Rechtbank Gelderland, 21-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:181, AWB - 17 _ 1435
Rechtbank Gelderland, 21-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:181, AWB - 17 _ 1435
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 21 januari 2019
- Datum publicatie
- 23 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:181
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:3250, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 1435
Inhoudsindicatie
Schenkbelasting. Eiseres heeft in december 2013 een schenking van haar ouders gekregen. Volgens eiseres heeft zij recht op de tijdelijke verruiming van de eenmalige vrijstelling van € 100.000 in verband met de verbetering van haar eigen woning. Volgens verweerder voldoet eiseres echter niet aan de voorwaarden, omdat zij al vóór de betaling van de schenking kosten heeft betaald. De rechtbank ziet in de voorwaarden die aan de vrijstelling zijn verbonden echter niet de verplichting dat de betaling van de schenking in de tijd moet vooraf gaan aan de betaling van de kosten voor de verbouwing van de eigen woning. Ook aan de overige voorwaarden is voldaan. Beroep gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/1435
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag schenkbelasting opgelegd ten bedrage van € 16.705.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 16 maart 2017, ontvangen door de rechtbank op 17 maart 2017, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2018. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en besloten de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer. Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven dat zonder nadere zitting uitspraak wordt gedaan. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. De ouders van eiseres schonken gedurende een aantal jaren jaarlijks rond de kerstperiode een bedrag aan eiseres en haar broer en zus. In 2013 ontvingen de kinderen, onder wie eiseres, op 22 juli 2013 bij een bijzondere gelegenheid een schenking van € 118.000. Daarnaast hebben de kinderen in 2013 ieder op 16 december 2013 een bedrag van € 100.000 geschonken gekregen. Voor de schenking van 16 december 2013 is in de aangifte van 27 februari 2014 verzocht om toepassing van de tijdelijke verruiming van de vrijstelling voor de schenking in verband met de eigen woning. Volgens de aangifte wordt de schenkbelasting voldaan door de schenker.
2. Met dagtekening 25 november 2014 is de aanslag schenkbelasting opgelegd op grond van een aangegeven waarde van € 218.000. De belaste verkrijging bedraagt € 132.717, waarbij rekening is gehouden met een vrijstelling van € 100.000.
3. Bij brief van 30 maart 2016 heeft verweerder verzocht om informatie hoe het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 100.000 is besteed. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres de volgende 11 kopieën van facturen overgelegd:
-
[B] van december 2012 van € 866,97;
-
[B] van juni 2013 van € 2.438,48;
-
[C] van 17 juli 2013 van € 950;
-
[D] van 4 juni 2013 van € 109,50;
-
[E] van 11 oktober 2013 van € 17.229,44;
-
[E] van 24 oktober 2013 van € 25.844,16;
-
[F] van 7 november 2013 van € 6.050;
-
[E] van 14 november 2013 van € 25.844,16;
-
[F] van 12 december 2013 van € 5.435,86;
-
[E] van 23 januari 2014 van € 17.229,44;
-
[E] van 23 januari 2014 van € 5.374,10.
4. Bij brief van 28 september 2016 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat alleen de bedragen die na de datum van schenking van 16 december 2013 zijn betaald vallen onder de regeling van de eenmalige verruimde vrijstelling. Dat zijn de facturen i) tot en met k) van in totaal (afgerond) € 28.040. Het bedrag van € 79.332,71 dat is betaald vóór de schenkingsdatum wordt door verweerder niet geaccepteerd. Verweerder heeft de aanslag schenkbelasting gecorrigeerd naar € 249.422 en de belaste verkrijging, na aftrek van de eenmalige vrijstelling van € 28.040 en de jaarlijkse vrijstelling van € 5.141, vastgesteld op € 216.241. De navorderingsaanslag is overeenkomstig deze mededeling opgelegd.
Geschil
5. In geschil is of de navorderingaanslag schenkbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of aan de voorwaarden van de eenmalige verruiming van de vrijstelling voor de schenking van de eigen woning is voldaan, omdat een gedeelte van de betaling van de verbouwing al vóór de schenking heeft plaatsgevonden.
Beoordeling van het geschil
6. In artikel 28 van de Successiewet 1956 is bepaald dat schenkingen van ouders aan hun kinderen gedurende een kalenderjaar als één schenking worden aangemerkt.
7. In artikel 33 van de Successiewet 1956 is bepaald dat een eenmalige vrijstelling voor schenkbelasting geldt voor kinderen als de schenking van de ouders is bedoeld voor de aanschaf van een eigen woning of voor het verbeteren of onderhoud van de eigen woning. Deze vrijstelling bedraagt ten hoogste € 51.407 en geldt alleen voor kinderen tussen 18 en 40 jaar (artikel 33, aanhef en onder 5o, van de Successiewet 1956; tekst 2013). Dat de eenmalige vrijstelling ook geldt voor de kosten voor verbetering of onderhoud van de woning is ingevoerd met de Fiscale verzamelwet 2010. Over deze uitbreiding wordt in de memorie van toelichting bij de Fiscale verzamelwet 2010 nog het volgende toegelicht:
" De strekking van de toezegging en de wijziging is te bewerkstellingen dat de in artikel 33, onder 5°, van de Successiewet 1956 opgenomen voor één kalenderjaar tot een bedrag van € 50 000 verhoogde vrijstelling, ook van toepassing wordt voor schenkingen ter dekking van kosten voor verbetering of onderhoud van een eigen woning, afkoop van een recht van erfpacht, opstal, of beklemming en een aflossing van de eigenwoningschuld."(TK 2009-2010, 32 401, nr. 3)
8. In het Belastingplan 2014 is de eenmalige vrijstelling tijdelijk verruimd in een toegevoegd artikel 33a van de Successiewet 1956. In de memorie van toelichting staat daarover het volgende:
" De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt op grond van het aanvullend pakket verruimd. In de Successiewet 1956 is een eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 opgenomen voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar, mits de schenking verband houdt met de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld van het kind. In de eerste plaats wordt de hoogte van de vrijstelling tijdelijk (namelijk van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) verruimd van het huidige bedrag van de vrijstelling van € 51.407 tot € 100.000. Voorts vervalt eveneens tijdelijk (voor dezelfde periode) de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Dit betekent dat van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. " (TK 2013-2014, 33 752, nr. 3)
9. Vooruitlopend op deze wetgeving is op 2 oktober 2013 het besluit van 16 september 2013 over de tijdelijke eenmalige verruimde vrijstelling voor de schenking voor de eigen woning (BLKB 2013/1699M; besluit) gepubliceerd. Daarin staat onder meer het volgende:
" Daarnaast wordt de vrijstelling voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 verruimd. Voor deze periode wordt het bedrag van de vrijstelling verhoogd tot € 100.000 voor schenkingen voor de eigen woning en geldt niet de beperking dat het moet gaan om een schenking van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar.
(…)
3. Goedkeuring voor verruiming vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning
(…)
De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarden:
– De schenking betreft een schenking voor de eigen woning in de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013.
– In de aangifte schenkbelasting wordt een beroep op deze verruimde vrijstelling gedaan.
– De voorwaarden van artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn van overeenkomstige toepassing.
(…) "
10. In artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting (tekst 2013) staan, voor zover in deze zaak van belang, twee voorwaarden voor de vrijstelling ter zake van de kosten voor verbetering of onderhoud van de woning. De eerste voorwaarde is dat de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet in het jaar van schenking of de daarop volgende twee kalenderjaren wordt besteed aan verbetering of onderhoud van de woning (artikel 5, onder a, onder 2). De tweede voorwaarde is dat desgevraagd met schriftelijke bescheiden wordt aangetoond dat het bedrag van de schenking daadwerkelijk door de schenker is betaald en door de begunstigde is aangewend voor onderhoud en verbetering van de eigen woning (artikel 5, onder b).
11. Eiseres heeft gesteld dat de schenking is gebruikt voor de verbouwing van de eigen woning. In verband met planningsproblemen bij de aannemer is er in overleg voor gekozen om de verbouwing al in 2013 te laten plaatsvinden in plaats van in 2014. Volgens eiseres zijn de termijnbetalingen niet meer dan voorschotten en zijn er vóór de schenkingsdatum geen bedragen voor de verbouwing definitief uit haar vermogen gegaan. Subsidiair stelt eiseres dat het feit dat de verbouwing al was ingezet en de eerste termijnen door haar zelf al waren betaald, niet afdoet aan de intentie van haar en haar ouders bij de schenking, namelijk het betalen voor de verbouwing.
12. Volgens verweerder kan de vrijstelling alleen worden toegepast als de betalingen voor de verbouwing zijn gedaan ná de datum van schenking. Het kan niet zo zijn dat de betalingen al uit het eigen vermogen van eiseres zijn gedaan en dat met de schenking het eigen vermogen van eiseres weer wordt aangevuld. Er moet volgens verweerder een volgtijdelijk verband zijn, omdat er anders geen oorzakelijk verband is tussen de schenking en de betalingen voor de verbetering van de eigen woning. Daarom kan een gedeelte van de verbouwing van € 79.332,71 niet met de schenking zijn betaald. Er zijn verder ook geen stukken overgelegd waaruit het planningsprobleem van de aannemer blijkt en er is niet aangetoond dat de schenking eerder is toegezegd.
13. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de tijdelijke verruimde eenmalige vrijstelling, voor zover het betreft de periode vanaf 1 oktober 2013.
14. Uit het besluit en artikel 5 van de Uitvoeringsregeling volgt dat de voorwaarden voor de vrijstelling in de periode tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2014 de volgende waren:(a) de schenking vindt plaats tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2014;(b) de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat deze wordt besteed aan verbetering en onderhoud van de eigen woning;(c) de betaling van de schenking en de aanwending van de schenking voor de eigen woning moet met schriftelijke bescheiden kunnen worden aangetoond.
15. Dat aan de voorwaarden (a) en (b) is voldaan, is tussen partijen niet in geschil. Anders dan verweerder heeft gesteld, volgt uit de voorwaarden niet de verplichting dat de aanwending van de schenking voor de eigen woning in de tijd moet volgen op (de betaling van) de schenking. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank ook botsen met de systematiek van de heffing van het schenkingsrecht. Uit artikel 28 van de Successiewet 1956 volgt namelijk dat de aanslag wordt berekend naar het totaal van alle schenkingen door ouders aan hun kind in het betreffende kalenderjaar. Van die totale grondslag worden vervolgens de vrijstellingen waarvoor de begunstigde in aanmerking komt afgetrokken. De datum van de schenking is in dit geval uitsluitend van belang omdat dat een voorwaarde voor de toepasselijkheid van de vrijstelling is (voorwaarde (a)). Dat wil echter nog niet zeggen dat de datum van de schenking ook relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan voorwaarde (c). In voorwaarde (c) gaat het uitsluitend om de vraag of de betaling van de schenking kan worden aangetoond en de betaling van de kosten voor de eigen woning kan worden aangetoond. Daarin wordt verder geen volgtijdelijk verband voorgeschreven tussen die betalingen. Dat volgt ook niet dwingend uit de frase dat de schenking is "aangewend" voor de kosten van verbetering van de eigen woning in de Uitvoeringsregeling. En dat geldt ook voor de frases dat de schenking wordt gebruikt ter "dekking" van deze kosten (vergelijk de memorie van toelichting bij de verruiming van de eenmalige vrijstelling in de Fiscale verzamelwet 2010), of dat de schenking moet "verband houden met" die kosten (vergelijk de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2014). Dat kan ook gaan om kosten die al zijn gemaakt.
16. In het besluit is een beperkte terugwerkende kracht verleend. Dit heeft volgens de rechtbank tot gevolg dat feiten en omstandigheden van vóór 1 oktober 2013 geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden van de tijdelijke vrijstelling is voldaan. Voor het onderhavige geval maakt dat echter geen verschil, omdat de facturen van ná 1 oktober 2013 optellen tot een bedrag van € 103.007,06.
17. De conclusie moet daarom zijn dat het beroep gegrond is. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en ook de navorderingsaanslag schenkbelasting dient te worden vernietigd.
18. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag schenkbelasting 2013;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.024;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. R.A. Eskes en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in aanwezigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: