Rechtbank Gelderland, 29-10-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4897, AWB - 19 _ 272v
Rechtbank Gelderland, 29-10-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4897, AWB - 19 _ 272v
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2019
- Datum publicatie
- 21 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:4897
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 272v
Inhoudsindicatie
Verzetprocedure. Gemachtigde is, na eerdere waarschuwingen, op grond van 8.25 van de Awb geweigerd. Verzet van opposante ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 19/272
in de zaak tussen
(gemachtigde: [naam gemachtigde] )
en
Bij uitspraak van 2 april 2019 heeft de rechtbank het beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ongegrond verklaard.
Bij brief van 8 mei 2019 heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb. Op 17 mei 2019 heeft de gemachtigde de gronden van het verzet aangevuld.
De rechtbank heeft, naar aanleiding van het aanvullende verzetschrift, met dagtekening van 31 mei 2019 een brief naar de gemachtigde ( [gemachtigde A] ) verzonden. In deze brief heeft de rechtbank het voornemen geuit om de gemachtigde in de onderhavige procedure te weigeren op grond van artikel 8:25, eerste lid, van de Awb.
Op 14 juni 2019 heeft de rechtbank de gemachtigde van opposante op zitting gehoord in verband met haar voornemen om de gemachtigde van opposante in deze zaak te weigeren.
Bij beslissing van 3 juli 2019 heeft de rechtbank de gemachtigde op grond van artikel 8:25, eerste lid, van de Awb geweigerd als gemachtigde.
De rechtbank heeft opposante van deze beslissing op de hoogte gesteld en haar in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij de procedure zonder gemachtigde dan wel met bijstand van een andere gemachtigde wenst voort te zetten.
Bij brief van 6 september 2019 heeft opposante de rechtbank laten weten dat [naam gemachtigde] van [bedrijf B] BV haar nieuwe gemachtigde is.
Opposante is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 20 september 2019.
Opposante is daar, zonder voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Verweerder is zoals gebruikelijk bij verzet zaken niet verschenen.
Opposante is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 2 september 2019 aan het adres [adres 1] te [plaats ] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 3 september 2019 aan opposante op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten en gronden van het verzet
1. Opposante heeft op 24 april 2018 op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voldaan.
2. Op 11 juni 2018 heeft opposante bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van BPM.
3. Met dagtekening 16 november 2018 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn.
4. Bij brief van 14 december 2018, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde dag, heeft opposante beroep ingesteld tegen dat besluit.
5. De rechtbank heeft opposante bij aangetekende brief van 18 januari 2019 gevraagd waarom het bezwaar te laat is ingesteld. Uit informatie van www.tracktrace.nl volgt dat deze brief op 21 januari 2019 in ontvangst is genomen.
6. Opposante heeft daar niet op gereageerd.
7. Op 2 april 2019 heeft de rechtbank met toepassing van 8:54 van de Awb uitspraak gedaan. Het beroep is daarbij kennelijk ongegrond verklaard op grond dat opposante geen reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn heeft opgegeven.
Beoordeling van het verzet
Weigering gemachtigde ( [gemachtigde A] )
8. De rechtbank heeft op 31 mei 2019 een brief naar de gemachtigde verzonden. Hierin is het voornemen van de rechtbank geuit om de gemachtigde te weigeren. De motivering van het voornemen luidt als volgt:
“Op 25 oktober 2018 heeft u een gesprek gevoerd met de President van de rechtbank Gelderland. Een van de onderwerpen van dat gesprek was uw woordkeuze in processtukken. In een brief van 7 november 2018 is het besprokene aan u als volgt bevestigd: “Tot slot heb ik ook uw taalgebruik ter sprake gebracht. Ik heb u meegegeven dat ik het niet accepteer dat u over medewerkers van de rechtbank Gelderland en de rechtspraak in algemene zin onheuse en grievende uitlatingen doet. Ik vertrouw erop, dat u voortaan respectvol en fatsoenlijk communiceert. U heeft mij gezegd, dat u dit ter harte neemt.”
Naar aanleiding van uw woordgebruik in een verzetschrift van 28 januari 2019 heeft opnieuw een gesprek tussen u en de President van de rechtbank Gelderland plaatsgevonden. De inhoud van dat gesprek is aan u bevestigd bij brief van 22 februari 2019. In die brief zijn citaten opgenomen uit uw verzetschrift van 28 januari 2019:
-“Ik merk op, dat uw rechtbank blijkbaar onderdeel van de criminele organisatie rechtspraak.nl het wel heel erg bont aan het maken is.”
-“…(naam rechter-MB) krijgt mogelijk provisie bij verkorte afdoening zodat uw rechtbank weer eens naar huis kan, daar lijkt het op.”
-“Kutland!!!Gajesland!”
-“Aldus geeft de – niet aflatende drang van …(naam rechter –MB) – teneinde burgers van hun rechten te ontdoen waar mogelijk – waar hij al jaren in bedreven is, blijk van een onjuiste feitelijke opvatting. Mogelijk is het ook administratief een puinzooi bij deze rechtbank, niet aan mij daar verder iets van te vinden.”
-“Feit is dat de rechtbank Gelderland een derderangs rechtbank is die zich niet kwijt van zijn wettelijke taak, burgers beschermen tegen de niet aflatende drang van andere publiekrechtelijke organen, zoals de Belastingdienst, waar mogelijk burgers uit het hoogste recht voortkomende rechten te ontnemen en te beduvelen.”
-“Een schande is het, werkelijk ongehoord. Aangesteld om onafhankelijk te opereren, maar nada niks komt daarvan terecht.”
-“Nu is uw rechtbank verworden tot een gajesclub die niet veel meer kan dan griffierecht heffen en burgers om de tuin leiden, echt intens triest.”
De President van de rechtbank Gelderland heeft u naar aanleiding daarvan als volgt laten weten: “Dit taalgebruik acht ik ongepast, onfatsoenlijk en respectloos. Wij doen ons werk professioneel met respect voor partijen en hun gemachtigden. Ik verwacht van u professioneel gedrag, respect voor het gezag van de rechterlijke macht en voor de rechters die de zaken van uw cliënten behandelen. Daarbij gaat het mij in het geheel niet om het inhoudelijke debat en de argumenten die u daarin gebruikt, doch uitsluitend om uw woordkeuze zoals hiervoor aangegeven.
Ik heb u in ons gesprek ook gewezen op de mogelijkheid die besloten ligt in artikel 8:25, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, kan weigeren. Dat is een mogelijkheid waarvan de rechtbank slechts bij hoge uitzondering gebruikt maakt en uitsluitend gebruik wil maken als andere middelen geen soelaas bieden. U gaf aan bekend te zijn met deze mogelijkheid onder meer uit de beslissing van het Hof Den Bosch uit maart 2018.
Ik heb u verzocht mijn opmerkingen te beschouwen als een dringende waarschuwing. U heeft mij bevestigd dat u mij goed begrepen heeft. Ik heb ook uw collega mevrouw [naam gemachtigde] verzocht hiervoor aandacht te hebben.”
In een uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 18 april 2019, met zaaknummer AWB 18/2008, waar u als gemachtigde optrad, heeft de rechtbank in een opmerking voorafgaand aan de beoordeling van geschil als volgt overwogen: “Alvorens inhoudelijk op de zaak in te gaan stelt de rechtbank het taalgebruik van de gemachtigde zoals opgenomen in de pleitnota aan de orde. Gemachtigde stelt onder meer dat “Nederland natuurlijk een enorm gajesland is” en “niks anders dan een enorme narcostaat”. De rechtbank Gelderland heeft volgens gemachtigde “genoegzaam en structureel aangetoond het niet zo nauw te nemen met de gerechtvaardigde belangen van belastingplichtigen” en de focus van verweerder ligt “louter en alleen op beduvelen en oplichten”. Ook merkt de gemachtigde op “dat de rechtbank zaken gaat opwerpen als tardief verklaring of ‘wir haben es nicht gewusst’ of wat er allemaal nog meer in de trukendoos zit teneinde de burger van zijn uit het hoogste recht afkomstige rechten te ontdoen”. De Hoge Raad is volgens gemachtigde “verworden tot een allerhoogst bedenkelijke club die zijn weerga niet kent in de wereld.
De rechtbank heeft ter zitting haar verbazing en verontwaardiging uitgesproken over deze uitspraken van de gemachtigde. De gemachtigde heeft hier onder meer op gereageerd door te stellen dat hij bij zijn uitspraken blijft en heeft daaraan toegevoegd dat hij “Nederland een enorm kutland” vindt.
Omdat de gemachtigde volhardt in de naar het oordeel van de rechtbank ongepaste, onfatsoenlijke en respectloze bejegening van zijn wederpartij, de rechtbank en anderen acht de rechtbank redenen aanwezig om de gemachtigde bij deze een waarschuwing te geven. In dit verband wijst de rechtbank erop dat ingevolge artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht de rechter bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, kan weigeren.”
Ondanks deze beide waarschuwingen naar aanleiding van uw ongepaste, onfatsoenlijke en respectloze taalgebruik, bezigt u in de aanvulling van uw verzetschrift van 17 mei 2019 onder meer de volgende taal:
-“Het Hof, de hoogste rechter en de enige rechter met verregaande van fatsoensnormen en integriteitsnormen, is kennelijk duidelijk over ex-rental, anders dan clowns in de nationale rechtspraak, die – apert onbevoegd – uitlegging geven over bepalingen van het Unierecht. De schande ver voorbij!! De rechtspraak in Nederland is verworden tot een verlengstuk van de heffende autoriteit en de wetgever faciliteert dat het een lieve lust is!! Wat een aanfluiting!! Kutland!”
-“Fundamentele waarden worden door Uw rechtbank gewoon terzijde gesteld!! De schande ver voorbij!!”
-(….naam rechter) zou eens naar een integriteitscursus moeten waar haar primaire integriteitsnormen bijgebracht gaan worden die haar functioneren mogelijk zouden kunnen verbeteren!! Of ze kan solliciteren in Maastricht bij de Belastingdienst, daar ontvangen ze ook geen stukken als ze de burger kunnen benadelen en besodemieteren!”
-“Daarbij is ook relevant dat doorgaans medewerkers van de Belastingdienst te verwijten valt dat ze een gebrekkige integriteit bezitten en niet zelden alles is gericht op het verwezenlijken van heffen van onverschuldigde belasting ten faveure van de belastingplichtige, met toepassing van nationale rechtspraak, die apert niet strookt met bepalingen van het Unierecht. In goed Nederlands is dat ordinaire oplichting, bepaald niet vreemd bij de Belastingdienst, schering en inslag is dat daar, main business!!”
-(…)”dat criminele zooitje aan de Korte Voorhout”
-“In wat een gajescultuur zijn we in hemelsnaam beland? Hoezo onafhankelijke rechtspraak? Hoe zo enige respect voor de justitiabele? (…)”
De door u gebezigde taal is ongepast, onfatsoenlijk, beledigend en respectloos naar uw wederpartij, de rechtspraak, een individuele rechter van de rechtbank Gelderland die gewoon haar werk doet en anderen. Dit in weerwil van eerder aan u gegeven herhaalde (zie hierboven) waarschuwingen.
Dit alles maakt dat de rechtbank het voornemen heeft u in deze verzetprocedure als gemachtigde van [opposante] B.V. te weigeren op grond van artikel 8:25, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.
Op dit voornemen zou de rechtbank u graag horen. Daartoe heeft de rechtbank een zitting gepland.”
9. Gemachtigde heeft naar aanleiding van het voornemen van de rechtbank bij brief van 6 juni 2019 gereageerd. Gemachtigde stelt zich -kort samengevat- op het standpunt dat het Unierecht, in het bijzonder artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, er aan in de weg staat om hem als gemachtigde te weigeren. Door hem te weigeren wordt volgens gemachtigde een inbreuk gemaakt op het recht van opposante op rechtsbijstand naar keuze.
10. De rechtbank is van oordeel dat ernstige bezwaren in de zin van artikel 8:25 van de Awb tegen gemachtigde bestaan. Het taalgebruik van gemachtigde is ongepast, onfatsoenlijk, beledigend en respectloos naar de wederpartij, de rechtspraak en een individuele rechter. Gemachtigde heeft inmiddels verscheidene waarschuwingen ontvangen en volhardt bewust in zijn beledigende en respectloze taalgebruik. De rechtbank maakt daarom gebruik van haar bevoegdheid om gemachtigde te weigeren in de onderhavige procedure. Deze beslissing heeft tot gevolg dat opposante zich niet langer door de gemachtigde van haar (eerste) keuze in de onderhavige procedure kan laten bijstaan/vertegenwoordigen. Het onderwerp van geschil in de onderhavige procedure alsmede het dossier bevatten naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat opposante is aangewezen op behartiging van haar belangen door gemachtigde in het bijzonder. De gevolgen van deze beslissing voor opposante zijn daarmee naar het oordeel van de rechtbank zeer beperkt. De rechtbank ziet in het standpunt van gemachtigde geen aanleiding om geen gebruik te maken van haar bevoegdheid.
11. Bij beslissing van 3 juli 2019 heeft de rechtbank [gemachtigde A] dan wel [bedrijf C] BV geweigerd om bijstand te verlenen aan opposante dan wel haar te vertegenwoordigen in de onderhavige procedure.
Inhoudelijke behandeling van het verzet
12. In deze verzetprocedure dient enkel de vraag te worden beantwoord of de rechtbank zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat het beroep kennelijk ongegrond was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.
13. In hetgeen door opposante is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 2 april 2019. De stelling van opposante dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden is op geen enkele wijze onderbouwd.
14. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een kennelijk ongegrond beroep in de zin van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat de rechtbank terecht tot sluiting van het onderzoek is overgegaan.
15. Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het beroep in cassatie. |