Home

Rechtbank Gelderland, 02-02-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:490, AWB - 21 _ 516, 21_517, 21_519 en 21_520

Rechtbank Gelderland, 02-02-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:490, AWB - 21 _ 516, 21_517, 21_519 en 21_520

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 februari 2022
Datum publicatie
29 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:490
Zaaknummer
AWB - 21 _ 516, 21_517, 21_519 en 21_520

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. Vergrijpboetes. Eiseres drijft in firmaverband samen met haar partner een cafetaria. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft verweerder correcties toegepast (met name ten aanzien van fout- en retourboekingen) en navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het verhaal van eiseres over de fout- en retourboekingen vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Eiseres maakt niet aannemelijk dat zij terecht retourboekingen heeft gemaakt. Rechtbank komt niet toe aan beoordeling omkering en verzwaring bewijslast. De opgelegde vergrijpboetes zijn onterecht opgelegd, omdat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres opzettelijk of grofschuldig te weinig omzet heeft verantwoord.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 21/516, 21/517, 21/519 en 21/520

in de zaken tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres de volgende belastingaanslagen opgelegd, alsmede de daarop betrekking hebbende rente- en boetebeschikkingen:

-

een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.893, een boetebeschikking van € 1.400 en een beschikking belastingrente van € 715;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2016, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.447, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.578, een boetebeschikking van € 2.300 en een beschikking belastingrente van € 694;

-

een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) voor het jaar 2015, berekend naar een bijdrage inkomen van € 29.893, en een beschikking belastingrente van € 78;

-

een navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2016 berekend naar een bijdrage inkomen van € 36.754, en een beschikking belastingrente van € 76.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 december 2020 de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 25 januari 2021, ontvangen door de rechtbank op 26 januari 2021, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2021.

Namens eiseres is verschenen [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde en zijn kantoorgenoot [naam 2] en [naam 3] (boekhouder). Namens verweerder zijn verschenen [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is gehuwd met [naam 1] (partner). Eiseres en haar partner drijven onder de naam [naam vof] een onderneming in firmaverband. Het winstaandeel van eiseres in [naam vof] is 45%.

2. Eiseres dreef samen met haar partner onder de naam [naam vof 2] een onderneming in firmaverband. Deze onderneming is per 1 januari 2015 gestaakt.

3. De activiteiten van [naam vof] , en [naam vof 2] bestaan uit de exploitatie van een cafetaria.

4. [naam franchise] is een franchiseformule, welke formule eigendom is van een onderneming van de partner van eiseres.

5. In de onderneming van eiseres wordt sinds 2012 gebruik gemaakt van het kassasysteem Casio QT 6600. Dit kassasysteem is ontwikkeld voor de horeca. Eiseres en haar medefirmant beschikken over een managersleutel van de kassa’s. Die verschilt van de sleutels waarover het overige personeel beschikt, omdat hij extra functies heeft, zoals het maken van de dagafsluiting. Met de gewone sleutels kunnen bestellingen worden ingevoerd en aangeslagen.

6. De pinapparaten in de ondernemingen zijn niet gekoppeld aan de kassa’s. Dagelijks wordt gestart met een kassaldo van € 300. Door de houder van een managersleutel wordt dagelijks een dagafsluiting gedraaid.

7. Verweerder heeft met dagtekening 11 augustus 2017 de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2015 conform de ingediende aangifte opgelegd.

8. Met dagtekening 26 januari 2018 heeft verweerder de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2016 conform de ingediende aangifte opgelegd.

9. Op 22 juni 2018 heeft verweerder een boekenonderzoek aangekondigd bij eiseres naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV 2016. De bevindingen hiervan zijn in het controlerapport van 3 juni 2020 aan eiseres bekendgemaakt.

10. Op 20 maart 2020 heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt voornemens te zijn vergrijpboetes op te leggen. Eiseres heeft bij brief van 24 april 2020 gereageerd op dit voornemen.

11. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de volgende correcties toegepast en navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW opgelegd.

Correcties (in euro’s)

2015

2016

Aangegeven resultaat

35.393

36.337

Correctie vetopbrengst [vof 1]

411

350

Correctie boekingen [naam franchise] [vof 1]

11.334

12.736

Gecorrigeerd resultaat

47.138

49.423

Bij: niet aftrekbare kosten

54

864

Af: investeringsaftrek

- 7.393

- 269

Bij: desinvesteringsbijtelling

5.871

-

Gecorrigeerde winst uit onderneming

45.670

50.018

Opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV (in euro’s)

2015

2016

Winst uit onderneming

45.670

50.018

Af: zelfstandigenaftrek

- 7.280

- 7.280

Af: stakingsaftrek

- 3.630

-

Af: MKB-winstvrijstelling

- 4.867

- 5.984

Belastbare winst

29.893

36.754

Af: aandeel aftrek eigen woning

-

- 5.307

Belastbaar box 1 inkomen

29.893

31.447

12. Tevens heeft verweerder vergrijpboetes aan eiseres opgelegd van € 1.400 (2015) en € 2.300 (2016).

Geschil

13. In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd. Tevens is in geschil of sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Daarnaast is in geschil of verweerder terecht vergrijpboetes heeft opgelegd. Niet in geschil zijn de winstcorrecties die verweerder voor 2015 en 2016 heeft aangebracht vanwege de verkoop van frituurvet.

14. Eiseres betwist dat sprake is van een nieuw feit dat de navorderingsaanslagen rechtvaardigt. Zij is het niet eens met de correcties van de retourboekingen en volgens haar is geen sprake van het afromen van de omzet. Volgens eiseres zijn slechts correcties doorgevoerd, omdat de pinautomaat niet is aangesloten op het kassasysteem. Dit wordt door de partner aan het einde van de dag steeds hersteld, om dubbeltelling te voorkomen. Volgens eiseres zijn de vergrijpboetes ten onrechte opgelegd omdat haar geen opzet valt te verwijten.

15. Verweerder stelt dat de bevindingen uit het boekenonderzoek het vereiste nieuwe feit vormen. Volgens verweerder zijn de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht en tot een juist bedrag opgelegd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

Is sprake van een nieuw feit?

16. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Op de inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken dat er sprake is van een nieuw feit.

17. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een nieuw feit dient beoordeeld te worden of de navorderingsaanslagen voortvloeien uit feiten die bij het opleggen van de primitieve aanslagen reeds bij de inspecteur bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Volgens vaste jurisprudentie mag de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die belanghebbende in zijn aangifte heeft vermeld. Tot een nader onderzoek is de inspecteur in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven of het ontbreken daarvan, in redelijkheid behoort te twijfelen.1 De inspecteur behoeft in redelijkheid niet te twijfelen aan de juistheid van de in het aangiftebiljet opgenomen posten, indien er voor deze posten ook een andere, niet onwaarschijnlijke verklaring mogelijk is.2

18. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een voor navordering noodzakelijk nieuw feit. Verweerder mocht uitgaan van de juistheid van de gegevens in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016. Verweerder hoefde na een normale zorgvuldige kennisneming van de aangiften van eiseres in redelijkheid niet te twijfelen aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven, onder meer omdat de aangiften door een adviseur waren ingediend en een verzorgde indruk maakten. Hij was daarom niet gehouden nader onderzoek te doen. Tijdens het boekenonderzoek, waarbij verweerder de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV over 2016 heeft onderzocht, heeft verweerder geconstateerd dat dagelijks gedurende de dag correcties op de omzet worden geboekt, dat de correcties niet aansluiten op gedane bestellingen en dat de kassamutaties niet bewaard worden. Dit gegeven vormde voor verweerder een nieuw feit waarmee hij niet eerder bekend had kunnen zijn. De partner van eiseres heeft verklaard dat in 2015 op dezelfde wijze is geadministreerd en correctieboekingen zijn doorgevoerd. Waardoor ook voor 2015 sprake is van een nieuw feit. De navorderingsaanslagen 2015 en 2016 zijn in zoverre terecht opgelegd.

Zijn de navorderingsaanslagen terecht opgelegd?

19. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte de fout- en retourboekingen heeft gecorrigeerd in de navorderingsaanslagen. Volgens eiseres hebben deze fout- en retourboekingen te maken met het feit dat de pinapparaten niet gekoppeld zijn aan de kassa’s. Eiseres stelt dat (telefonische) bestellingen ingevoerd worden in de kassa. Omdat op dat moment nog onduidelijk is hoe de klant gaat betalen (pin of contant), wordt door de medewerker ingevoerd dat de klant contant zal betalen. Als de klant uiteindelijk toch per pin betaalt, staat in het kassasysteem dat contant betaald is. Aan het einde van de dag worden de pinbetalingen ingevoerd in het kassasysteem. Volgens eiseres ontstaat zo een dubbeltelling van de omzet, omdat in eerste instantie ingevoerd is dat de klant contant zal betalen, maar uiteindelijk heeft de klant toch middels een pinbetaling betaald. Dit wordt door de partner hersteld door middel van de fout- en retourboekingen aan het einde van de dag. Eiseres heeft deze handelswijze geïllustreerd door alle kassabonnen, het totaal van de pinbetalingen en de Z-afslag te overleggen die zijn gemaakt op 9 maart 2018.

20. De rechtbank stelt vast dat de fout- en retourboekingen winstverlagende omstandigheden zijn, waarvoor de bewijslast op eiseres rust. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd. Zij overweegt als volgt

21. De rechtbank vindt het verhaal van eiseres niet geloofwaardig. In haar oordeel heeft zij meegewogen dat de wijze waarop eiseres de administratie voert, door onder andere geen kassamutaties bij te houden, voor haar risico komt. De door de partner doorgevoerde correctieboekingen komen bovendien niet één-op-één overeen met de pinbetalingen, die eiseres stelt te corrigeren vanwege dubbele boekingen. Daar komt bij dat gedurende de dag meerdere keren bedragen worden teruggeboekt, in plaats van een terugboeking voor het totaal aan het einde van de dag. Dat er een groot personeelsverloop is, is niet onderbouwd en bovendien, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat medewerkers barbonnen per abuis aanzien voor kassabonnen. Eiseres heeft hoe dan ook geen administratie gevoerd waaruit blijkt dat de retourboekingen alle zijn terug te voeren op verkeerd ingevoerde bestellingen.

22. Gelet op het voorgaande is eiseres er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij terecht de retourboekingen heeft gedaan voor 2016. Omdat eiseres de hoogte van de correctie voor de retourboekingen, de extrapolatie van cijfers naar 2015 en de correctie voor de vetopbrengsten verder niet heeft betwist, zijn de navorderingsaanslagen tot een juist bedrag opgelegd.

23. Gezien het voorgaande komt de rechtbank niet meer toe aan beoordeling of sprake dient te zijn van omkering en verzwaring van de bewijslast.

Vergrijpboetes

24. Op grond van artikel 67e van de AWR kan de inspecteur met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag een vergrijpboete opleggen, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven.

25. Verweerder heeft op grond van artikel 67e van de AWR en in overeenstemming met het toepasselijke beleid3 vergrijpboetes opgelegd van 31% (2015) en 40% (2016). Omdat de correctie voor 2015 tot stand is gekomen door extrapolatie van de gegevens uit 2016 is de boete voor 2015 gematigd naar 31%. Verweerder stelt dat eiseres de kasstaattellingen niet heeft bewaard, zodat geen stukken beschikbaar zijn waarmee de fout- en retourboekingen gecontroleerd kunnen worden. Volgens verweerder heeft eiseres door de kasafroming welbewust te weinig omzet verantwoord.

26. Verweerder stelt dat eiseres de kasstaattellingen niet heeft bewaard, zodat geen stukken beschikbaar zijn waarmee de fout- en retourboekingen gecontroleerd kunnen worden. Door de kasafroming heeft eiseres willens en wetens te weinig omzet verantwoord op de kassa en daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting werd geheven, aldus verweerder. Subsidiair is verweerder van mening dat sprake is van grove schuld.

27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres opzettelijk te weinig omzet heeft verantwoord. Tegenover de gemotiveerde betwisting van eiseres, dat haar partner de administratie bijhield en de fout- en retourboekingen heeft verwerkt, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres zelf opzettelijk handelingen heeft verricht waardoor te weinig omzet is verantwoord. Verweerder heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat het aan grove schuld van eiseres te wijten is dat te weinig omzet is voldaan. De (dagelijkse) administratie werd verzorgd door haar partner en de aangiften van eiseres werden verzorgd door haar adviseur. De vergrijpboetes zijn om die reden onterecht opgelegd aan eiseres.

Conclusies en proceskostenvergoeding

28. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gericht tegen de navorderingsaanslagen ongegrond en de beroepen tegen de vergrijpboetes gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal de boetebeschikkingen vernietigen.

29. De beroepen wordt geacht ook te zijn gericht tegen de vastgestelde belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen de belastingrente, zodat de beroepen daartegen ongegrond zijn.

30. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en 2016 ongegrond;

-

verklaart de beroepen die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen Zvw 2015 en 2016 ongegrond;

-

verklaart de beroepen die betrekking hebben op de boetebeschikkingen over 2015 en 2016 gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover die betrekking hebben op de boetebeschikkingen;

-

vernietigt de boetebeschikkingen over 2015 en 2016;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de in zoverre vernietigde gedeelten van de uitspraken op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.026;

-

draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, voorzitter, mr. B.J. Zippelius en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

De griffier is buiten staat om

deze uitspraak mede te ondertekenen.

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.