Rechtbank Gelderland, 08-09-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4609, AWB - 20 _ 2394
Rechtbank Gelderland, 08-09-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4609, AWB - 20 _ 2394
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 8 september 2020
- Datum publicatie
- 7 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2020:4609
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 2394
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting (MRB). Schorsing van het kenteken door vergissing niet ongedaan gemaakt na terugkeer uit Turkije. Matiging van de boete wegens bijzondere omstandigheden tot 25%.
Uitspraak
Zittingsplaats [woonplaats]
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 20/2394
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Bij uitspraak op bezwaar van 17 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en boetebeschikking (aanslagnummer: [XXX] ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen op 23 april 2020, ontvangen door de rechtbank op 24 april 2020, beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2020. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn [persoon A1] en [persoon B] verschenen.
Overwegingen
1. Eiseres is volgens de kentekenregistratie vanaf 12 oktober 2018 houder van een motorrijtuig, type Mercedes-Benz C220, met kenteken [kenteken] (de auto). De tenaamstelling van het kenteken in het kentekenregister is geschorst op 8 mei 2019, omdat eiseres voor een langere tijd met haar auto naar Turkije vertrok.
2. Eiseres heeft zich per 1 oktober 2019 via een tussenpersoon opnieuw laten verzekeren in verband met haar terugkeer uit Turkije.
3. Op 22 oktober 2019 is met elektronische camerabeelden geconstateerd dat met de auto gebruik van de openbare weg is gemaakt, terwijl de tenaamstelling van het kenteken in het kentekenregister was geschorst.
4. Eiseres ontdekte eind oktober 2019 dat de MRB niet van haar rekening werd afgeschreven en dat ze de schorsing van de tenaamstelling van het kenteken nog ongedaan moest maken. Per 29 oktober 2019 heeft zij de schorsing daarom alsnog ongedaan gemaakt.
5. Verweerder heeft met dagtekening 6 maart 2020 aan eiseres over het tijdvak 8 mei 2019 tot en met 28 oktober 2019 een naheffingsaanslag MRB opgelegd van € 809, alsmede een verzuimboete van eveneens € 809.
6. Ter zitting heeft eiseres opgemerkt dat de naheffingsaanslag niet in geschil is. In geschil is alleen de hoogte van de boete.
7. Eiseres betoogt dat zij niet wist dat de schorsing van de tenaamstelling van het kenteken beëindigd moest worden. Zij ging er van uit dat zij door het opnieuw verzekeren van de auto aan de verplichtingen van de Wet MRB had voldaan. Zij heeft verder erop vertrouwd dat haar tussenpersoon alles goed had geregeld. Bovendien stelt eiseres dat zij direct actie heeft ondernomen nadat haar bekend werd dat de MRB niet van haar rekening werd afgeschreven. Eiseres vindt de boete dan ook onredelijk, onbillijk en niet proportioneel.
8. Verweerder is van mening dat eiseres behoort te weten wat de voorwaarden van de schorsing zijn en dat het haar verantwoordelijkheid is om het kenteken te schorsen en te ontschorsen. Zij had zelf onderzoek moeten doen naar deze voorwaarden. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres is verweerder echter wel van mening dat sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding zijn om de boete te matigen tot 25%, wat neerkomt op verlaging van de boete tot € 202.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Aan het schorsen van de tenaamstelling van een kenteken zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat geen gebruik van de auto wordt gemaakt op de openbare weg. Eiseres heeft wel gebruik gemaakt van de openbare weg en dat rechtvaardigt de opgelegde verzuimboete. Bijzondere omstandigheden of afwezigheid van alle schuld (AVAS) kunnen aanleiding zijn tot matiging van de boete. Van AVAS is geen sprake, omdat eiseres zelf onderzoek had moeten doen naar de voorwaarden. Bijzondere omstandigheden zijn er echter wel, omdat aannemelijk is dat sprake is geweest van een vergissing, die bovendien heel snel door eiseres zelf is hersteld, nog voordat zij wist dat een naheffingsaanslag zou worden opgelegd.
10. De rechtbank acht de door verweerder aangeboden matiging tot 25% in dit geval redelijk en ziet voor een verdere matiging geen aanleiding. Daarbij weegt mee dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat het hun beleid is om in bijzondere omstandigheden de boete tot 25% te matigen. De gematigde boete van € 202 acht de rechtbank in dit geval passend en geboden.
11. De rechtbank merkt nog op dat verweerder tijdens de zitting erop heeft gewezen dat het verboden is om op de openbare weg te rijden met een auto waarvan de tenaamstelling van het kenteken in het kentekenregister is geschorst. Dit geldt niet alleen voor rijden in Nederland, maar ook voor rijden in het buitenland. Dit volgt uit de artikelen 52c, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, in samenhang met artikel 23 van het Kentekenreglement. Het schorsen van de tenaamstelling van het kenteken in het kentekenregister wegens vertrek naar het buitenland, om vervolgens in het buitenland wel met de betreffende auto te rijden, is dus in strijd met de wet. Schorsing van het kenteken is dus niet de juiste gang van zaken indien eiseres met de auto naar Turkije rijdt en deze daar ook gebruikt.
12. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en zal de boete worden verminderd.
13. De rechtbank vindt aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1). Voor de bezwaarfase is geen kostenvergoeding toegekend, omdat hierom niet is verzocht voordat uitspraak op bezwaar is gedaan (zie artikel 7:15, derde lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep tegen de boete gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de boetebeschikking;
- -
-
vermindert de boete tot € 202;
- -
-
handhaaft de naheffingsaanslag;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.050;
- -
-
bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van R.C.M. Coolen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
De griffier is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem . Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |