Home

Rechtbank Gelderland, 14-06-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2950, AWB - 21 _ 4413

Rechtbank Gelderland, 14-06-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2950, AWB - 21 _ 4413

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 juni 2022
Datum publicatie
6 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:2950
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4413

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Naheffing. Late inzending verweerschrift blijft zonder gevolgen. Parkeren buiten zone vergunning in een zone waar een lager tarief geldt. Omdat eiseres geen onderzoek heeft gedaan, kan zij verweerder een eventueel gebrek aan kenbaarheid niet tegenwerpen.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 21/4413

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 29 juni 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer] ) opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022.

Eiseres heeft via beeldverbinding deelgenomen. Namens verweerder zijn [persoon A] en [persoon B] verschenen.

Eiseres heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

Verweerder heeft ter zitting een foto overgelegd, welke foto ter zitting aan eiseres is getoond en na de zitting aan eiseres is gemaild.

Overwegingen

Vooraf

1. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweerschrift met bijlagen buiten beschouwing dient te blijven, omdat het als nodeloos en te laat ingezonden moet worden beschouwd.

2. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 4 januari 2022 verzocht binnen vier weken de stukken en een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft dit pas op 15 april 2022 gedaan. Daarmee heeft verweerder in strijd met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld. De wet verbindt daaraan geen rechtstreekse gevolgen. Ook na het verstrijken van de termijn blijft verweerder gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen. Bovendien geeft artikel 8:58 van de Awb de mogelijkheid aan partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te dienen. Ter verklaring van de late inzending heeft verweerder aangevoerd dat hij de brief van de rechtbank van 4 januari 2022 niet heeft ontvangen. De rechtbank kan dat niet controleren, omdat die brief niet aangetekend is verzonden, en zal daarom van de juistheid van de stelling van verweerder uitgaan. Pas door de brief met de uitnodiging voor de zitting, welke brief op 6 april 2022 naar verweerder is gestuurd, werd verweerder zich er kennelijk van bewust dat hij nog een verweerschrift en stukken moest indienen. Deze zijn uiteindelijk bijna drie weken voor de zitting ontvangen. Eiseres heeft niet gesteld dat zij onvoldoende tijd heeft gehad om het verweerschrift te kunnen lezen. Dit betekent dat eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet in haar verdediging is geschaad en er geen aanleiding bestaat om het verweerschrift wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te laten. De rechtbank is het voorts niet met eiseres eens dat het verweerschrift nodeloos is omdat eiseres liever de zaak in der minne met verweerder had opgelost. Eiseres is deze beroepszaak gestart en verweerder heeft het recht om verweer te voeren.

Feiten

3. Op 29 juni 2021 om 14:50 uur stond de auto van eiseres geparkeerd op de [adresgegevens] te Nijmegen. Eiseres woont zelf aan de [adresgegevens] en heeft een parkeervergunning (een bewonersvergunning), die geldig is in de vergunningzone [zone] .

4. De [adresgegevens] ligt deels in de vergunningzone [zone] en deels in de vergunningzone [zone] . De scheiding tussen deze twee gebieden is de kruising met de [adresgegevens] . Het gedeelte ten zuiden van de [adresgegevens] behoort tot de vergunningzone [zone] . Op de scheiding van de twee parkeerzones staat een bord “betaald parkeren”.

Geschil

5. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan eiseres is opgelegd.

Beoordeling van het geschil

6. De rechtbank zal eerst moeten vaststellen waar de auto van eiseres stond geparkeerd. Verweerder stelt dat dit was ter hoogte van [adresgegevens] . Ter onderbouwing daarvan heeft verweerder foto’s overgelegd, zowel van de geparkeerde auto van eiseres als van de situatie ter plaatse. Bij dat laatste is met name de vorm van het tuinhekje en de kleur van de baksteen van de huizen onderscheidend, aldus verweerder.

7. De rechtbank acht het aannemelijk dat de auto ter hoogte van de huisnummers [adresgegevens] stond geparkeerd. Eiseres heeft betwist dat uit deze foto’s de conclusie kan worden getrokken dat de auto voor de huisnummers [adresgegevens] stond, maar heeft de juistheid van de conclusies van verweerder onvoldoende concreet weersproken. Zij heeft erkend dat een vriend haar auto even verderop in de straat heeft geparkeerd vanwege drukte vóór en in de directe omgeving van haar huis en niet concreet gesteld dat de plek niet ten zuiden van de [adresgegevens] lag, terwijl zij eenvoudig aan de hand van de foto’s moet kunnen nagaan ter hoogte van welke huizen in haar straat de auto is aangetroffen. Omdat de woningen [adresgegevens] ten zuiden van de kruising met de [adresgegevens] liggen, betekent dat dat de auto stond geparkeerd in vergunningzone [zone] .

8. Niet in geschil is dat eiseres geen vergunning heeft voor vergunningzone [zone] en dat zij geen parkeerbelasting heeft voldaan.

9. Het standpunt van eiseres is dat zij niet wist waar de vergunningzone [zone] eindigt. Het was voor haar niet kenbaar waar de grens van haar parkeerzone ligt. Verweerder heeft daarom volgens haar niet voldaan aan zijn informatieplicht.

10. De rechtbank overweegt dat de kenbaarheid van de grens van een vergunningzone niet volledig los kan worden gezien van de onderzoeksplicht van de parkeerder, op dezelfde manier als geldt voor de kenbaarheid van het regime voor betaald parkeren1. Dat betekent in beginsel dat van de vergunningparkeerder mag worden verwacht dat hij bij de aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of de parkeerplaats zich bevindt in het gebied waar zijn parkeervergunning geldt. Pas als hij dat onderzoek heeft gedaan, mag verweerder worden tegengeworpen dat hij is tekortgeschoten in zijn informatieplicht.

11. Verweerder heeft ter zitting toegelicht hoe de gemeente Nijmegen voorlichting geeft over het parkeerbeleid. De parkeerborden zijn in beginsel bedoeld voor parkeerders die niet op de hoogte zijn van de plaatselijke situatie. Met vergunninghouders communiceert de gemeente door middel van brieven. Elk jaar wordt de parkeervergunning verlengd en in die brief wordt verwezen naar een plattegrond op de website. Als er zich een wijziging voordoet in de zone, wordt een vergunninghouder daar via die brief van op de hoogte gebracht. Vanaf 2017 is er volgens verweerder niets meer veranderd in de parkeerzones. Vóór 2017 waren er meer (kleinere) parkeerzones.

12. Eiseres woont al geruime tijd in de [adresgegevens] en ter zitting is komen vast te staan dat zij vanaf 2009 beschikt over een bewonersvergunning (zij het tot 2017 voor een andere auto). Uit de door verweerder overgelegde brief van 10 januari 2017 aan eiseres komt naar voren dat haar huidige digitale parkeervergunning geldt voor vergunningzone [zone] . In die brief is verwezen naar de website van de gemeente Nijmegen voor een plattegrond met de parkeerzones. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat zij op enig moment over een wijziging van de zones is geïnformeerd. Zij heeft niet, ook niet in 2009, gekeken op de plattegrond van de parkeerzones.

12. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres niet wist waar haar parkeerzone eindigt. De vraag is wat de oorzaak daarvan is. Eiseres heeft kennelijk geen onderzoek gedaan naar de grens van haar parkeerzone. Bij de aanvang van haar vergunning in 2009 heeft zij de plattegrond met vergunningzones en de grens daarvan niet bestudeerd en ook later heeft zij dat niet gedaan. Omdat zij in het geheel geen onderzoek heeft gedaan, kan zij verweerder niet tegenwerpen dat hij onvoldoende kenbaar heeft gemaakt waar de grens loopt. Er kan immers niet worden vastgesteld dat als eiseres het van haar te verlangen onderzoek wel had gedaan, zij ook dan niet had geweten waar de grens van de zone loopt.

14. Daar komt nog bij dat eiseres heeft verklaard het bord “betaald parkeren”, dat zich op de grens bevindt van de zone [zone] en zone [zone] , goed te kennen omdat zij hier elke dag met de hond langsloopt. Verweerder heeft, onweersproken door eiseres, verklaard dat de grens van de vergunningzones gelijk loopt met die van de parkeerzones.2 Als eiseres ervan op de hoogte was dat de auto stond geparkeerd in een zone met een lager parkeertarief, had zij zich ook kunnen en moeten realiseren dat waarschijnlijk sprake was van een andere vergunningzone.

15. Dat in de parkeerzone [zone] een lager tarief van toepassing is, doet overigens aan het oordeel van de rechtbank niet af. Bij vergunningparkeren is het aantal vergunningen afgestemd op het aantal parkeerplekken. Dat systeem zou worden doorkruist als een parkeerder uit een duurdere zone onbeperkt zou kunnen parkeren in een goedkopere zone.

16. Eiseres heeft nog aangevoerd dat andere bewoners uit haar straat met succes hebben kunnen voorkomen dat zij een naheffingsaanslag zouden krijgen en vindt dat verweerder haar aanslag ambtshalve had kunnen vernietigen. De rechtbank vat dit op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die veroorzaakt wordt door begunstigend beleid of een begunstigend oogmerk en er bovendien voor deze ongelijke behandeling geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is, of door schending van de meerderheidsregel. Omdat eiseres haar stelling niet verder heeft geconcretiseerd, kan niet worden vastgesteld of er sprake is van gelijke gevallen, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.

16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. C. van Schelven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).

Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.

Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de datum van verzending;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).