Home

Rechtbank Gelderland, 06-02-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:715, ARN 17/4433, 17/4434 en 17/4435

Rechtbank Gelderland, 06-02-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:715, ARN 17/4433, 17/4434 en 17/4435

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
6 februari 2020
Datum publicatie
25 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2020:715
Zaaknummer
ARN 17/4433, 17/4434 en 17/4435

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan gelet op de gevonden overzichten met dienstroosters en uitbetaalde lonen. Schatting is redelijk. Vergrijpboetes zijn in beginsel geboden. De rechtbank verlaagd de vergrijpboetes aanzienlijk gelet op de persoonlijke financiële problemen van beide vennoten die in de schuldsanering zitten en daarnaast kampen met medische en sociaal-psychologische problemen. Beroepen gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 17/4433, 17/4434 en 17/4435

in de zaken tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft de volgende naheffingsaanslagen en beschikkingen opgelegd aan eiseres:

-

loonbelasting (aanslagnummer [XX1] ) over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, heffingsrente en een boete;

-

loonbelasting (aanslagnummer [XX2] ) over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, belastingrente en een boete;

-

omzetbelasting (aanslagnummer [XX3] ) over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, belastingrente en een boete.

Bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2017 heeft verweerder de naheffingsaanslag omzetbelasting verminderd evenals de bijbehorende boetebeschikking en beschikking belastingrente.

Bij uitspraken op bezwaar van 2 augustus 2017 heeft verweerder de naheffingsaanslagen loonbelasting verminderd evenals de bijbehorende boetebeschikkingen en beschikkingen heffings- en belastingrente.

Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. Namens eiseres is [X] verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] , [C] , mr. [D] en mr. [E] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is een vennootschap onder firma (de vof) met [Y] ( [Y] ) en [X] ( [X] ) als vennoten. Per 1 september 2011 drijft de vof een [eethuis] onder de naam [A] .

2. De verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting is volgens de aangiften van eiseres over de jaren 2011 tot en met 2014 als volgt:

Loonbelasting

Omzetbelasting

2011

€ 808

n.v.t.

2012

€ 2.537

€ 9.330

2013

€ 1.735

€ 9.263

2014

€ 3.273

€ 8.592

3. In 2016 heeft verweerder de boeken van eiseres onderzocht. Ook zijn in het huis van [X] agenda's aangetroffen met overzichten van namen en urenstaten van werknemers, betaalde bedragen, inkopen en andere omzetgegevens. Verweerder heeft deze aantekeningen beschouwd als primaire vastleggingen van de administratie van de vof.

4. Naar aanleiding van de aangetroffen aantekeningen heeft verweerder de naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting opgelegd. De nageheven loonbelasting is één-op-één gebaseerd op de bedragen die in de aantekeningen staan vermeld bij de werknemers, met uitzondering van de belasting over de periode 4 februari 2013 tot en met 31 december 2013 en 2014. Die belasting heeft verweerder geschat op basis van cijfers over de voorgaande periode. Voor de loonbelasting heeft verweerder het zogenoemde anoniementarief van 52% toegepast dat geldt voor werknemers van wie de personalia niet bekend zijn of ten aanzien van wie niet is voldaan aan de identificatie- en verificatieplicht. Voor de na te heffen omzetbelasting heeft verweerder rekening gehouden met het verlaagde tarief van 6% en heeft verweerder aangenomen dat de omzet ongeveer 3,5 keer de gebruteerde lonen moet zijn.

5. In de uitspraken op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslagen verminderd door uitsluitend rekening te houden met de bedragen in de aantekeningen. De door verweerder geschatte belasting over 2014 en over het gedeelte vanaf 4 februari 2013 is daardoor komen te vervallen. De naheffingsaanslagen zijn als volgt vastgesteld na bezwaar:

Vastgestelde nettoloonbetalingen

Na te heffen loonbelasting

Na te heffen omzetbelasting

Boete

2011

€ 11.348

€ 19.602

-

€ 6.861

2012

€ 84.822

€ 148.687

€ 8.495

€ 52.040

2013

€ 7.401

€ 9.836

€ 7.422

€ 4.180

2014

nihil

nihil

nihil

nihil

Geschil

6. In geschil is of verweerder terecht en tot de juiste hoogte de naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013 heeft opgelegd en of verweerder zich daarbij terecht beroept op omkering en verzwaring van de bewijslast. Daarnaast zijn de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffings- en belastingrente in geschil.

7. De naheffingsaanslagen en boetes over 2014 heeft verweerder in bezwaar verminderd naar nihil, zodat die tijdvakken niet meer in geschil zijn.

Beoordeling van het geschil

Naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting

8. Naar vaste jurisprudentie geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte alleen mag worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, als sprake is van één of meer gebreken waardoor de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van deze gebreken niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden alleen in aanmerking genomen als de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moet zijn geweest dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Verweerder moet dit bewijzen en hiervoor gelden de normale regels van stelplicht en bewijslast.1

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De blijkens de aangiften verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting is namelijk verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder gewezen op de bij [X] aangetroffen aantekeningen waaruit volgens verweerder volgt dat meer werknemers meer uren hebben gewerkt dan blijkt uit de loonaangiften. Omdat de uitbetaalde lonen vanuit de behaalde omzet moeten zijn betaald, betekent dit volgens verweerder ook dat eiseres meer omzet heeft gemaakt dan volgt uit de aangiften omzetbelasting. Volgens verweerder moet de bewijslast daarom worden omgekeerd en verzwaard.

10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met wat hij heeft aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zowel verhoudingsgewijs als absoluut aanzienlijke bedragen aan belasting niet heeft aangegeven. De rechtbank acht aannemelijk dat de bij [X] gevonden aantekeningen betrekking hebben op de werkelijke dienstroosters en de werkelijk uitbetaalde lonen. Daarom is aannemelijk dat de uitbetaalde lonen veel hoger zijn geweest dan uit de aangiften blijkt. Ter zitting heeft [X] erkend dat hij geen andere ondernemingen dreef dan het eethuis, dus de aantekeningen kunnen ook niet op een andere onderneming betrekking hebben dan die door eiseres werd gedreven. Aan de bewijskracht van de gevonden aantekeningen doet niet af dat de aantekeningen kennelijk door verschillende mensen zijn gemaakt; het gaat erom dat aannemelijk is dat de aantekeningen de werkelijke dienstroosters en uitbetaalde lonen weergeven. Dat [X] vanwege zijn psychische gesteldheid geen of weinig herinneringen meer heeft aan de periode waarop de aantekeningen zien, doet evenmin af aan de bewijskracht. Desgevraagd heeft [X] ter zitting gezegd dat hij ook niet weet of de uit de aantekeningen voortvloeiende gegevens en cijfers onjuist zijn. Dit betekent dat verweerder zich voor de loonbelasting terecht heeft gebaseerd op de bedragen aan uitbetaalde lonen die zijn genoteerd in de aantekeningen. Voor de maanden september tot en met december 2011 leidt dat tot een bedrag van € 11.348 aan verzwegen nettoloonbetalingen, voor de tijdvakken januari 2012 tot en met december 2012 tot een bedrag van € 84.822 en voor 2013 € 7.401. Omdat verder geen gegevens bewaard zijn van degenen die blijkens de aantekeningen werkten bij eiseres, is ook terecht het anoniementarief toegepast, zodat de berekende na te heffen loonbelasting € 19.602 (2011), € 148.687 (2012) en € 9.836 (2013) bedraagt. Dit zijn zowel in absolute als relatieve zin aanzienlijke bedragen.

11. Uitgaande van het feit dat de lonen daadwerkelijk aan de werknemers zijn uitbetaald, heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres voldoende omzet moet hebben behaald om die loonbedragen te kunnen betalen. De tegen het verlaagde tarief over deze extra omzet verschuldigde omzetbelasting leidt al tot de conclusie dat eiseres verhoudingsgewijs en in absolute zin een aanzienlijk bedrag aan omzetbelasting niet heeft aangegeven. De rechtbank deelt deze conclusies van verweerder.

12. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres zich ten tijde van het doen van de aangiften bewust moet zijn geweest van het feit dat te weinig belasting is aangegeven. Eiseres heeft namelijk aangiften loonbelasting gedaan, zodat zij op de hoogte was van de verplichting om loonbelasting in te houden op de door haar betaalde lonen. Gelet op het grote verschil dat blijkt uit de aangiften en de eigen administratie, moet eiseres ook hebben begrepen dat aanzienlijke bedragen aan verschuldigde belasting niet zijn aangegeven. Dit geldt ook voor de omzetbelasting, omdat eiseres de beschikking heeft gehad over het geld om de nettolonen uit te betalen en dat kan alleen uit de behaalde omzet afkomstig zijn geweest.

13. Gelet hierop, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiseres de vereiste aangiften niet heeft gedaan. De rechtbank ziet geen redenen waarom de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast in dit geval onevenredig is.

14. De omkering van de bewijslast brengt mee dat eiseres de stelplicht en de (verzwaarde) bewijslast draagt dat de opgelegde belastingaanslag onjuist is.2 De omkering en verzwaring van de bewijslast doet er niet aan af dat verweerder bij het vaststellen van de belastingaanslagen uit moet gaan van een redelijke schatting. De eis van een redelijke schatting zorgt ervoor dat ondanks de omkering en verzwaring van de bewijslast een belastingaanslag niet naar willekeur wordt vastgesteld.3 In dat kader rust op verweerder de taak zijn schatting zodanig met feitelijke stellingen te onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan.4 Wanneer verweerder daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van eiseres om, wanneer zij de schatting betwist, daarvoor het verzwaarde (tegen)bewijs te leveren.5

15. Eiseres heeft geen concrete, controleerbare gegevens overgelegd op grond waarvan zij doet blijken dat de opgelegde naheffingsaanslagen loonbelastingen en omzetbelasting onjuist zijn.

16. Verweerder heeft de naheffingsaanslagen loonbelasting vastgesteld op basis van de gegevens die volgen uit de aantekeningen in de agenda's en het anoniementarief daarop toegepast. De rechtbank acht deze vaststelling redelijk. Dat geldt ook voor de toepassing van het anoniementarief, omdat eiseres geen gegevens over de identiteit van de werknemers heeft overgelegd.

17. Voor de omzetbelasting heeft verweerder de schatting gebaseerd op een berekende omzet van 3,5 keer de betaalde nettolonen. De factor 3,5 heeft verweerder ontleend aan branchegegevens van snackbars van het CBS. De rechtbank acht dit niet onredelijk, omdat eiseres voor het overige niet beschikt over een complete en controleerbare administratie, zodat daaraan onvoldoende concrete aanknopingspunten voor het bepalen van de omzet kunnen worden ontleend.

18. Dit betekent dat de beroepen tegen de naheffingsaanslagen loonbelastingen en omzetbelasting ongegrond zijn. De naheffingsaanslagen blijven dus in stand.

19. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden tegen de in rekening gebrachte heffings- en belastingrente aangevoerd, zodat de beroepen daartegen ook ongegrond zijn.

Vergrijpboetes

20. Verweerder heeft aan eiseres vergrijpboetes opgelegd op grond van artikel 67f van de AWR en paragraaf 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Volgens verweerder heeft eiseres opzettelijk te weinig belasting op de onjuiste aangiften loon- en omzetbelasting afgedragen en voldaan. Bij de uitspraken op bezwaar heeft verweerder de vergrijpboetes verlaagd vanwege de financiële omstandigheden van eiseres, de omstandigheid dat de naheffingsaanslagen zijn vastgesteld met toepassing van de omgekeerde en verzwaarde bewijslast en vanwege de termijn die is verstreken tussen de indiening van de bezwaren en de uitspraken op bezwaar.

21. Zoals hiervoor al is geoordeeld over het niet doen van de vereiste aangiften, is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich ten tijde van het doen van de aangiften bewust moet zijn geweest van het feit dat zij (veel) te lage aangiften deed en dat daardoor te weinig belasting is afgedragen en voldaan. Gelet hierop, is aannemelijk dat sprake is van opzet en zijn vergrijpboetes in beginsel passend en geboden.

22. Ter zitting heeft [X] geloofwaardig verklaard dat zowel hij als [Y] niet beschikken over financiële middelen, beiden in de schuldsanering zitten en niet alleen kampen met ernstige financiële problemen maar ook met problemen op medisch en psycho-sociaal vlak. De rechtbank ziet in deze omstandigheden en in het feit dat sprake is van een samenloop van boetes aanleiding om de boetes verder te matigen tot een totaalbedrag van € 20.000.

23. De redelijke termijn is in deze zaken begonnen met de ontvangst van de bezwaarschriften op 26 augustus 2016. Sindsdien zijn meer dan 3,5 jaar verstreken en dat betekent dat de redelijke termijn – die in dit geval twee jaar is – met meer dan anderhalf jaar is overschreden. Daarom wordt op het boetebedrag 15% in mindering gebracht, zodat de boete € 17.000 bedraagt.

24. De rechtbank rekent de boetes als volgt toe aan de verschillende naheffingsaanslagen: € 2.000 aan de loonbelasting 2011, € 13.000 aan de loonbelasting 2012, € 1.000 aan de loonbelasting 2013 en € 1.000 aan de naheffingsaanslag omzetbelasting over de tijdvakken gezamenlijk.

25. Dit betekent dat de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond zijn. De rechtbank zal de uitspraken op bezwaar vernietigen voor zover het om de boetebeschikkingen gaat en de boetebeschikkingen verminderen.

Proceskosten

26. In bezwaar en tot en met het indienen van het beroepschrift is eiseres vertegenwoordigd geweest door een advocaat. In bezwaar is verzocht om een vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder een vergoeding heeft toegekend. Gelet hierop bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de bezwaren en beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.047 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1 omdat sprake is van minder dan vier samenhangende zaken). Voor zover verweerder al een bedrag aan proceskosten heeft vergoed in bezwaar, kan hij dat in mindering brengen op dit bedrag.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen tegen de naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting en de bijbehorende beschikkingen heffings- en belastingrente ongegrond;

-

verklaart de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover het betreft de boetebeschikkingen;

-

vermindert de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag loonbelasting 2011 tot € 2.000, de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag loonbelasting 2012 tot € 13.000, de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag loonbelasting 2013 tot € 1.000 en de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag omzetbelasting tot € 1.000;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraken op bezwaar voor zover ze zijn vernietigd;

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres van € 1.047;

-

gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 666 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. R.A. Eskes en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A. Jackson, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof [plaats] -Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM [plaats] .

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.