Home

Rechtbank Gelderland, 31-08-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4580, AWB - 19 _ 1318

Rechtbank Gelderland, 31-08-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4580, AWB - 19 _ 1318

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
31 augustus 2020
Datum publicatie
6 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2020:4580
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1318

Inhoudsindicatie

Management-participatie. Al in 2012 overeengekomen waarna het recht op levering behoort tot box 3 vermogen? Pas in 2014 overeenstemming over de essentialia van de overeenkomst met betrekking tot de management-participatie. Pas op dat moment is het recht op levering volledig bepaald en onvoorwaardelijk geworden. Gelet op verschil in aankoopprijs en verkoopprijs is sprake van belast loon genoten in 2014. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 19/1318

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] B.V., voorheen [bedrijf A] B.V., te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [XXX] .A.01.450.0) loonheffingen opgelegd van € 200.200, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 30.030. Tevens is bij beschikking € 27.694 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2019 de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 maart 2019, ontvangen door de rechtbank op 6 maart 2019, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft op 17 juli 2020 per e-mail een pleitnota ingediend, welk stuk per e-mail op 17 juli 2020 en ook tijdens de zitting aan verweerder is verstrekt.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020.

Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door[persoon B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [persoon C1] , mr. [persoon C2] en mr. [persoon C3] .

Overwegingen

Feiten

1. Op 1 januari 2012 is de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ) als werknemer in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van eiseres, [bedrijf A] B.V., in de functie van directeur Business Unit Voortgezet Onderwijs.

2. Voorafgaand aan de aanvaarding van het dienstverband hebben onderhandelingen plaatsgevonden tussen de heren [persoon D] (hierna: [persoon D] ) en [persoon E] (hierna: [persoon E] ) namens eiseres, [persoon B] en de heer [persoon F] van [bedrijf G] (executive werving en selectie).

3. In het kader van de onderhandelingen heeft [persoon D] het niet gedateerde memo ‘Voorstel [persoon B] ’ opgesteld en daarin opgesomd de te bespreken arbeidsvoorwaarden voor [persoon B] .

In het ‘Voorstel [persoon B] ’ staat onder meer:

“ - deelname aan nieuw te vormen management-participatieregeling voor 1 procent van het nominale kapitaal van [bedrijf A] , ter waarde van Euro 200,000. Voorfinanciering door grootaandeelhouders zolang opties/aandelen [bedrijf K] nog niet tot uitkering zijn gekomen. Mogelijkheid tot verkoop van participatie voor 25% na 3 jaar en nogmaals 25% na 5 jaar.”

4. Eiseres en [persoon B] hebben op 14 december 2011 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ondertekend. Hierin zijn de tijdens de onderhandelingen besproken arbeidsvoorwaarden opgenomen, met uitzondering van (de voorwaarden voor) de voorgenomen managementparticipatie.

5. Op 16 april 2012 heeft [persoon E] per e-mail naar [persoon B] concept stukken van [notaris H] (notaris) gestuurd aangaande de certificering van de aandelen in [bedrijf I] B.V. De e-mail heeft onder andere de volgende inhoud:

“Beste [persoon B] ,

(…) Hierbij de door ons aangepaste eerste concept versie die gelijkluidend is aan de knip-en-plak versie die ik jou heb overhandigd. Daarnaast hebben wij een concept Akte van Oprichting van de [naam J] bijgevoegd waarin de statuten van de stichting zijn opgenomen. Wij zien uit naar je suggesties. (…)”.

6. [persoon B] heeft in 2012 zijn managementparticipatie in zijn vorige werkgever [bedrijf K] verkocht en als gevolg daarvan de beschikking gekregen over € 400.000.

7. Op 11 juli 2013 heeft [persoon E] een e-mail naar [persoon B] en [persoon L] (hierna: [persoon L] ) gestuurd met onder andere de volgende inhoud:

“Beste [persoon B] , beste [persoon L] ,

Hierbij nodigen wij jullie uit voor een vervolgmeeting om de financiële kant van jullie beoogde participatie te bespreken op maandag 5 augustus om 09.00 uur bij ons kantoor in [plaats 2 in NL] . (…)”.

8. Bij e-mail van 17 september 2013 heeft [persoon E] , ook namens [persoon D] , aan [persoon B] de mogelijkheid geboden voor een managementparticipatie van € 400.000 in de plaats van € 200.000. De e-mail heeft onder andere de volgende inhoud:

“Beste [persoon B] ,

Naar aanleiding van onze gesprekken doen we je hierbij het uitgewerkte voorstel voor je management participatie toekomen. In overleg met [naam] hebben wij het voorstel conform jullie wensen op bijna alle punten aangepast. Zo bieden wij je de mogelijkheid om voor €400k te participeren, hebben wij een structuur uitgewerkt waardoor de gewone aandelen per direct een waarde vertegenwoordigen en is de hurdle voor gedeeltelijke liquiditeit verlaagd. (…) Zodra we je positieve reactie hebben ontvangen zullen we een notaris de opdracht geven om het verder uit te werken. (…)”

9. In de e-mail van 4 oktober 2013 hebben [persoon B] en [persoon L] onder andere het volgende geschreven aan [persoon E] :

“Beste [persoon D] ,

We hebben nog wel een paar vragen tav de metrics, werking en interpretatie in verschillende situaties: (…)”.

10. In de e-mail van 11 maart 2014, begeleidend bij de concept akte van oprichting administratiekantoor [naam kantoor] en de concept akte van vaststelling administratievoorwaarden van stichting administratiekantoor [naam kantoor] , heeft [persoon E] onder andere het volgende aan [persoon B] geschreven:

“Beste [persoon B] ,

In de afgelopen periode hebben wij een aantal gesprekken gevoerd over de beoogde structuur voor jouw management participatie langs de lijnen van onze voorovereenkomst van begin 2012.

Op basis van deze voorovereenkomst, onze gesprekken, email correspondentie en ontvangen juridisch en fiscaal advies (memo van 6 januari 2014 en bijgevoegd bij de e-mail) zetten wij in bijgaand memo ons eindvoorstel voor de management participatie uiteen. (…)

Onze conclusie is dat ons voorstel voor de management participatie van september 2013, gecombineerd met de afspraken rondom vertrek zoals neergelegd in de concept administratievoorwaarden voor [naam J] [naam kantoor] van april 2012, recht doen aan de afspraken zoals we die eerder hebben gemaakt.

We zien je reactie op ons voorstel graag tegemoet. (…)”.

11. In het memo van 3 oktober 2014 gericht aan [persoon B] en [persoon L] hebben [persoon E] en [persoon D] onder andere het volgende geschreven:

“Initieel voorstel augustus 2013(…)Jullie hebben tijdens het gesprek op 22 augustus aangegeven niet in te willen stappen tegen een waardering die op basis van een entry-multiple van 6.0x op het moment van instappen effectief onder water staat.

Herzien voorstel september 2013

Wij hebben in september een nieuw voorstel aan jullie gedaan, (…).

De daadwerkelijke implementatie van de beoogde structuur zal spoedig na overeenstemming in gang worden gezet, op dusdanige wijze dat effectief bovenstaand wordt bereikt.

Op 4 oktober hebben jullie aangegeven dat het herziene voorstel er prima uit ziet, en dat de door jullie aangegeven punten allemaal geadresseerd waren. Naast een aantal vragen ter verduidelijking, hebben jullie gevraagd naar de situatie in het geval van vertrek en in geval van een overname van [bedrijf A] .

Op 15 oktober hebben wij jullie vragen beantwoord, waarbij (…).

Op 12 november hebben jullie vervolgens aangegeven naar aanleiding van marktontwikkelingen de management-participatie nog eens goed met elkaar te willen bespreken en op relevantie en haalbaarheid te beoordelen. Tevens gaven jullie aan dat de vertrekregeling zoals die nu verwoord was geheel nieuw en niet eerder besproken als onderdeel van de mogelijke participatie.

(…)

Recente ontwikkelingen sinds november 2013

Zoals wij ook besproken hebben tijdens onze afspraak op 6 december zien wij in de recente marktontwikkelingen geen reden om de structuur van de management participatie aan te passen.

(…)

Jullie hebben tijdens onze bespreking van 6 december ook gevraagd of het mogelijk is om de kwetsbaarheid van de waardering te verminderen.

(…)

Conclusie