Home

Rechtbank Gelderland, 21-06-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3104, AWB - 20 _ 4879

Rechtbank Gelderland, 21-06-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3104, AWB - 20 _ 4879

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
21 juni 2021
Datum publicatie
17 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:3104
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4879

Inhoudsindicatie

Aftrek specifieke zorgkosten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kosten voor vervoer € 7.837 bedragen. De rechtbank acht € 995 aannemelijk gemaakt. Beroep is gegrond omdat verweerder in de uitspraak op bezwaar uitgegaan is van € 637. Beroep op vertrouwensbeginsel voor een hogere aftrek faalt.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 20/4879

in de zaak tussen

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.283. Bij beschikking heeft verweerder € 32 belastingrente vergoed.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 augustus 2020 de aanslag verminderd tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.645. De beschikking belastingrente heeft verweerder ongewijzigd gelaten.

Eiser heeft daartegen bij brief, ontvangen door de rechtbank op 14 september 2020, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021.

Eiser is samen met zijn echtgenote verschenen en bijgestaan door [persoon A] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] en [persoon C] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is gehuwd en woont samen met [naam partner] (partner) op het adres [adres] te [woonplaats] .

2. Eiser heeft geen kinderen. De partner heeft twee kinderen, te weten [naam zoon] (de zoon) en [naam kind] .

3. Bij de zoon is het Phelan-McDermid syndroom vastgesteld. Hij woont sinds [datum] op het adres [adres] te [plaatsnaam] , van [naam stichting] (de stichting).

4. De stichting is een Wet Langdurige Zorg-instelling.

5. Eiser heeft een auto op naam staan, een Volkswagen Transporter Doublecar (de VW) met kenteken [kenteken 1] . Deze auto behoort tot de onderneming van eiser. De VW wordt volgens de aangifte IB/PVV 2018 niet voor privégebruik ter beschikking gesteld.

6. De partner heeft in 2018 ook een auto op naam staan, een Seat Leon met kenteken [kenteken 2] (de Seat).

7. Uit gegevens van de FIOD is gebleken dat met de Seat in de periode juli 2017 tot en met juli 2019 in totaal 20.087 kilometers zijn gereden.

8. Eiser heeft zijn aangifte IB/PVV 2018 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.557. Daarbij heeft eiser een bedrag van € 11.858 aan specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. Deze bestaan volgens eiser uit:

-

Kosten vervoer: € 3.838

-

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed: € 300

-

Verhoging specifieke zorgkosten: € 1.656

-

Kosten van genees- en heelkundige hulp: € 103

-

Reiskosten ziekenbezoek: € 6.290 +/+

-

Drempel: € 329 -/-

-

Aftrekbare zorgkosten: € 11.858

9. Verweerder is afgeweken van de aangifte en heeft met datum 9 april 2020 de aanslag IB/PVV 2018 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.283. Verweerder heeft daarbij een aftrek van € 132 aan specifieke zorgkosten geaccepteerd. Tegen deze aanslag heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt.

10. Bij uitspraak op bezwaar van 19 augustus 2020 is verweerder gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar. Hij heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 20.645. Daarbij heeft verweerder rekening gehouden met een aftrekbaar bedrag aan specifieke zorgkosten van € 770. In de uitspraak op bezwaar is dit bedrag als volgt gespecificeerd:

-

Kosten vervoer: € 256;

-

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed: € 0;

-

Verhoging specifieke zorgkosten: € 103;

-

Kosten van genees- en heelkundige hulp: € 103;

-

Reiskosten ziekenbezoek: € 637 +/+

-

Drempel: € 329 -/-

-

Aftrekbare zorgkosten: € 770

11. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV 2017 eveneens een aftrek uitgaven specifieke zorgkosten geclaimd. Na vragen van verweerder heeft eiser verklaard dat de “kosten vervoer” bestaan uit 5.702 km x € 0,42 voor de gereden kilometers naar de arts van de zoon en 65 km x € 0,42 voor de gereden kilometers naar de arts voor de partner. Eiser heeft daarbij verklaard dat hij deze kilometers, alsmede de 23.832 kilometers voor ziekenbezoek, met de eigen auto (de Seat) heeft gereden. De aftrek is vervolgens door verweerder geaccepteerd.

Geschil

12. In geschil is de hoogte van de aanslag IB/PVV 2018. Meer specifiek is in geschil of eiser recht heeft op een hoger bedrag aan aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Daarnaast is in geschil of de beschikking belastingrente tot het juiste bedrag is vastgesteld.

13. Ter zitting heeft eiser zijn standpunt dat hij recht heeft op een aftrek voor vervoerskosten ingetrokken. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat alle gereden kilometers kwalificeren als reizen voor ziekenbezoek en dat hij recht heeft op een aftrek van € 7.837 (41.247 kilometer * € 0,19). Daarnaast heeft eiser gesteld recht te hebben op een hogere vergoeding van belastingrente, omdat de aanslag na bezwaar is verminderd.

14. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep. Hij acht een aftrek van € 995 in verband met reiskosten ziekenbezoek aannemelijk. Verweerder verwijst naar de gegevens van de FIOD waaruit blijkt dat met de Seat in de periode juli 2017 - juli 2019 20.087 kilometer is gereden. Volgens hem is het redelijk om de helft daarvan toe te rekenen aan 2018 en dat de helft van de gereden kilometers is gereden voor ziekenbezoek. Om die reden acht verweerder het aannemelijk dat eiser en/of zijn partner 5.022 kilometer heeft gereden in het kader van ziekenbezoek. Met betrekking tot de belastingrente heeft verweerder ter zitting gesteld dat hij ten onrecht belastingrente heeft vergoed en dat eiser om die reden geen recht heeft op (een verhoging van de) te vergoeden belastingrente.

Beoordeling van het geschil

Reiskosten ziekenbezoek

15. Eiser stelt dat hij recht heeft op een aftrek voor uitgaven voor reizen ziekenbezoek van € 7.837, gebaseerd op 41.247 kilometers à € 0,19 per kilometer. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser een kilometerregistratie overgelegd. Volgens eiser is niet alleen in de Seat gereden, maar werden hij en zijn partner ook in andere auto’s vervoerd door de zus en de grootmoeder van de zoon. Eiser heeft een verklaring overgelegd van de zorgmanager van de stichting, die verklaart dat eiser dan wel zijn partner drie keer per week op bezoek kwamen. Ook heeft eiser verklaringen overgelegd van de zus en de grootmoeder van de zoon, die verklaren in hun eigen auto eiser dan wel zijn partner naar de stichting te hebben vervoerd en daarvoor een vergoeding te hebben ontvangen van eiser.

16. Verweerder betwist dat eiser 41.247 kilometers heeft gereden voor ziekenbezoek. Hij verwijst daarbij naar het onderzoek van de FIOD waaruit blijkt dat met de Seat in de periode juli 2017 – juli 2019 20.087 kilometers zijn gereden. Hij acht het aannemelijk dat eiser met de Seat 5.022 kilometer heeft gereden voor ziekenbezoek. Verweerder acht het niet aannemelijk dat de kosten van de door de zus en de grootmoeder gereden kilometers op eiser hebben gedrukt. Volgens verweerder heeft eiser zelf 5.022 kilometer gereden, de zus en de grootmoeder zouden dan gezamenlijk 36.000 kilometer moeten hebben gereden. Eiser heeft volgens verweerder geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat eiser aan de zus en de grootmoeder een vergoeding voor die gereden kilometers heeft betaald.

17. Op eiser rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op een aftrek van kosten in verband met ziekenbezoek. Dit betekent dat eiser niet alleen aannemelijk moet maken dat de kosten zijn gemaakt maar ook dat deze op hem hebben gedrukt. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd.

17. Eiser heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat hij en/of zijn partner met de Seat meer dan 5.022 kilometer heeft gereden voor ziekenbezoek. Met betrekking tot de stelling van eiser dat ook de zus en de grootmoeder van de zoon in hun auto hebben gereden om eiser te vervoeren is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat die kosten op hem hebben gedrukt. Eiser heeft weliswaar een geschreven kilometerregistratie overgelegd, maar daaruit blijkt niet wanneer met welke auto is gereden. Evenmin heeft eiser inzicht gegeven in de hoogte van de kosten die hij vergoed heeft aan de zus en de grootmoeder van de zoon. Een enkele verklaring dat zij eiser en zijn partner tegen een vergoeding hebben vervoerd is daarvoor onvoldoende, omdat daaruit niet naar voren komt hoeveel kosten eiser heeft gemaakt.

17. Een aftrek voor ziekenbezoek van meer dan € 995 acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden. Omdat verweerder bij de uitspraak op bezwaar is uitgegaan van een aftrek van slechts € 637 is het beroep gegrond.

20. Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser heeft verweerder immers ook over de aangifte IB/PVV 2017 vragen gesteld en is hij na overlegging van de kilometerregistratie akkoord gegaan met die aangifte.

21. Verweerder betwist dat sprake is van opgewekt vertrouwen. Volgens hem heeft hij geen expliciet standpunt ingenomen over de aftrek van kosten voor ziekenbezoek. Dit dient volgens verweerder ook elk jaar afzonderlijk beoordeeld te worden, waarbij van belang is hoeveel kilometer met welke auto is gereden. Dit is erg feitelijk en zal elk jaar anders zijn. Bovendien is de situatie in 2018 anders dan in 2017, omdat toen het onderzoek van de FIOD nog niet bekend was en eiser voor 2017 verklaard heeft dat hij alle kilometers met zijn eigen auto heeft gereden.

22. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belasting- of premieplichtige aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe verweerder in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen.

23. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van in rechte te beschermen opgewekt vertrouwen. Volgens de rechtbank is geen sprake van dezelfde situaties in de jaren 2017 en 2018. In 2017 heeft verweerder de aftrek voor ziekenbezoek geaccepteerd onder andere omdat eiser verklaard heeft alle kilometers te hebben gereden met de eigen auto. In 2018 heeft verweerder de beschikking over een FIOD onderzoek en heeft eiser verklaard dat niet alleen hij, maar ook de zus en de grootmoeder van de zoon met hun auto hebben gereden. Omdat geen sprake is van een zelfde situatie kan een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen.

24. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij in 2017 ook niet alle kilometers zelf gereden heeft, maar dat de zus en de grootmoeder van de zoon toen ook in hun auto gereden hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook met het gewijzigde standpunt van eiser geen sprake zijn van opgewekt vertrouwen. Mocht al sprake zijn van een standpunt van verweerder over de kostenaftrek voor ziekenbezoek, dan is dat standpunt ingenomen op basis van door eiser onjuist voorgespiegelde feiten. Eiser heeft immers in eerste instantie verklaard alle kilometers met zijn eigen auto gereden te hebben. Het beroep op het vertrouwens-beginsel faalt ook om die reden.

Belastingrente

25. Eiser stelt recht te hebben op een hogere vergoeding van belastingrente omdat de aanslag IB/PVV 2018 na bezwaar is verminderd, waardoor hij recht heeft op een hogere teruggave waarover rente vergoed dient te worden. Verweerder betwist dat eiser recht heeft op een hogere vergoeding van belastingrente.

26. De rechtbank overweegt dat indien een aanslag IB/PVV wordt vastgesteld naar een negatief bedrag aan te betalen belasting, onder voorwaarden, belastingrente wordt vergoed.1 Indien een aanslag IB/PVV wordt verminderd naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende gerechtelijke procedure wordt geen rente vergoed.2 Verweerder heeft desondanks wel belastingrente aan eiser vergoed.

27. Voor de vermindering van de te betalen belasting bij de uitspraak op bezwaar geldt het bepaalde in artikel 30fe, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Verweerder heeft dan ook terecht geen hoger bedrag aan belastingrente aan eiser vergoed.

Conclusie en proceskostenvergoeding

28. Gelet op hetgeen is geoordeeld in overweging 17 dient het beroep gegrond te worden verklaard en zal de rechtbank de aanslag IB/PVV 2018 verminderen tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.287.

29. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.598 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten reiskosten, wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld om deze te vergoeden tot een bedrag van € 40,26. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

30. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de belastingaanslag tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.287;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.638,26;

-

gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door, mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. J.J. Westerbaan en mr. P.C. Quak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.