Rechtbank Gelderland, 27-09-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5114, AWB - 20 _ 820 ea
Rechtbank Gelderland, 27-09-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5114, AWB - 20 _ 820 ea
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 september 2021
- Datum publicatie
- 10 november 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2021:5114
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 820 ea
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting en inkomstenbelasting. De inspecteur heeft een boekonderzoek ingesteld bij eiser, die een pizzeria exploiteert. De inspecteur heeft hierbij gebruik gemaakt van de resultaten van een strafrechtelijk onderzoek van de FIOD. In het onderzoek is op camerabeelden vastgelegd dat eiser op een bepaalde dag inkopen heeft gedaan bij een groothandel. De inspecteur heeft vastgesteld dat eiser deze inkopen niet heeft verantwoord in zijn administratie en stelt dat sprake is van verzwegen omzet. In beroep komen aan de orde de omkering en verzwaring van de bewijslast, de redelijke schatting en de vergrijpboeten.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 20/820 tot en met 20/824, 20/829, 20/830, 20/831 en 20/397
in de zaken tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser de volgende belastingaanslagen opgelegd, alsmede de daarop betrekking hebbende rente- en boetebeschikkingen:
- -
-
een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.963, een boetebeschikking van € 3.432 en een beschikking heffingsrente van € 1.172;
- -
-
een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.782, een boetebeschikking van € 8.217 en een beschikking belastingrente van € 2.245;
- -
-
een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 139.466, een boetebeschikking van € 21.616 en een beschikking belastingrente van € 4.501;
- -
-
een definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.584, een boetebeschikking van € 7.166 en een beschikking belastingrente van € 923;
- -
-
een naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) voor het jaar 2011 van € 900, een boetebeschikking van € 450 en een beschikking heffingsrente van € 154;
- -
-
een naheffingsaanslag OB voor het jaar 2012 van € 2.160, een boetebeschikking van € 1.080 en een beschikking belastingrente van € 320;
- -
-
een naheffingsaanslag OB voor het jaar 2013 van € 5.359, een boetebeschikking van € 50 en een beschikking belastingrente van € 633;
- -
-
een naheffingsaanslag OB voor het jaar 2014 van € 1.051, een boetebeschikking van € 50 en een beschikking belastingrente van € 84;
- -
-
een naheffingsaanslag OB voor het jaar 2015 van € 2.047 en een beschikking belastingrente van € 83.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 december 2019, 19 december 2019 en 14 januari 2020 de belastingaanslagen en de bijbehorende rente- en boetebeschikkingen als volgt verminderd:
- -
-
de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.691, de boetebeschikking tot € 1.680 en de beschikking heffingsrente tot € 1.148;
- -
-
de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 86.852, de boetebeschikking tot € 3.997 en de beschikking belastingrente tot € 2.178;
- -
-
de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.036, de boetebeschikking tot € 7.567 en de beschikking belastingrente tot € 3.449;
- -
-
de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.777, de boetebeschikking tot € 1.809 en de beschikking belastingrente tot € 693;
- -
-
de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2011 tot € 860, de boetebeschikking tot € 215 en de beschikking heffingsrente tot € 147;
- -
-
de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2012 tot € 2.066, de boetebeschikking tot € 516 en de beschikking belastingrente tot € 306;
- -
-
de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2013 tot € 4.780 en de beschikking belastingrente tot € 565, waarbij de boetebeschikking van € 50 is gehandhaafd;
- -
-
de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2014 tot € 555 en de beschikking belastingrente tot € 44, waarbij de boetebeschikking van € 50 is gehandhaafd;
- -
-
de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2015 tot € 1.940 en de beschikking belastingrente tot € 79.
Eiser heeft tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2021. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser drijft een horecaonderneming (een eenmanszaak) onder de naam [naam 5] . Het restaurant heeft 24 zitplaatsen, ook kunnen maaltijden worden afgehaald of worden bezorgd.
2. Eiser heeft voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 aangiften IB/PVV ingediend en een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 23.566 (2011), € 72.547 (2012), € 54.203 (2013) en € 38.959 (2014). Voor de jaren 2011 tot en met 2015 heeft eiser aangiften omzetbelasting ingediend.
3. Verweerder heeft op 4 december 2012 bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2010 en 2011 en omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2010 tot en met 30 september 2012. Hiervan is een controlerapport opgemaakt met datum 3 juni 2013. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de
administratie heeft hij niet bewaard:
- de kladaantekeningen dagontvangsten
- de werkbriefjes
- de bezorgbonnen
(…)”
4. Met dagtekening 26 juli 2013 is de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 vastgesteld. Hierbij is uitgegaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.736.
5. Met dagtekening 11 april 2014 is de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Naar aanleiding van een ingediend bezwaar is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 56.102.
6. Met dagtekening 26 november 2015 is de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 vastgesteld. Hierbij is uitgegaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.326 in verband met een correctie van de startersaftrek.
7. De FIOD is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar [naam 6] . In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek heeft op 8 mei 2014 een doorzoeking bij [naam 6] plaatsgevonden. Hierbij heeft de FIOD in diverse vuilcontainers verschillende verkoopfacturen aangetroffen, waaronder een factuur op naam van [naam 7] , [adres] ( [naam 7] ) met een factuurbedrag van € 440,09. Ook heeft de FIOD beeldmateriaal aangetroffen dat afkomstig is van twee beveiligingscamera’s die zijn gericht op de voor- en achterkant van de verkoopbalie van [naam 6] . In het procesdossier bevindt zich een usb-stick met daarop onder meer beeldmateriaal van deze twee beveiligingscamera’s van 1 mei 2014 vanaf 15:45 uur.
8. In een door opsporingsambtenaren van de FIOD opgesteld proces-verbaal van 14 oktober 2014, betreffende het verhoor van [naam 8] , een medewerker van [naam 6] , is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Vraag verbalisanten:
Op welke wijze bestellen de klanten van [naam 6] hun
producten, hoe verkrijgen ze die goederen en op welke wijze wordt er betaald?
Antwoord gehoorde:
Bij mensen die aan de balie komen wordt de identiteit niet gecontroleerd. De identiteit
van nieuwe klanten wordt ook niet gecontroleerd. In deze gevallen wordt gevraagd naar
de KvK-gegevens.
Bestellingen worden door mij in het SAP-systeem ingevoerd. De bestelling wordt via de
scanner doorgezonden naar het magazijn. Ik krijg bericht wanneer de bestelling gereed
staat. Op dat moment is ook de factuur in het systeem al klaar. Ik controleer of er nog
wijzigen zijn en print vervolgens de uitgaande factuur. De factuur wordt in één van de
acht routebakken gelegd. De factuur bestaat uit vier exemplaren, een witte, roze, een
gele en een blauwe. Het gele en blauwe exemplaar worden door mij per route weggezet.
De controleur controleert het gele en de blauwe exemplaar op product, aantallen en
dergelijke.
Als dat klaar is wordt het gele exemplaar aan de kar gehangen zodat de chauffeur weet
dat de controle is geweest. De chauffeur gaat namelijk niet eerder laden voor dat deze
controle is geweest.. Het blauwe exemplaar gaat terug in zijn routebak.
De chauffeur neemt het witte en roze exemplaar mee op transport. Het witte exemplaar
is voor de afnemer en het roze exemplaar komt terug met de betalingsgegevens. De
chauffeur rekent zijn route de volgende dag af met (…) . Het blauwe exemplaar
wordt weggegooid nadat is afgerekend. Het roze formulier is voor de boekhouding.
Bij het afhalen van de goederen aan de balie wordt de bestelling in het systeem gezet en
wijkt de werkwijze niet af van wat ik net heb aangegeven.
Noot verbalisanten:
Tijdens de doorzoeking op 08 mei 2014 bij [naam 6] en [naam 9]
heeft een collega van ons met u gesproken en heeft u gevraagd naar de
contante balietransacties van [naam 6] .
U gaf toen hierop het volgende aan:
‘De klant rekent contant af, krijgt het bovenste witte blad van het ketting formulier
(= factuur) en de medewerker van [naam 6] boekt het ontvangen
bedrag in het computerprogramma SAP. Het rode, gele en blauwe exemplaar
van de factuur worden vervolgens weggegooid.”
Vraag verbalisanten:
Is dit een goede weergave van de contante balietransactie van [naam 6]
en zo ja, waarom worden alle doorslagen van verkoopfacturen weggegooid?
Antwoord gehoorde:
Dit klopt dus niet, het roze formulier wordt niet weggegooid. Ik heb net aangegeven wat
de werkwijze is.
Vraag verbalisanten:
U werkt al enkele jaren voor [naam 6] , bent u zodoende bekend met de klanten die
bij u aan de verkoopbalie komen?
Antwoord gehoorde:
Ik weet meestal wel wie de klanten zijn, hiermee bedoel ik dat ik de mensen niet
persoonlijk ken maar vaak wel weet bij welk bedrijf ze horen als ik naam van het bedrijf
hoor.
(…)
Bij baliebezoekers vraag ik altijd welke bedrijfsnaam ik in het systeem moet
opzoeken. Als het systeem de bedrijfsnaam kent neem ik de bestelling op. Er zijn ook klanten die geen belangstelling hebben voor hun facturen. Als de klant geen belangstelling heeft voor de factuur komt het ook voor dat de factuur gelijk wordt weggegooid. Dit betreft dan het witte, gele en blauwe exemplaar van de factuur. Ik heb er niet bij stil gestaan waarom de klant geen belang had bij de factuur. Het roze factuur komt altijd in het bakje voor de administratie van [naam 6] die ik op het einde van de dag afreken.
(…)
Vraag verbalisanten:
Wat maakt dat de eigenaar van de Duitse onderneming (…) via u inkoopt bij [naam 6] en wordt er vervolgens een factuur opgemaakt op naam van de niet bestaande (…)?
Antwoord gehoorde:
De klant komt aan de balie en bestelt op naam van (…) Ik voer de bestelling uit
op basis van de klantgegevens die in het systeem zijn ingevoerd. Wanner dezelfde klant
bestelt op naam van (…) wordt de bestelling ook uitgevoerd aan de hand van de
gegevens zoals die in het systeem staan. Ik heb op het systeem vertrouwd en er verder niet bij stil gestaan wat de gevolgen zijn van het weggooien van de facturen. U houdt mij voor dat dit veel vaker voorkomt en dat dit ook is geconstateerd bij andere medewerkers van de balie. Ik kan hierop zeggen dat ook de andere medewerkers van de balie op dezelfde manier werken als ik.
Noot verbalisanten:
Wij tonen u document nummer (…), zijnde een factuur op naam van [naam 7] , [adres] met factuurbedrag € 440,09.
Deze factuur is aangetroffen tijdens de doorzoeking van 08 mei in de vuilnisbak van [naam 6]
.
Onderzoek is naar voren gekomen dat [naam 7] in de [adres] niet
bestaat. Er is dus in dit geval sprake van een vermoedelijk valse factuur.
Tevens tonen wij u de camerabeelden van 01 mei 2014 omstreeks het tijdstip (15.51 uur)
dat deze factuur door u is opgemaakt.
Op deze camerabeelden (die zijn opgenomen vanuit 2 cameraposities welke zijn gericht
op de voor- en achterkant van de verkoopbalie) zijn ‘de activiteiten” op 01 mei 2014
vanaf omstreeks 15.45 uur te zien zijn bij [naam 6] .
Op deze beelden is te zien dat u bij de verkoopbalie van [naam 6] een factuur
opmaakt op 01 mei 2014 omstreeks 15.51 uur, op naam van [naam 7] , [adres]
.
Op de beelden is tevens te zien dat door de onbekende klant aan u een contant
geldbedrag ad € 440,-- (het factuurbedrag is € 440,09) wordt betaald.
Op de beelden is tevens te zien dat de factuur met uitzondering van het roze exemplaar
wordt weggegooid en dat de afnemer geen factuur meeneemt.
Vraag verbalisanten:
Wie de persoon is op deze beelden?
Antwoord gehoorde:
(…) Ik herken mijzelf achter de balie en de klant herken ik als iemand die wel vaker een bestelling komt afhalen op naam van [naam 7] . Ik zie ook dat ik geen exemplaar van de factuur aan de klant geef en dat ik deze in de afvalbak gooi. Ik vraag altijd aan de klant of zij een factuur willen. Als dit niet het geval is gooi ik de factuur weg, met uitzondering van het roze exemplaar dat bestemd is voor de administratie van [naam 6] .
U laat mij via Google Maps een foto zien van het adres [adres] en ik
zie dat dit een adres is met uitsluitend een woning. Ik zie dat het geen adres is van [naam 7]
. Ik heb nogmaals, de klantgegevens uit het systeem gebruikt en kom er nu achter
dat deze gegevens niet kloppen.
(…)
Noot verbalisanten:
Uit door ons verricht onderzoek is naar voren gekomen dat de persoon welke bij u heeft
ingekocht op 01 mei 2014 omstreeks 15.51 uur op naam van de valse klantnaam [naam 7]
, [adres] [voornaam] [achternaam eiser], geboren [datum] en wonende
[adres 2] is.
Wij tonen u document nummer DOC-060 zijnde een pasfoto van [voornaam] [achternaam eiser] .
[voornaam] [achternaam eiser] is de eigenaar van [naam 5] in [plaats] .
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons vertellen over deze klant van [naam 6] met het [naam 6]
klantnummer [nummer] ?
Antwoord gehoorde:
De persoon op de foto is degene die namens [naam 7] [plaats 2] de bestellingen
deed bij [naam 6] en die ik herken als [voornaam] [achternaam eiser] . Dit is een klant die al vóór mijn tijd
op kantoor bestellingen deed. Ik ken [voornaam] [achternaam eiser] niet persoonlijk maar wel als klant. Hij
kwam regelmatig met verschillende tussenpozen bestellingen doen bij [naam 6]
[voornaam] [achternaam eiser] bestelt ook op naam van [naam 5] in [plaats] . De
bestellingen worden elke week op donderdag in [plaats] afgeleverd. Soms worden de
bestellingen ook afgehaald.
Noot verbalisanten:
Wij tonen u een overzicht van de verkopen op naam van [naam 7] [plaats 2] en [naam 5]
uit [plaats] , ons documentnummer DC-061.
Op de camerabeelden behorende bij de verkoopfacturen van [naam 7] [plaats 2]
herkennen wij telkens [voornaam] [achternaam eiser] , de eigenaar van [naam 5] uit [plaats] .
(= contante afhaal bij de verkoopbalie van [naam 6] )
Uit onderzoek komt naar voren dat de goederen op naam van “ [naam 5] ” te
[plaats] telkens door de chauffeur van [naam 6] naar [plaats] worden
gebracht. De goederen op naam van de valse klantnaam [naam 7] te [plaats 2]
worden telkens door [voornaam] [achternaam eiser] opgehaald bij [naam 6] in [woonplaats] en aldaar
contant betaald.
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u daarover vertellen?
Antwoord gehoorde:
Ik zie dat door [naam 6] aan beide bedrijven wordt geleverd. Deze gegevens stonden al
in het systeem voordat ik op kantoor kwam.
Vraag verbalisanten:
Hoe weet u dat u een factuur moet opmaken voor de valse klantnaam [naam 7]
[plaats 2] of [naam 5] uit [plaats] ?
Antwoord gehoorde:
[voornaam] [achternaam eiser] deelde mee op welk bedrijf de factuur te naam moest worden gezet. Hij gaf
ook aan of de bestelling moest worden gebracht of door hem zelf werd meegenomen.
(…)”
9. In een door opsporingsambtenaren van de FIOD opgestelde proces-verbaal van 3 november 2014, betreffende een verhoor van eiser, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Vraag verbalisanten:
Op welke wijze vinden de bestellingen plaats bij [naam 6]
(handelsnaam en hierna te noemen [naam 6] ) inzake de benodigdheden voor uw
onderneming “Pizzeria Grillrestaurant [naam 5] ”?
Antwoord gehoorde:
Op de donderdag brengen ze de spullen naar [plaats] . Ze bellen altijd op de dinsdag
op en vragen naar mijn bestelling. Het grootste gedeelte van mijn benodigdheden haal ik
bij [naam 6] . Mijn döner koop ik in bij [naam 10] in Duitsland en mijn spiesen shoarma
koop ik bij [naam 11] in [woonplaats] . Als ik toch nog wat spullen nodig heb dan rijd in
[woonplaats] toe naar [naam 6] en koop dan de spullen in die ik ook nog nodig heb.
(…)
Noot verbalisanten:
Wij tonen u documentnummer DOC-032.
Het betreft hier een verkoopfactuur van [naam 6] met factuurdatum 01 mei 2014, op
naam van “ [naam 7] , [adres] ”.
Het totale factuurbedrag bedraagt € 440,09.
Deze factuur hebben wij aangetroffen tijdens de doorzoeking bij [naam 6] op 08
mei 2014.
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons vertellen over de naam “ [naam 7] , [adres] ”?
Antwoord gehoorde:
Deze factuur zegt me niets. Ik kan u zeggen dat ik altijd het witte exemplaar meekrijg
van [naam 6] . Die doe ik in mijn mijn kasboek. [naam 7] [adres]
zegt me totaal niets. Nooit van gehoord.
Ik heb op nooit inkopen gedaan op deze naam.
De goederen op deze factuur komen wel overeen met de goederen die ik ook inkoop
voor mijn bedrijf. Deze factuur zegt me ook niets.
Noot verbalisanten:
Wij hebben onderzoek gedaan naar deze firma
‘ [naam 7] , [adres] ”.
Uit dat onderzoek (Kamer van Koophandel, Belastingdienst systemen, Internet en Tom
Tom) is naar voren gekomen dat er geen [naam 7] , [adres]
voorkomt in de genoemde systemen.
Wij zijn in [plaats 2] geweest bij het pand [adres] , het betreft hier een klein
vrijstaand huisje in een rustige woonwijk van [plaats 2] .
Uit de systemen is naar voren gekomen dat er op bovengenoemd adres nooit een
pizzeria met de naam “ [naam 7] ” is ingeschreven geweest.
Vermoedelijk is hier dus sprake is van een valse verkoopfactuur.
Vraag verbalisanten:
Heeft u bij [naam 6] ooit inkopen gedaan t.b.v. uw onderneming “Pizzeria [naam 5]
te [plaats] ” onder de (valse) klantnaam [naam 7] , [adres]
en zo ja waarom?
Antwoord gehoorde:
Nee, misschien is dit een misverstand. Mijn zaak heet ook [deel naam 7] .
Noot verbalisanten:
Uit onderzoek is de digitale administratie van [naam 6] is het volgende naar voren
gekomen:
De factuur van 01 mei 2014 o.n.v. “ [naam 7] ” (bedrag factuur € 440,09), net het
nummer [nummer] is “geproduceerd” binnen de onderneming [naam 6] omstreeks 15.51
uur.
Tijdens de doorzoeking van 08 mei 2014 hebben wij bij [naam 9] de
veiligheids-camerabeelden die zijn opgenomen bij [naam 6] inbeslaggenomen.
De beelden van die dag en dát tijdstip (01 mei 2014, omstreeks 15.51 uur) van de
beveiligingscamera’s die staan opgesteld bij de verkoopbalie van [naam 6]
beoordeeld.
Op die beelden herkennen wij u als degene die van [naam 6] medewerker [naam 8]
een verkoopfactuur heeft gekregen op naam van de valse klantnaam “ [naam 7] te
[plaats 2] ”.
Uit de overige inbeslaggenomen beelden van de beveiligingscamera’s is naar voren
gekomen dat van andere verkooptransacties van [naam 6] op naam van [naam 7] te
[plaats 2] en telkenmale herkennen wij u als degene die inkoopt op naam van de valse
klantnaam “ [naam 7] [plaats 2] ”.
Wij tonen u beelden van 01 mei 2014 die opgenomen zijn met de camera achter de balie.
Vraag verbalisanten:
Wat is uw reactie na het zien van deze beelden?
Antwoord gehoorde:
Ik herken mij op de beelden, ik zie ook [voornaam 8] zitten. Ik reken bij hem een bedrag af van
440 euro contant af bij [naam 8] . Dit moet een misverstand zijn.
U vraagt aan mij of ik de goederen die ik op die beelden heb ingekocht ook heb
ingeboekt in mijn kasadministratie van mijn zaak [naam 5] [plaats] .
Nee, dat denk ik niet dat heb ik dan vergeten.
Ik zie op de beelden dat ik de goederen in mijn auto laad en dat ik de factuur van de
[naam 6] medewerker niet heb meegenomen voor mijn administratie.
Ik weet het niet, ik zeg eerlijk dit moet een misverstand zijn.
Ik heb over het feit dat ik vandaag bij de FIOD moet komen over gesproken met mijn
vriendin en met [naam 12] .
Ik weet dat [naam 8] ook vastgezeten heeft. [naam 12] heeft me gezegd dat ik gehoord
zal worden door de FIOD over de wijze waarop ik inkoop bij [naam 6] .
(…)”
10. Verweerder heeft op 6 juli 2016 bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 en de aangiften omzetbelasting voor de jaren 2013 tot en met 2015. Het onderzoek is uitgebreid naar de jaren 2011 en 2012. Van het boekenonderzoek is met datum 28 november 2016 een controlerapport opgemaakt. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Administratie
De heer [achternaam eiser] verzorgt samen met zijn neef, [naam 13] , de administratie. Dit gebeurt door het handmatig bijhouden van de ontvangsten en uitgaven per kas. Samen met de bankafschriften en de bijbehorende facturen draagt hij het geheel per maand over aan de adviseur ter verdere verwerking.
(…)
De eerste aantekeningen bestaan bij belastingplichtige uit:
- de kasbladen met ontvangsten en uitgaven
- de Z-afslagen (vanaf 2015)
- de bestelbonnen
- de werkbriefjes
- de kladaantekeningen dag-ontvangsten.
De adviseur verzorgt:
- de loonadministratie
- de invoerverslagen van de dagboekmutaties
- de grootboekrekeningen en kolommenbalans
- de specificaties van de voorafgaande journaalposten
- de jaarstukken
- de aangiften inkomstenbelasting
- de aangiften loonheffingen
- de aangiften omzetbelasting.
(…)
Kasverantwoording/geldbeweging
(…)
Op het eind van iedere avond wordt er een Z-afslag gemaakt. Er is dagelijks ongeveer € 500 aan wisselgeld in de kassa. De contante omzet vermeld op de Z-afslag wordt genoteerd in het kasboek. Eens per maand wordt het kasboek opgemaakt.
De ontvangsten en uitgaven worden bij elkaar op één blad genoteerd. Er wordt hierbij geen
rekening gehouden met kruisposten en privéopnamen. De privéopnamen worden door de adviseur op een vast bedrag per maand genoteerd (in 2013 en 2014).
Ontvangstbepaling
De belastingplichtige berekent de ontvangsten aan de hand van kassacontrolestroken.