Home

Rechtbank Gelderland, 05-01-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:8, AWB - 19 _ 4394

Rechtbank Gelderland, 05-01-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:8, AWB - 19 _ 4394

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
5 januari 2021
Datum publicatie
28 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:8
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4394

Inhoudsindicatie

Verkoop van een perceel aan de eigen vennootschap voor een gestelde te hoge prijs in 2009, kan in 2013, het jaar van levering van het perceel, niet worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden en/of voordeel uit aanmerkelijk belang. In 2009 is een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand gekomen. De tekst van de koopovereenkomst geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat de werking van de overeenkomst wordt opgeschort tot het moment van een bestemmingswijziging, noch dat de overeengekomen verkoopprijs afhankelijk is van voorwaarden. De door verweerder gestelde werkzaamheden hebben in 2013 niet tot een resultaat geleid. De betaling of omvang van deze koopsom was niet afhankelijk van (de uitkomst van) eventuele werkzaamheden die eiser zou moeten verrichten. In de situatie waarin een vennootschap haar aandeelhouder, naar verweerder stelt, bevoordeelt door van hem tegen een te hoge waarde een perceel te kopen, wordt voor de inkomstenbelasting het (reguliere) voordeel door de aandeelhouder genoten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst. Dit voordeel dient betrokken te worden in de inkomstenbelasting over het jaar waarin de overeenkomst tot stand is gekomen en dat is in dit geval 2009.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 19/4394

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ,

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.384, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 665.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.417. Tevens is bij beschikking € 24.811 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 juli 2019 het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot € 330.000 en de beschikking belastingrente verminderd tot € 11.980.

Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2020.

Namens eiser zijn verschenen zijn gemachtigde, [persoon A1] en [persoon A2] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon B1] , [persoon B2] en [persoon B3] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is directeur-groot aandeelhouder van [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 1] ). Eiser is werkzaam als projectontwikkelaar.

2. In 1997 koopt eiser het perceel grond gelegen aan [adres 1] te [woonplaats] voor f 1.200.000 (omgerekend ongeveer € 545.000). Op het moment van aankoop heeft de grond de bestemming ‘intensieve verblijfsrecreatie’.

3. Eiser koopt de grond met de bedoeling om zelf op het perceel te gaan wonen en verwijdert na aankoop de aanwezige opstallen van het terrein.

4. Vanaf 2002 heeft eiser met de gemeente [woonplaats] meerdere gesprekken over de mogelijke bestemmingswijziging.

5. De heer [persoon C] geeft in een brief van 26 november 2008 aan dat hij geïnteresseerd is in het perceel en bereid is om daarvoor € 1.400.000 te betalen. In een brief van 3 maart 2009 doet [persoon C] een onvoorwaardelijk bod van € 1.100.000 op het perceel.

6. Eiser sluit op 30 november 2009 een verkoopovereenkomst met [bedrijf 1] . Daarin staat onder meer het volgende vermeld:

“Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt,

REGISTERGOED

een perceel grond met diverse opstallen, plaatselijke bekend [adres 1] te [woonplaats] ( [postcode 1] ),

(…)

Zij zijn voorts overeengekomen als volgt:

PRIJS

De prijs voor het verkochte bedraagt: eenmiljoen tweehonderdvijftigduizend euro (€ 1.250.000,00).

FISCALE GLIJCLAUSULE

Indien na heden op grond van een door de fiscale autoriteiten ingenomen standpunt onherroepelijk mocht komen vast te staan dat verkoper en/of koper per de datum van juridische levering voor de toepassing van de fiscale wetgeving aan het verkochte een hogere dan wel lagere waarde dient/dienen toe te kennen de hiervoor vermelde prijs ten belope van eenmiljoen tweehonderdvijftigduizend euro (€ 1.250.000), dan zal die hogere/lagere waarde ook tussen verkoper en koper als prijs voor het verkochte gelden; het verschil tussen die prijzen zal vervolgens onverwijld tussen verkoper en koper in contanten worden verrekend onder bijrekening van een rentevergoeding op basis van twee en een halve procent (2,5%) per jaar, uitgaande van samengestelde interest en te rekenen vanaf datum van juridische levering.

(…)

Notariële akte van levering

Artikel 1

De voor overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van mr. [persoon D] , notaris te [woonplaats] , diens plaatsvervanger of opvolger (hierna te noemen: notaris) op 31 december 2011 of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.

(…)

Betaling prijs

Artikel 3

De prijs zal tussen verkoper en koper in rekening-courant worden verrekend.”

7. Op 8 maart 2011 gaat het college van burgemeester en wethouders akkoord met het advies om een bestemmingsplan op te stellen dat voorziet in het bestemmen van twee woonpercelen op het perceel.

8. [makelaar E] geeft op 7 september 2011 advies aan eiser over de verschillende mogelijkheden van bouwkavels op het perceel.

9. In augustus 2013 sluiten eiser en de gemeente de ‘Anterieure overeenkomst ontwikkeling van het (bestemmings-)plan Hoek [straat 2 en straat 1] ’.

10. Op 31 oktober 2013 is het bestemmingsplan ‘Hoek [straat 2 en straat 1] ’ waarin de bestemming wonen is opgenomen onherroepelijk geworden.

11. Op 24 december 2013 vindt de juridische levering plaats van het perceel door eiser aan [bedrijf 1] .

12. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.384 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.417 aangegeven.

13. In 2016 is er een boekenonderzoek bij eiser en [bedrijf 1] gestart. Voorafgaand aan dit onderzoek heeft de rijkstaxateur, de heer [persoon F] , de waarde van het perceel vastgesteld op € 585.000 op waardepeildatum 30 november 2009 en € 920.000 op waardepeildatum 24 december 2013. Deze waardes worden bevestigd door twee rijkstaxateurs, de heer [persoon G] en de heer [persoon H] . De resultaten van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport van 18 januari 2018. Daarin staat een correctie van het inkomen uit aanmerkelijk belang opgenomen van € 665.000 voor het belastingjaar 2013.

14. Naar aanleiding van de resultaten van het boekenonderzoek heeft verweerder de aanslag IB/PVV opgelegd.

Geschil

15. In geschil is of verweerder terecht de betreffende correctie heeft toegepast. Meer in het bijzonder is in geschil of sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden en/of een voordeel uit aanmerkelijk belang in 2013.

Beoordeling van het geschil

16. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser voordeel heeft behaald met zijn werkzaamheden met betrekking tot de bestemmingswijziging. De werkzaamheden starten in 2009 en eindigen met de levering van het perceel in 2013. Dit moet worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden voor een bedrag van de opstapwaarde tot de zakelijke waarde van € 920.000. Het verschil tussen de zakelijke waarde van € 920.000 en de overeengekomen prijs van € 1.250.000 is als een verkapte winstuitdeling belast als inkomen uit aanmerkelijk belang.

17. Eiser stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden, omdat eiser geen werkzaamheden heeft verricht die tot een waardestijging van het perceel hebben geleid. Eiser heeft in privé niet deelgenomen aan het economische verkeer. Voorts stelt eiser dat als er voor toepassing van het aanmerkelijkbelangregime al sprake is van een uitdeling, het genietingstijdstip is gelegen in 2009, het jaar waarin de obligatoire koopovereenkomst is gesloten. Voorts stelt eiser dat geen sprake kan zijn van een uitdeling, omdat de fiscale glijclausule zoals opgenomen in de koopovereenkomst hieraan in de weg staat.

Status koopovereenkomst

18. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of sprake is van een onvoorwaardelijke koopovereenkomst.

19. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat sprake is van een koopovereenkomst onder de opschortende voorwaarde van bestemmingswijziging. Dit volgt volgens verweerder niet uit de tekst van de overeenkomst, maar uit de context van alle feiten en omstandigheden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bedongen prijs alleen gerechtvaardigd is als de grond een woonbestemming heeft.

20. De rechtbank oordeelt dat uit de tekst van de koopovereenkomst niet volgt dat de koopovereenkomst onder voorwaarden is gesloten. De tekst van de koopovereenkomst geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat de werking van de overeenkomst wordt opgeschort tot het moment van een bestemmingswijziging, noch dat de overeengekomen verkoopprijs afhankelijk is van voorwaarden. Verweerders stelling dat dergelijke voorwaarden moeten worden afgeleid uit de context van alle feiten en omstandigheden is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dus dat er in 2009 een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen.

Is er sprake van resultaat uit overige werkzaamheden?

21. Onder een werkzaamheid wordt mede verstaan het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, zoals bij het uitponden van onroerende zaken, het in belangrijke mate door de belastingplichtige zelf verrichten van groot onderhoud of andere aanpassingen aan een zaak, of het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis.1

22. Resultaat uit een werkzaamheid (resultaat) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid.2

23. Daargelaten de vraag of eiser de gestelde werkzaamheden heeft verricht, is er naar het oordeel van de rechtbank in 2013 geen voordeel behaald met de gestelde werkzaamheden. In 2009 is een onvoorwaardelijke koopovereenkomst gesloten op grond waarvan [bedrijf 1] verplicht was om de koopsom van € 1.250.000 te betalen voor het perceel. Dit bedrag is in 2013 ook betaald. De betaling of omvang van deze koopsom was niet afhankelijk van (de uitkomst van) eventuele werkzaamheden die eiser zou moeten verrichten. Ook als er geen werkzaamheden zouden worden verricht, was [bedrijf 1] verplicht om de afgesproken koopsom te betalen. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van resultaat uit overige werkzaamheden in 2013.

Tijdstip belastbare feit voordeel uit aanmerkelijke belang

24. Eiser stelt zich op het standpunt dat het gestelde belastbare feit in 2009 heeft plaatsgevonden. Het tijdstip van het sluiten van de obligatoire overeenkomst vormt het genietingstijdstip voor het gestelde inkomen uit aanmerkelijk belang.

25. Verweerder voert aan dat de daadwerkelijke heffing dient plaats te vinden op het moment van levering, zijnde 2013. Op grond van de fiscale glijclausule is de omvang van het voordeel op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst nog onvoldoende bepaalbaar. Voorts heeft eiser het perceel in de aangiften IB/PVV tot en met 2013 opgegeven als zijn eigendom ter bepaling van de rendementsgrondslag in box 3. [bedrijf 1] vermeldt het perceel pas per 2014 op haar balans.

26. De rechtbank overweegt dat van een winstuitdeling sprake is als een vermogensverschuiving van de vennootschap naar de (middellijk) aandeelhouder plaatsvindt als gevolg waarvan aan het vermogen van de vennootschap enig geldbedrag of andere waarde, gedekt door de daarin aanwezige winst, ten gunste van de aandeelhouder wordt onttrokken. Voor het aanwezig zijn van een uitdeling is noodzakelijk dat de vennootschap haar (middellijk) aandeelhouder als zodanig heeft willen bevoordelen en ook dat de aandeelhouder zich daarvan bewust is geweest of redelijkerwijs bewust had moeten zijn. Een dergelijke winstuitdeling behoort tot de reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang.

27. Reguliere voordelen worden geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend geworden of vorderbaar en inbaar geworden.3 In deze situatie waarin een vennootschap haar aandeelhouder, naar verweerder stelt, bevoordeelt door van hem tegen een te hoge waarde een perceel te kopen, wordt voor de inkomstenbelasting het (reguliere) voordeel door de aandeelhouder genoten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst. Dit voordeel dient betrokken te worden in de inkomstenbelasting over het jaar waarin de overeenkomst tot stand is gekomen.4Zoals hiervoor reeds is overwogen is in 2009 een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand gekomen. Op dat moment ontstaan er over en weer juridisch afdwingbare verplichtingen en kunnen partijen een waardevol recht aan deze overeenkomst ontlenen. Dat dit niet blijkt uit de door eiser ingediende aangiftes, maakt dit niet anders. Het standpunt van verweerder dat de koopprijs door de fiscale glijclausule onvoldoende bepaalbaar is, deelt de rechtbank niet. Uit de koopovereenkomst blijkt duidelijk wat de koopprijs is en de glijclausule is in 2009 nog niet in werking getreden. Voorts stelt verweerder zelf dat aan de fiscale glijclausule bij een verkapte winstuitdeling geen werking toekomt. De rechtbank is daarom van oordeel dat een eventueel genoten winstuitdeling in 2009 in aanmerking had moeten worden genomen. De stelling van eiser dat verweerder ten onrechte inkomen uit aanmerkelijk belang in het jaar 2013 in aanmerking heeft genomen, is derhalve juist.

28. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en behoeven de overige stellingen van eiser geen bespreking.

29. Aangezien eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.

30. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.602 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten kosten van een deskundige, wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 6.075.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.384, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.417;

- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 7.677;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 47 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, voorzitter, mr. M. Harthoorn en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.