Rechtbank Gelderland, 24-02-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:972, AWB - 18 _ 5958
Rechtbank Gelderland, 24-02-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:972, AWB - 18 _ 5958
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 februari 2022
- Datum publicatie
- 6 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2022:972
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 5958
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft aan eiseres een beschikking gedifferentieerd premiepercentage werkhervattingskas (Whk) 2018 afgegeven waarbij de ZW-uitkeringslasten 2016 van onder meer werknemer X zijn toegerekend. Eiseres is tegen de toekenning van de ZW-uitkering aan X in bezwaar en beroep gekomen. Rechtbank Overijssel heeft dat beroep bij uitspraak van 30 januari 2018 (
) ongegrond verklaard en geoordeeld dat een discussie over de vervulling van de re-integratietaken door het UWV niet thuishoort in een procedure over de toekenning van de ZW-uitkering. Verweerder is het hier niet mee eens en wijst op de uitspraak van de CRvB van 18 maart 2004 ( ), waaruit volgens hem volgt dat die discussie onder het bereik van artikel 115 van de WIA valt, en juist wel thuishoort in een procedure aangaande de toekenning van de uitkering. De ZW kent een vergelijkbare bepaling als artikel 115 van de WIA. De rechtbank is van oordeel dat de rechtsbescherming van eiseres in het geding is, nu de relevante instanties elkaar tegenspreken. Voor toerekening van de ZW-uitkeringslasten van werknemer X is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats, nu eiseres geloofwaardig heeft verklaard, en verweerder niet heeft betwist, dat in vergelijkbare gevallen als deze is ontkoppeld door het UWV, waardoor de uitkeringslasten niet zijn toegerekend. Beroep gegrond.Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 18/5958 en 18/5960
in de zaken tussen
en
Procesverloop
Zaaknummer 18/5958
Verweerder heeft aan eiseres een beschikking gedifferentieerd premiepercentage werkhervattingskas (Whk) 2018 afgegeven met kenmerk [kenmerk 1] (loonheffingsnummer eindigend op L.01)
Zaaknummer 18/5960
Verweerder heeft tevens aan eiseres een beschikking gedifferentieerd premiepercentage Whk 2018 afgegeven met kenmerk [kenmerk 2] (loonheffingsnummer eindigend op L.04)
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 september 2018 de beschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brieven ontvangen door de rechtbank op 31 oktober 2018, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zaken van eiseres zijn tegelijk behandeld met de zaak van [bedrijfsnaam] , zaaknummer 18/5957.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022.
Eiseres is verschenen, middellijk vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer
[naam 1] . Ter meerdere bijstand is de heer [naam 2] verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] .
Verweerder heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is onderdeel van de [naam 5] -groep, waartoe onder meer ook [bedrijfsnaam] behoort.
2. Bij e-mail van 10 december 2015 heeft eiseres een ‘melding loonheffing overdracht van activiteiten’ (de melding) per 1 januari 2016 gedaan.
3. In 2016 is een aantal (ex-)werknemers van eiseres ingestroomd in de Ziektewet (ZW) en in de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Onder meer de (ex-)werknemers met de volgende burgerservicenummers (BSN) zijn in de ZW ingestroomd:
- -
-
[nummer 1] ( [naam 6] );
- -
-
[nummer 2] , ( [naam 7] );
- -
-
[nummer 3] ( [naam 8] );
- -
-
[nummer 4] ( [naam 9] );
- -
-
[nummer 5] ;
- -
-
[nummer 6] .
Specifieke feiten m.b.t. (ex-)werknemer met BSN [nummer 1] ( [naam 6] )
4. Bij besluit van 24 september 2015 heeft het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aan [naam 6] een ZW-uitkering toegekend per
9 september 2015. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij beslissing van 7 maart 2016 door het UWV afgewezen. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan.
5. Bij uitspraak van 1 november 20161 heeft de Rechtbank Overijssel de uitspraak op bezwaar van het UWV van 7 maart 2016 vernietigd, en de zaak teruggewezen naar het UWV, om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Het UWV heeft bij beslissing van
21 december 2016 opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard. In die uitspraak op bezwaar heeft het UWV onder meer het volgende vermeld:
“(…) Dit betekent dat wij blijven bij onze beslissing d.d. 24 september 2015 (…)”
Specifieke feiten m.b.t. (ex-)werknemer met BSN [nummer 2] ( [naam 7] )
6. Bij besluit van 29 juli 2015 heeft het UWV aan [naam 7] een ZW-uitkering toegekend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij beslissing van 21 februari 2017 door het UWV afgewezen.
Specifieke feiten m.b.t. (ex-)werknemer met BSN [nummer 3] ( [naam 8] )
7. Bij beslissing van 30 november 2015 heeft het UWV aan [naam 8] een ZW-uitkering toegekend per 16 november 2015. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV dat [naam 8] per 16 november 2016 niet in staat is om te werken. Dit bezwaar is bij beslissing van 4 april 2017 door het UWV afgewezen. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan.
8. Bij uitspraak van 30 januari 20182 heeft de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De Rechtbank Overijssel heeft onder 3.2 het volgende bepaald:
“Uit het wettelijk stelsel volgt dat in het kader van een door de werkgever aanhangig gemaakt geschil omtrent de toekenning door verweerder van een ZW-uitkering (uitsluitend) de rechtmatigheid van die toekenning aan de orde is. Argumenten die zien op de vraag of de met toekenning verband houdende uitkeringslasten dienen te worden toegerekend aan de werkgever, waartoe ook het argument dat verweerder [het UWV, toevoeging rechtbank] zijn re-integratietaken onvoldoende heeft uitgevoerd moet worden gerekend, hebben in deze procedure geen plaats. Besluitvorming aangaande de hoogte van de gedifferentieerde premie en de uitkeringslasten die in dat verband in aanmerking dienen te worden genomen, is voorbehouden aan de inspecteur van de rijksbelastingdienst.”
Specifieke feiten m.b.t. (ex-)werknemer met BSN [nummer 4] ( [naam 9] )
9. Bij beslissing van 2 december 2016 heeft het UWV aan [naam 9] een ZW-uitkering toegekend per 25 november 2016.
Algemeen
10. De premieloonsom 2016 van eiseres, loonheffingsnummer eindigende op L.01, bedroeg € 1.805.640. Voor wat betreft het loonheffingsnummer van eiseres eindigende op L.04 bedroeg die loonsom € 911.202.
Zaaknummer 18/5958
11. Verweerder heeft eiseres voor wat betreft het loonheffingsnummer eindigende op L.01 bij beschikking van 1 december 2017 geclassificeerd als middelgrote werkgever en ingedeeld in sector 52 ‘Uitzendbedrijven’. Het gedifferentieerd premiepercentage Whk 2018 heeft verweerder bepaald op 7,92%, waarvan de premiecomponent WGA-lasten bedraagt: 1,61%, en de premiecomponent ZW-uitkeringslasten: 6,31%. De individuele premiecomponent WGA-lasten bedraagt 2,07%, en de individuele component ZW-uitkeringslasten 8,03%.
Zaaknummer 18/5960
12. Verweerder heeft eiseres voor wat betreft het loonheffingsnummer eindigende op L04 bij beschikking van 1 december 2017 geclassificeerd als middelgrote werkgever en ingedeeld in sector 12 ‘Metaal- en technische bedrijfstakken’. Verweerder heeft het gedifferentieerd premiepercentage Whk 2018 bepaald op 1,59%, waarvan de premiecomponent WGA-lasten bedraagt: 0,98% en de premiecomponent ZW-uitkeringslasten: 0,61%. De individuele component WGA-lasten bedraagt 1,84% en de individuele component ZW-uitkeringslasten 1,64%.
Geschil
13. In geschil is of de toerekening van de ZW-uitkeringslasten voor zover die lasten betrekking hebben op de hierboven genoemde (ex-)werknemers terecht is of niet.
14. Eiseres is van mening dat toerekening van de ZW-uitkeringslasten niet mogelijk is:
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemers met BSN [nummer 5] , BSN [nummer 6] en BSN [nummer 4] ( [naam 9] ) niet omdat voor deze (ex-)werknemers de zogenoemde no-riskpolis van artikel 29b van de ZW geldt;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 1] ( [naam 6] ) niet omdat de Rechtbank Overijssel het beroep tegen de toekenning van de ZW-uitkering gegrond heeft verklaard;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 2] ( [naam 7] ) niet omdat de ZW-lasten niet kunnen worden toegerekend aan eiseres, nu de lasten zijn ontstaan bij een eiseres onbekende rechtsvoorganger;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 3] ( [naam 8] ) niet omdat het UWV niet heeft voldaan aan haar wettelijke re-integratieverplichtingen. Het UWV heeft in strijd met de artikelen 3:2 en 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld. Eiseres verzoekt de rechtbank te bepalen dat de aan de derde-partij betaalde ZW-uitkering niet aan haar mag worden toegerekend bij de bepaling van de ZW-uitkeringslast;
15. Verweerder is van mening dat:
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemers met BSN [nummer 5] en BSN [nummer 6] de ZW-uitkeringslasten ten onrechte aan eiseres zijn toegerekend, aangezien deze (ex-) werknemers vallen onder de no-riskpolis van artikel 29b ZW;
- -
-
In het geval van de werknemer met BSN [nummer 4] ( [naam 9] ) geen sprake is van een no-riskpolis. Voor deze (ex-)werknemer zijn de ZW-uitkeringslasten dus wel terecht aan eiseres toegerekend;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 1] ( [naam 6] ) terecht toerekening van ZW-uitkeringslasten heeft plaatsgevonden, omdat na uitspraak van de Rechtbank Overijssel het bezwaar opnieuw is bekeken door het UWV en toen ongegrond is verklaard;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 2] ( [naam 7] ) terecht toerekening van ZW-uitkeringslasten heeft plaatsgevonden nu deze (ex-)werknemer op de eerste ziektedag (6 juli 2015) in dienstbetrekking stond tot eiseres;
- -
-
In het geval van de (ex-)werknemer met BSN [nummer 3] ( [naam 8] ) terecht toerekening van ZW-uitkeringslasten heeft plaatsgevonden omdat gronden inzake de vermeende gebrekkige re-integratie onder het bereik van artikel 115 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) vallen en dus niet in deze procedure naar voren kunnen worden gebracht;
16. Volgens verweerder kunnen de hierna vermelde ZW-uitkeringslasten niet aan eiseres worden toegerekend, en dient de beschikking gedifferentieerd premiepercentage Whk 2018 met kenmerk [kenmerk 1] dienovereenkomstig verminderd te worden:
BSN-nummer Eerste arbeidsongeschiktheidsdag Uitkering
- -
-
[nummer 5] 3 maart 2016 € 1.052,22
- -
-
[nummer 6] 5 januari 2016 € 4.672,00
- -
-
[nummer 6] 5 juli 2016 € 60,77
- -
-
[nummer 6] 8 augustus 2016 € 186,09
Beoordeling van het geschil
17. De rechtbank zal hieronder eerst het wettelijk kader schetsen, daarna vaststellen welke (ex-)werknemers onder het loonheffingsnummer van eiseres eindigende op L.01 vallen, en welke onder het loonheffingsnummer van eiseres eindigende op L.04, en daarna per (ex-)werknemer een oordeel geven of toerekening van ZW-uitkeringslasten mogelijk is of niet. De rechtbank sluit af met een conclusie.
Wettelijk kader
18. De basis voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie Whk is artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), alsmede het daarop gebaseerde artikel 2.11 van het Besluit Wfsv. Wanneer sprake is van een middelgrote werkgever in de zin van artikel 2.5 van het Besluit Wfsv, wordt die premie ingevolge artikel 2.11 van het Besluit Wfsv deels individueel en deels sectoraal bepaald. Een middelgrote werkgever is een werkgever die in het referentiejaar meer dan tien maal het gemiddelde premieplichtig loon heeft uitbetaald, maar minder dan 100 maal.3
19. Toerekening van ZW-uitkeringslasten vindt plaats op grond van artikel 117b, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv en artikel 2.13 van het Besluit Wfsv. Indien echter sprake is van een recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel g, van de ZW, is toerekening niet mogelijk.
20. Artikel 73b van de ZW4 en artikel 115 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)5 bepalen dat het beroep van een werkgever tegen de opslag of korting, bedoeld in artikel 38, derde of vierde lid, van de Wfsv niet kan zijn gegrond op het argument dat een uitkering op grond van die wetten onterecht of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Vaststelling
21. De rechtbank stelt het volgende vast:
- -
-
Onder het loonheffingsnummer van eiseres eindigende op L.01 vallen de (ex-) werknemers van eiseres met BSN [nummer 1] ( [naam 6] ), [nummer 2] ( [naam 7] ), [nummer 3] ( [naam 8] ), [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 4] ( [naam 9] );
- -
-
De (ex-)werknemers van eiseres met BSN [nummer 1] ( [naam 6] ), [nummer 2] ( [naam 7] ) en [nummer 3] ( [naam 8] ) vallen ook onder het loonheffingsnummer van eiseres eindigende op L.04;
- -
-
Voor wat betreft de drie hierboven genoemde (ex-)werknemers heeft verweerder de volgende verdeelsleutel gehanteerd voor wat betreft de toerekening van de ZW-uitkeringslasten: 20,15%, is door verweerder toegerekend aan eiseres met loonheffingsnummer eindigende op L.01. 33,11% is toegerekend aan eiseres met loonheffingsnummer eindigende op L.04. Het overige deel is toegerekend aan [bedrijfsnaam]
De (ex-)werknemers met BSN [nummer 5] en BSN [nummer 6]
22. Tussen partijen is niet langer in geschil dat in het geval van de (ex-)werknemers met BSN [nummer 5] en BSN [nummer 6] toerekening van de onder punt 16 vermelde ZW-uitkeringslasten niet mogelijk is, aangezien deze (ex-)werknemers onder de zogenoemde no-riskpolis van artikel 29b van de ZW vallen, en zij bij gevolg hun ziekengeld hebben ontvangen op basis van artikel 29, tweede lid, onderdeel g, van de ZW. De rechtbank sluit zich hierbij aan. De beschikking gedifferentieerd premiepercentage Whk met kenmerk [kenmerk 1] is dus naar een te hoog percentage opgelegd. Het beroep in de zaak met nummer AWB 18/5958 is dan ook gegrond.
De werknemer met BSN [nummer 4] ( [naam 9] )
23. Eiseres heeft gesteld dat voor [naam 9] een no-riskpolis geldt, aangezien [naam 9] functioneel beperkt is. Ter zitting heeft eiseres verklaard hiervan geen bewijsstukken te kunnen overleggen. Verweerder is van mening dat de no-riskpolis niet geldt. Het UWV heeft desgevraagd het doelgroepenregister geraadpleegd en aan verweerder bericht dat van een no-riskstatus van [naam 9] niet is gebleken.
24. De bewijslast dat voor [naam 9] de no-riskpolis geldt, rust naar het oordeel van de rechtbank op eiseres. Het gaat namelijk om een premieverminderende omstandigheid. Dit betekent dus dat eiseres, bijvoorbeeld aan de hand van een verklaring van [naam 9] , aannemelijk dient te maken dat [naam 9] behoort tot de doelgroep waarvoor de no-riskpolis geldt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder is eiseres hierin niet geslaagd. Het gelijk wat betreft de toerekening van de ZW-uitkeringslasten van [naam 9] is dus aan verweerder.
De (ex-)werknemer met BSN [nummer 1] ( [naam 6] )
25. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij van mening is dat de ZW-uitkeringslasten van [naam 6] over de periode maart tot en met december 2016 niet aan haar kunnen worden toegerekend, omdat de Rechtbank Overijssel bij uitspraak van 1 november 2016 de uitspraak op bezwaar van het UWV van 7 maart 2016 heeft vernietigd. Vervolgens heeft het UWV op 21 december 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, hetgeen volgens eiseres impliceert dat [naam 6] over de tussenliggende periode (maart – december 2016) wettelijk gezien niet ziek kan zijn geweest. Verweerder is het hier niet mee eens aangezien het UWV de ZW-uitkering bij de tweede uitspraak op bezwaar van 21 december 2016 onverkort heeft toegekend vanaf ingangsdatum 9 september 2015.
26. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet in beroep is gekomen tegen de tweede uitspraak op bezwaar van het UWV. In die uitspraak op bezwaar heeft het UWV met zoveel woorden aangegeven bij haar beslissing van 24 september 2015 tot toekenning van de ZW-uitkering te blijven. Gelet op artikel 73b van de ZW betekent dit dat de toekenning van de uitkering aan [naam 6] met ingangsdatum 9 september 2015 een gegeven is.
27. Naar het oordeel van de rechtbank is toerekening van de ZW-uitkeringslasten van [naam 6] juist. Daarbij heeft verweerder de toerekening terecht verdeeld overeenkomstig de hierboven onder overweging 21 genoemde verdeelsleutel. Die verdeelsleutel is immers gebaseerd op de informatie uit de door eiseres zelf gedane ‘melding loonheffing overdracht activiteiten’ van 10 december 2015.
De (ex-)werknemer met BSN [nummer 2] ( [naam 7] )
28. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij [naam 7] heeft ‘overgenomen van een externe partij’. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat [naam 7] op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in dienstbetrekking tot eiseres stond. Eiseres heeft dit niet betwist.
29. Naar het oordeel van de rechtbank is toerekening van de ZW-uitkeringslasten van [naam 7] juist, nu [naam 7] op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in dienstbetrekking tot eiseres stond. Daarbij heeft verweerder de toerekening terecht verdeeld overeenkomstig de hierboven onder overweging 21 genoemde verdeelsleutel. Dat eiseres, beweerdelijk, onbekend was met het arbeidsongeschiktheidsverleden van [naam 7] , wat daar overigens van zij, kan niet tot een ander oordeel leiden. Eiseres had hier onderzoek naar kunnen doen.
De (ex-)werknemer met BSN [nummer 3] ( [naam 8] )
30. Eiseres is van mening dat toerekening van de ZW-uitkeringslasten van [naam 8] niet juist is omdat het UWV is tekortgeschoten in haar re-integratietaken. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat in dergelijke gevallen gewoonlijk ‘ontkoppeling’ plaatsvindt door het UWV, waardoor (een deel van) de uitkeringslasten niet worden toegerekend. Verweerder is van mening dat een discussie over de al dan niet gebrekkige vervulling van de re-integratietaken door het UWV onder het bereik van artikel 115 van de WIA valt. In het kader van de toerekening heeft die discussie dus geen plaats, aldus verweerder. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling gewezen op de uitspraak van de CRvB van 18 maart 2004.6
31. De rechtbank leidt uit genoemde uitspraak van de CRvB af dat een discussie over de re-integratieinspanningen van het UWV thuishoort in de procedure aangaande de toekenning van de uitkering, en niet in een procedure over de toerekening van WGA- of ZW-uitkeringslasten. Uit de uitspraak van Rechtbank Overijssel van 30 januari 2018 inzake [naam 8] volgt dat eiseres deze grond in onderhavige procedure over de toerekening van ZW-lasten aan de orde moet stellen.
32. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet zo zijn dat eiseres, die in dezen geen blaam treft, de dupe wordt van elkaar tegensprekende rechterlijke uitspraken, waardoor de rechtsbescherming van eiseres in het geding komt. De rechtbank ziet daarom aanleiding te bepalen dat de ZW-uitkeringslasten van [naam 8] over 2016 niet kunnen worden toegerekend aan eiseres. Dit geldt voor beide loonheffingsnummers van eiseres. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres ter zitting geloofwaardig heeft verklaard, en verweerder niet heeft betwist, dat het UWV in vergelijkbare gevallen heeft ontkoppeld, dat wil zeggen dat (een deel van) de uitkeringslasten niet zijn toegerekend.
Conclusie
33. Gelet op het bovenstaande zijn de beroepen gegrond. Toerekening van de onder punt 16 vermelde ZW-uitkeringslasten van de werknemers met BSN [nummer 5] en BSN [nummer 6] aan eiseres met loonheffingsnummer eindigende op L.01 is niet mogelijk. Toerekening van de ZW-uitkeringslasten 2016 van [naam 8] aan eiseres met loonheffingsnummer eindigende op L.01 en op L.04 is evenmin mogelijk. Blijkens de door verweerder overgelegde ZW-instroomlijsten gaat het hierbij om bedragen van € 20.476,13 (L.01), respectievelijk € 738,56 (L.04). De rechtbank zal verweerder gelasten opnieuw uitspraken op bezwaar te doen in beide zaken, rekening houdend met deze uitspraak.
34. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
35. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Het griffierecht bedraagt in totaal twee maal € 338, is € 676.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- gelast verweerder opnieuw uitspraken op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 676 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. W.E. van Asbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Verzijlbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |