verklaring vrijwillige verbetering” alsmede de verzochte bescheiden en de twee bijlagen bij de brieven van 31 december 2015 “ [A] /Fiscus /3430” zijn niet door mij ontvangen.

Informatieverstrekking KBC Bank België.

• De ter zake het verzoek om informatie over de vermogensbestanddelen gehouden bij de BKC Bank België is niet ontvangen”.

5. Eisers hebben vervolgens de volgende stukken overgelegd:

-

op 21 april 2016 jaaroverzichten van bankrekeningen op nummer bij UBS over 2002 tot en met 2012, een berekening van de belastingpositie van [A] en de echtgenote over de jaren 2001 tot en met 2011 en een berekening van door [A] ontvangen commissies over 2003 tot en met 2006;

-

op 21 september 2016 een overzicht van de bankrekening van [A] bij de KBC Bank over de periode van 2006 tot en met 2009;

-

op 2 november 2016 een overzicht van de bankrekening van de echtgenote bij Sabadell Atlantico over de periode van 30 september 2014 tot en met 30 september 2016.

6. Bij uitspraken op bezwaar van 21 maart 2017 heeft verweerder de informatiebeschikkingen gehandhaafd. De uitspraken op bezwaar vermelden onder meer:

“(…). De volgende vragen zijn mijns inziens niet of onvolledig beantwoord.

1. Verklaring Vrijwillige verbetering

De bij de Informatiebeschikking als bijlage 2 gevoegde Verklaring Vrijwillige

verbetering is niet ingevuld en de gevraagde bijlagen zijn niet aan mij gestuurd.

De volgende informatie is daarbij specifiek niet aangeleverd:

2. Verschil correctie vermogen bijlage 1 t.o.v. de verstrekte informatie vermogen

bijlage 2.

Het verschil tussen de in de bijlage 1 genoemde correcties van het vermogen en

de overgelegde informatie in bijlage 2 (uit uw brief van 21 april 2016) is niet

verklaard.

3. Verstrekking Informatie vermogen Sabadell Atlantico.

Er is ingekeerd voor banktegoeden gehouden bij de bank Sabadell Atlantico in

[R] , Spanje. Tot op heden is alleen informatie binnen gekomen vanaf

september 2014. De stukken van vóór september 2014 zijn niet aangeleverd.

4. Nadere verstrekking informatie vermogen UBS.

Uit niets blijkt te wiens name het vermogen wordt gehouden bij de UBS.

In de bijlage bij de Verklaring Vrijwillige verbetering is gevraagd een afschrift te

verstrekken van het openingsformulier van elke bankrekening. Deze zijn niet door

mij ontvangen.

Ten aanzien van de gerechtigdheid tot het vermogen werkt de UBS met het

formulier “Feststellung des wirtschaftlich berechtigten”. Een afschrift hiervan is

niet door mij ontvangen.

5. Commissies.

In het verzoek om inkeer is geen melding gemaakt van ontvangen commissies.

Voor het eerst in de brief van 21 april 2016 wordt hiervan melding gemaakt, U

schrijft:

“Ik merk op dat de heer [A] in de jaren 2003 2006 aanzienlijke

bedragen aan commissie heeft ontvangen, welke door hem contant zijn

doorbetaald aan agenten in Spanje, Italië en Portugal. Ik voeg daarvoor in bijlage

3 een overzicht van die Inkomsten bij. Naar ik meen behoren deze inkomsten niet

tot het box 1 inkomen van de Erven [A] ”.

De nadere informatie hierover dient u nog de verstrekken. Het gaat om de

volgende informatie:

o Van wie en waarvoor zijn deze commissie ontvangen,

o Ik verzoek u mij de onderliggende stukken (bankafschriften , declaraties/nota’s

ed) te verstrekken,

o Aan wie is deze commissie doorbetaald?

o Graag ontvang ik de onderliggende stukken waaruit blijkt dat deze gelden zijn

doorbetaald.

o Waarom zouden deze gelden niet tot het box 1 inkomen behoren?

Volgens de berekeningen in bijlage 1 zijn deze gelden belast.

In uw brief van 16 september 2016 geeft u aan dat door het overlijden van de

heer [A] geen verdere Informatie kan worden achterhaald over de

commissies, Na het overlijden van de heer [A] op [2015] zijn

diens fiscale verplichtingen van rechtswege overgegaan op de erfgenamen,

hetgeen meebrengt dat de erfgenamen gehouden zijn de verplichtingen krachtens

de artikelen 47 en 49 AWR na te komen.

6. KBC bank België.

Ik heb de bankstukken ontvangen vanaf 01-01-2006, U heeft voorgesteld om,

gelet op het zeer geringe saldo op de rekening, dit verder te laten rusten, Ik heb

gezien dat het saldo op 1-1-2006 gering is, echter dit zegt niets over de saldi vóór

1-1-2006. U dient daarom alsnog de ontbrekende bankstukken en het

openingsformulier van deze rekening toe te sturen. (…)”.

Geschil

7. In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikkingen terecht zijn opgelegd. Daarbij gaat het geschil alleen om de vraag of eisers hebben voldaan aan hun informatieverplichting als bedoeld in artikel 47 van de AWR.

Beoordeling van het geschil

8. Ingevolge artikel 47, aanhef en onderdeel a, van de AWR is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur – en binnen een door de inspecteur te stellen termijn (artikel 49, eerste lid, van de AWR).

9. Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking aan de hiervoor genoemde verplichtingen niet of niet volledig wordt voldaan, kan de inspecteur dit op grond van artikel 52a, eerste lid, van de AWR vaststellen bij voor bezwaar vatbare informatiebeschikking.

10. Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd verklaard dat de door verweerder gevraagde informatie inderdaad van belang kan zijn voor de belastingheffing. Ook heeft de gemachtigde verklaard in de voorbereiding op de zitting contact te hebben opgenomen met UBS en dat hij van UBS heeft vernomen dat er bepaalde bestanden zijn gevonden in oude systemen. Met deze nieuwe gegevens kunnen naar de gemachtigde stelt de commissiebetalingen inzichtelijk worden gemaakt. Ten aanzien van het niet invullen van de verklaring vrijwillige verbetering heeft de gemachtigde aangegeven dat gekozen is voor een andere werkwijze waarmee materieel gezien is voldaan aan de informatieverplichting.

11. Gelet op het vorenstaande is niet (langer) in geschil dat de door verweerder aan eisers gevraagde informatie van belang is voor de belastingheffing en de rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank is voorts van oordeel dat eisers niet volledig hebben voldaan aan hun informatieplicht. Verweerder heeft meermaals en duidelijk verzocht om de overlegging van de gegevens en inlichtingen, zoals hierboven weergegeven in onderdelen 4. en 6. Eisers zijn hieraan maar gedeeltelijk tegemoetgekomen. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar daarom terecht geconstateerd dat een deel van de gevraagde gegevens niet is overgelegd. In de beroepsfase zijn door eisers geen aanvullende gegevens en inlichtingen verstrekt. Wel is namens eisers gewezen op een aantal naar zij stellen relevante aspecten (zie onderdeel 10.). De rechtbank overweegt hierover als volgt. Ten aanzien van het niet invullen van de Verklaring vrijwillige verbetering geldt dat weliswaar voor een andere werkwijze gekozen mag worden maar dat neemt niet weg dat wel alle informatie zoals opgenomen in deze verklaring moet worden verstrekt. Dit is niet gebeurd. De stelling van de gemachtigde dat overleg heeft plaatsgevonden met UBS en dat nieuwe informatie is gevonden is op geen enkele wijze onderbouwd. In ieder geval heeft dit niet geleid tot het overleggen van nieuwe informatie. Dit betekent dat ook in beroep eisers niet volledig hebben voldaan aan hun informatieverplichting en dat het beroep tegen de informatiebeschikking moet worden afgewezen.

12. In artikel 27e, tweede lid, AWR is bepaald dat als een rechter het beroep tegen een informatiebeschikking ongegrond verklaart, een nieuwe termijn wordt gesteld voor het voldoen aan de in die beschikking bedoelde verplichtingen, in situaties waarin daaraan nog gevolg kan worden gegeven, tenzij sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van zes weken voldoende is voor eisers om alsnog aan hun verplichtingen te voldoen.

13. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen ongegrond;

-

stelt eisers een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden, om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr. Y.M.J.I. Baauw, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 5 september 2018

De griffier is verhinderd deze uitspraak

mede te ondertekenen.

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.