Home

Rechtbank Gelderland, 27-02-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1097, C/05/265391/HA ZA 14-237

Rechtbank Gelderland, 27-02-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1097, C/05/265391/HA ZA 14-237

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
27 februari 2019
Datum publicatie
15 maart 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:1097
Zaaknummer
C/05/265391/HA ZA 14-237

Inhoudsindicatie

De curator in het faillissement van de bestuurder van Eurocommerce heeft gevorderd dat de Stichting Syanora een bedrag van 4,5 miljoen terugbetaalt aan de boedel. Ook worden betalingen gevorderd van de echtgenote. Op grond van nietigheid van de gewijzigde huwelijksvoorwaarden dienen die bedragen terugbetaald te worden aan de boedel. De goudstaaf en de inboedel vallen ook in het faillissement. Het uitgangspunt van de Faillissementswet is dat goederen die van beide echtgenoten zijn in de faillissementsboedel vallen. De echtgenote kon niet aantonen dat die alleen van haar was.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

Vonnis van 27 februari 2019

in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/265391 / HZ ZA 14-237 van

MR. ERIC RENÉ LOOYEN,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [naam curandi],

wonende te Velp,

eiser,

advocaat mr. J.J.P.T. van Summeren te Arnhem,

tegen

de stichting STICHTING SYANORA,

gevestigd te Deventer,

gedaagde,

advocaat mr. J.M.R. Vlaar te Budel.

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/265393 / HZ ZA 14-238 van

MR. ERIC RENÉ LOOYEN,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [naam curandi],

wonende te Velp,

eiser,

advocaat mr. J.J.P.T. van Summeren te Arnhem,

tegen

[gedaagde in de zaak 265393] ,

wonende te Gorssel,

gedaagde,

advocaat mr. J.M.R. Vlaar te Budel,

Partijen zullen hierna de curator, de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] genoemd worden.

1 De procedure in de zaak 14-237

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 5 november 2014

-

de akte vermeerdering, verandering en aanvulling van de grondslag van eis van de curator van 26 maart 2015

-

de akte van de curator van 20 juli 2016

-

de antwoordakte van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 3 augustus 2016

-

de akte uitlating van de curator van 16 mei 2018

-

de akte uitlating n.a.v. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3256 van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393]

-

het B-8 formulier met producties van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 januari 2019

-

het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2019

-

de pleitnota van mr. Vlaar.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De procedure in de zaak 14-238

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 5 november 2014

-

de akte vermeerdering, verandering en aanvulling van de grondslag van eis van de curator van 26 maart 2015

-

de akte van de curator van 20 juli 2016

-

de antwoordakte van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 3 augustus 2016

-

de akte uitlating van de curator van 16 mei 2018

-

de akte uitlating n.a.v. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3256 van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 mei 2018

-

het B-8 formulier met producties van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 januari 2019

-

het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2019

-

de pleitnota van mr. Vlaar.

2.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3 De feiten in beide zaken

3.1.

De heer [naam curandi] (hierna: [naam curandi]) is sinds 1974 middellijk (enig) aandeelhouder en (middellijk) bestuurder van vennootschappen die tezamen de Eurocommerce groep (hierna: Eurocommerce) vormen. Op 12 juli 2012 is een aantal van de Eurocommerce vennootschappen in staat van faillissement verklaard. Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 27 november 2012 is [naam curandi] in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig. [gedaagde in de zaak 265393] is de echtgenote van [naam curandi]. De stichting is bij akte van 15 december 2010 opgericht met als doelomschrijving het ten behoeve van [naam curandi], zijn echtgenote en/of afstammelingen van hem in de rechte neerdalende linie, beheren, bewaren en in stand houden van vermogen (productie 8 eiser). [naam curandi] was tot 4 oktober 2012 samen met [gedaagde in de zaak 265393] bestuurder van de stichting.

3.2.

Bij brief van 2 juli 2009 heeft [gedaagde in de zaak 265393] aan [naam curandi] geschreven (productie 3 gedaagden), voor zover hier relevant:

“Ik heb de concept-overeenkomst met betrekking tot de periodieke “Verrekening huwelijkse voorwaarden” van je ontvangen (…). Onderstaand tref je de opmerkingen aan, die wij samen hebben doorgenomen en waarmee jij akkoord gaat.

Ervan uitgaande dat je een en ander verder zult uitwerken tot de overeenkomst (…)

Opmerkingen:

(…)

nieuw artikel over verhouding pensioenen en waar dit wordt ondergebracht;

(…)

een vast bedrag heb ik liever, zoals je weet, op € 15 miljoen, maar ga akkoord met € 10 miljoen als wij in 2013 weer opnieuw gaan verrekenen; (…)”

3.3.

Op 28 juli 2009 hebben [naam curandi], [gedaagde in de zaak 265393] en hun kinderen de volgende overeenkomst opgesteld en ondertekend (productie 12 gedaagden):

“[naam curandi] ([geboorte datum curandi]) en mevrouw [gedaagde in de zaak 265393] ([geboorte datum gedaagde in de zaak 265393]) komen het volgende overeen:

  1. De inboedel van het huis aan de [adres woning] behoort toe aan mevrouw [gedaagde in de zaak 265393]. Alle vervangingen die plaatsvinden dan wel plaatsgevonden hebben met betrekking tot de inboedel vanaf het huwelijk (10-05-1979) hebben hierop betrekking. [naam curandi] en mevrouw [gedaagde in de zaak 265393] wensen geen nadere omschrijving van de inboedel (onder inboedel wordt verstaan alles wat niet aard- en nagelvast zit). De kleding en het schoeisel alsmede persoonlijke sieraden van [naam curandi] zijn en blijven zijn eigendom, ongeacht de situatie. De sieraden van [gedaagde in de zaak 265393] blijven te allen tijde haar eigendom. De erfstukken vallen toe aan degene die de stukken geërfd heeft. De honden zullen te allen tijde bij mevrouw [gedaagde in de zaak 265393] blijven en als zodanig is zij ook eigenaar.

  2. [naam curandi] zal nimmer aanspraken kunnen maken op delen van de inboedel.

  3. Bij echtelijke scheiding, tijdelijk uit elkaar gaan dan wel andere vormen van beëindiging van de relatie en/of het huwelijkse verband, kunnen niets veranderen aan de in 1. en 2. omschreven eigendomsverhouding.

  4. Mevrouw [gedaagde in de zaak 265393] zal gedurende haar leven gebruik kunnen en blijven maken van de woning aan de [adres woning]. Zij zal het genot blijven houden, ongeacht welke situatie dan ook ontstaat, tenzij zij zelf aangeeft hiervan geen gebruik meer te willen maken of zij de dagelijkse kosten van het woongenot niet meer kan opbrengen.

  5. Bij betalingsonmacht / faillissement en/of andere vergelijkbare situatie van de eigenaar van het onroerend goed aan de [adres woning] behoudt mevrouw [gedaagde in de zaak 265393] het gebruiksrecht hetwelk dan omgezet kan worden in huurrecht voor onbepaalde tijd.

  6. Uit hoofde van de inboedel zullen geen verrekeningen vanuit het verleden en in de toekomst plaatsvinden jegens elkaar, tenzij schriftelijk anders wordt overeengekomen met betrekking tot de inboedel. (…)”

3.4.

Op 2 augustus 2009 heeft [naam curandi] aan [gedaagde in de zaak 265393] geschreven, voor zover hier relevant (productie 4 gedaagden):

“Hierbij bericht ik dat ik zal zorgdragen voor een verdeling van vermogen. Onze akte van huwelijkse voorwaarden houdt de vermogens van jou en mij gescheiden. De opbouw van vermogen geeft geen verdeelsleutel aan, terwijl jij uiteraard recht hebt op een vermogensdeel dat tijdens de jaren van ons huwelijk (inmiddels 30 jaar) is verkregen. Jouw bijdrage in de totstandkoming van dit vermogen is substantieel; fiscale consequenties ken ik niet, dit moet worden uitgezocht.

Normaal gesproken zal ik in 2016 (63 jaar) met pensioen gaan. Voor deze jaargangen zal ik jaarlijks een bedrag van € 750.000,-- reserveren of aan jou overmaken om het vermogen, dat door ons beiden in wezen is vergaard, voor een gedeelte aan jou te doen toekomen. (…) Betalingen van deze bedragen vinden plaats door Eurocommerce / mijzelf dan wel een nader te noemen entiteit.

(…)

Ik bevestig, voor zover dit niet duidelijk zou zijn, dat jij 50% pensioenrechten hebt op de pensioendatum, respectievelijk € 5.000.000,-- en € 250.000,--. (…) De inboedelbeschrijving heeft op 28 juli jl. plaatsgevonden (jij hebt nagenoeg de volledige inboedel betaald). (…)” Deze brief is door [naam curandi] en [gedaagde in de zaak 265393] ondertekend.

3.5.

Op 28 september 2009 hebben [naam curandi], [gedaagde in de zaak 265393] en hun kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], een overeenkomst getekend, Verrekening Verleden Huwelijkse Voorwaarden (Verrekening van het verleden bij periodiek verrekenbeding) genaamd, hierna te noemen: VVHV (productie 5 gedaagden). Daarin staat onder meer:

“(…) in aanmerking nemende :

. dat de man en de vrouw op 10 mei 1979 zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, opgemaakt door notaris mr. Klaas Jan Kraan te Apeldoorn;

. dat thans de man en de vrouw het verschil tussen hun vermogens, ontstaan tijdens hun huwelijk, wensen op te heffen en zo een meer passend resultaat te bereiken voor hun onderlinge financiële verhouding (het huwelijksgoederenrecht), voor hun kinderen (het erfrecht) en voor het successierecht.

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt :

(…)

Artikel 3. Pensioenen

De opgebouwde pensioenen, in eigen beheer (Eurocommerce Holding B.V.) en het Aegon-pensioen, zijn voor 50% eigendom van de vrouw en zullen worden ondergebracht in de besloten vennootschap en/of stichting (zie artikel 1.). (…)

(…)

Artikel 5. Verrekening

Indachtig bovenstaande bepalingen wordt het te verrekenen bedrag aan overgespaarde inkomsten vastgesteld op € 10.000.000,-- (…). Voornoemde besparing is in de vorm van vermogensaanwas en zal worden uitgekeerd aan de vrouw. Derhalve is de man verschuldigd aan de vrouw € 10.000.000,-- (…). Het te verrekenen bedrag zal worden betaald, in nader overeen te komen termijnen, vóór 31 december 2012 (onderdeel is de brief van 2 augustus 2009, waarbij verdere uitwerking volgt).

Artikel 6. Juridisch

De vrouw maakt geen aanspraak op vermogensbestanddelen van de man anders dan vermeld in voorgaande artikelen. Vóór 31 december 2013 zullen de vrouw en de man opnieuw afspraken maken over de aanwas van het vermogen. Nimmer zal het vermogen dat de vrouw toekomt lager zijn dan de afspraken, gemaakt in deze overeenkomst.

(…)”

Het pensioen in eigen beheer was in Banjer B.V., hierna te noemen: Banjer, een vennootschap waarvan [naam curandi] bestuurder-aandeelhouder is, ondergebracht.

3.6.

[naam curandi], [gedaagde in de zaak 265393] en hun kinderen hebben op 14 oktober 2009 een overeenkomst getiteld ‘Uitvoering betalingen zoals overeengekomen in de “Verrekening Verleden Huwelijkse Voorwaarden” (“VVHV”) d.d. 28 september 2009 (Artikel 5)’ gesloten (productie 6 gedaagden), hierna te noemen: de uitvoeringsregeling. Daarin zijn termijnen opgenomen voor de betaling van € 10.000.000,-- door [naam curandi] aan [gedaagde in de zaak 265393], beginnend op 31 december 2009 en eindigend op 31 december 2012.

3.7.

Bij door [naam curandi], [gedaagde in de zaak 265393] en hun kinderen ondertekende brief van 3 april 2010 (productie 7 gedaagden) heeft [gedaagde in de zaak 265393] aan [naam curandi] geschreven: “Lieve [naam curandi], Hierbij heb ik behoefte om vast te leggen dat de betalingsverplichtingen die jij hebt naar mij (VVHV 28 september 2009), zoals aangegeven en vermeld in de uitvoeringsovereenkomst d.d. 14 oktober 2009, gestaffeld kunnen plaatsvinden, als uiteindelijk maar op de einddatum (31 december 2012) alles betaald is.

Aan mij privé maar mijn voorkeur gaat uit naar betaling in de nieuwe entiteit (vermogens/pensioen B.V. of Stichting).” Deze overeenkomst wordt door partijen aangeduid als de aanvullende overeenkomst van 3 april 2010.

3.8.

[naam curandi] heeft op 23 december 2011 een bedrag van € 2.500.000,00 overgemaakt aan de stichting (productie 5 eiser) en op 26 januari 2012 nog eens een bedrag van € 2.000.000,00 (productie 6 eiser).

3.9.

[naam curandi] heeft op 13 juli 2011 een bedrag van € 750.000,-- overgemaakt aan [gedaagde in de zaak 265393], daarna op 6 februari 2012 een bedrag van € 200.000,--, op 21 maart 2012 een bedrag van € 50.000,--, op 9 mei 2012 een bedrag van € 35.000,--, op 31 mei 2012 een bedrag van € 20.000,-- en op 16 augustus 2012 een bedrag van € 75.000,--. In totaal is door [naam curandi] derhalve een bedrag van € 1.130.000,-- aan [gedaagde in de zaak 265393] overgemaakt.

3.10.

Op 26 maart 2012 heeft [naam curandi] de en/of rekeningen met nummer 3767.86.957 en met nummer 3223.60.595 van [naam curandi] en [gedaagde in de zaak 265393] om laten zetten op naam van [gedaagde in de zaak 265393]. Op de eerstgenoemde bankrekening stond op dat moment een bedrag van € 24.819,72 en op de tweede bankrekening stond een bedrag van € 186.440,52. Met deze omzettingen is in totaal derhalve een bedrag van € 211.260,24 gemoeid.

3.11.

De curator heeft bij e-mail van 5 maart 2014 (productie 7 eiser) aan de toenmalige raadsvrouwe van [gedaagde in de zaak 265393] en de stichting de verkoop en levering van de aandelen in Banjer door [naam curandi] aan de stichting, de betalingen door [naam curandi] aan de stichting, de overeenkomsten van 28 juli 2009 en 14 oktober 2009 alsmede alle rechtshandelingen tussen [naam curandi], [gedaagde in de zaak 265393] en de stichting die op basis daarvan hebben plaatsgevonden, waaronder de betalingen door [naam curandi] aan de stichting en een drietal betalingen door [naam curandi] aan [gedaagde in de zaak 265393] van in totaal € 985.000,--, buitengerechtelijk vernietigd ex artikel 42 van de Faillissementswet (hierna: Fw). Achter die e-mail van de curator bevindt zich een e-mail van 5 december 2013 van de toenmalige raadsvrouwe van [gedaagde in de zaak 265393] en de stichting, waarin staat, voor zover hier van belang:

Banjer B.V .

Zoals volgens mij al tijdens de bespreking bij u op kantoor aan de orde is geweest, is Banjer B.V. de pensioen-B.V. van de heer [naam curandi]. Op grond van de u wel bekende afspraken tussen de heer en mevrouw [naam curandi] moest het pensioen door de heer [naam curandi] worden ondergebracht in een afzonderlijke entiteit (Stichting Syanora). (…) De koopsom was gelijk aan de nominale waarde van de aandelen. Ter informatie heb ik bijgevoegd de jaarrekening van Banjer B.V. over 2010 waaruit blijkt dat het eigen vermogen negatief was. Dit gegeven lijkt mij relevant bij uw beoordeling van deze transactie.

Betaling EUR 2.500.00 aan Stichting Syanora

Deze betaling vloeit voort uit de VVHV d.d. 28 september 2009 op grond waarvan de heer [naam curandi] jegens zijn echtgenote gehouden was tot het doen van bepaalde betalingen. Op verzoek van [gedaagde in de zaak 265393] is betaald aan Stichting Syanora. (…)”

3.12.

Direct na het faillissement van [naam curandi] is de FIOD een strafrechtelijk onderzoek gestart naar destijds vermoedelijk door [naam curandi] gepleegde valsheid in geschrift met betrekking tot opgemaakte huurovereenkomsten (productie 26 eiser). In het kader van het onderzoek naar faillissementsfraude heeft op 9 oktober 2013 een doorzoeking van de woning van de dochter van [naam curandi] en [gedaagde in de zaak 265393] plaatsgevonden waarbij een bedrag van € 368.900,00 aan contant geld is aangetroffen. In de woning van [naam curandi] en [gedaagde in de zaak 265393] is een goudstaaf ter waarde van circa € 36.000,-- aangetroffen. Het contante geld en de goudstaaf zijn door de FIOD in beslag genomen.

3.13.

Bij e-mail van 5 maart 2014 heeft de curator aan [naam curandi] en [gedaagde in de zaak 265393] verzocht te bevestigen dat zowel de huisraad als de bij de dochter aangetroffen contanten en de goudstaaf aan de failliete boedel van [naam curandi] toebehoren. Aan dit verzoek is niet voldaan.

3.14.

Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de curator op 2 april 2014 ten laste van de stichting beslag gelegd onder de Van Lanschot Bankiers N.V. (productie 30 eiser). Naderhand heeft de curator, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 25 februari 2015 en op 3 maart 2015 ten laste van [gedaagde in de zaak 265393] beslag gelegd onder de Staat der Nederlanden (productie 30 en 33 eiser).

4 De vorderingen in beide zaken

5 Het verweer in beide zaken

6 De beoordeling in beide zaken

7 De beslissing