Rechtbank Groningen, 19-07-2011, BR3480, AWB 10/2510
Rechtbank Groningen, 19-07-2011, BR3480, AWB 10/2510
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Groningen
- Datum uitspraak
- 19 juli 2011
- Datum publicatie
- 29 juli 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBGRO:2011:BR3480
- Zaaknummer
- AWB 10/2510
Inhoudsindicatie
Verzoek om veroordeling proceskosten. Voor taxatiewerkzaamheden volstaat in beginsel een vergoeding van € 50,-- per uur.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 10/2510
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [Z] te [A],
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Bij brief van 21 oktober 2010 heeft verweerder uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoeker tegen de aan hem op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gegeven beschikking.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 29 november 2010, ingekomen bij de rechtbank op 30 november 2010, beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij een op 24 maart 2011 ondertekende intrekkingsverklaring heeft verzoeker te kennen gegeven dat het beroep wordt ingetrokken. Tegelijk met de intrekking heeft verzoeker verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Verweerder heeft hierop bij brief van 8 april 2011 gereageerd.
Bij brief van 23 mei 2011 heeft verweerder op verzoek van de rechtbank het in opdracht van verzoeker opgemaakte taxatierapport ingezonden.
Verzoekers gemachtigde heeft bij brief van 24 mei 2011 meegedeeld dat zij noch verzoeker de zitting zal bijwonen. Tevens heeft zij gereageerd op verweerders reactie van 8 april 2011.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2011 te Leeuwarden. Namens verzoeker is daar, zoals aan de rechtbank is meegedeeld, niemand verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
1.1 Verweerder heeft bij beschikking van 27 februari 2010 in het kader van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] (de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op een bedrag van
€ 219.000,--. Op het door verzoeker hiertegen ingediende bezwaar heeft verweerder bij beslissing van 21 oktober 2010 de door hem vastgestelde waarde gehandhaafd.
1.2 In de bezwaarfase heeft [taxateur], als taxateur verbonden aan [Y] B.V., op 2 maart 2010 een taxatierapport opgemaakt ten aanzien van de waarde van de onroerende zaak. Volgens dit taxatierapport moet de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2009 worden vastgesteld op een bedrag van € 205.000,--.
1.3 Bij brief van 10 maart 2010 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat de door hem ingeschakelde taxateur heeft geconstateerd dat de waarde van de onroerende zaak moet worden verminderd tot een bedrag van € 208.000,-- en dat verzoeker akkoord is gegaan met deze waarde. Verzoekers gemachtigde heeft vervolgens het beroep bij de rechtbank ingetrokken bij een op 24 maart 2011 ondertekende intrekkingsverklaring. Bij deze verklaring heeft zij een factuur, gedateerd 11 maart 2011 en gericht aan verzoeker, gevoegd, waaruit volgt dat zij aan verzoeker ten aanzien van de onderhavige procedure een bedrag van
€ 982,25 (inclusief btw) aan kosten in rekening heeft gebracht. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 218,-- voor juridische werkzaamheden in de bezwaarfase, een bedrag van
€ 327,25 voor de kosten van het taxatierapport (3,5 uren) en een bedrag van € 437,-- voor juridische werkzaamheden in de beroepsfase.
Geschil
2.1 In dit geding is uitsluitend in geschil de hoogte van het door verweerder aan verzoeker te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van de door verzoeker in de bezwaarfase ingeschakelde taxateur.
2.2 Verzoeker heeft gesteld dat bij het bepalen van de vergoeding van de kosten van de taxateur dient te worden uitgegaan van het in het Besluit tarieven in strafzaken (Bts) genoemde maximale uurtarief van € 81,23, zodat het aan hem gefactureerde uurtarief van
€ 78,50 geheel voor vergoeding in aanmerking komt evenals de daarbij in rekening gebrachte btw. De door de taxateur verrichtte werkzaamheden zijn in die zin bijzonder dat er bij de uitvoering daarvan specifieke kennis en "tools" aanwezig moeten zijn. Bovendien is er volgens de nota van toelichting van augustus 2003 bij artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken, ruimte voor marktwerking aangaande de in dat artikel genoemde uurtarieven.
2.3 Verweerder is van opvatting dat kan worden volstaan met een te vergoeden uurtarief van € 40,61, aangezien de werkzaamheden van de taxateur niet van wetenschappelijke en bijzondere aard zijn. De btw komt eveneens voor vergoeding in aanmerking.
2.4 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verklaard dat de in verweerders brief van 8 april 2011 geponeerde primaire stelling (de kosten van het taxatierapport maken deel uit van de kantoorkosten van de gemachtigde) kan vervallen, nu deze stelling berustte op de onjuiste veronderstelling dat het taxatierapport was opgesteld door een taxateur van [Q].
Beoordeling van het geschil
3.1 Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3.2 Ingevolge artikel 8:75 van de Awb is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb is van toepassing. Op basis van het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Volgens de Nota van Toelichting bij het besluit van 22 december 1993, houdende nadere regels betreffende de proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures, is de kostenveroordeling niet bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (NvT. Stb. 1993, 736, p. 5).
3.3 Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking hebben op de kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
3.4 Ingevolge artikel 2, aanhef en onderdeel b, van het Bpb wordt het bedrag ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb bij de uitspraak vastgesteld op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36 van de Awb is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
3.5 Ingevolge artikel 6 van het Bts - voor zover hier van belang - geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste
€ 81,23 per uur.
3.6 In de Nota van Toelichting bij het Bts wordt over artikel 6, voor zover hier van belang, het volgende vermeld: “Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief.” (NvT, Stb. 2003, 330, p. 11).
3.7 Ingevolge artikel 15 van het Bts worden de bedragen, genoemd in dit besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
3.8 De rechtbank leidt uit verweerders brief van 10 maart 2011, gericht aan verzoekers gemachtigde, af dat verweerder de waarde van de onroerende zaak bij ambtshalve gegeven beschikking heeft verminderd. Aldus stelt de rechtbank vast dat verweerder aan verzoeker als indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, zodat de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling in behandeling kan nemen.
3.9 Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat verzoeker recht heeft op vergoeding van een bedrag van € 218,-- voor de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase en een bedrag van € 437,-- voor de kosten van rechtsbijstand in de beroepsfase.
3.10 Met betrekking tot het te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van een taxateur stelt de rechtbank vast dat in het Bts daarvoor geen specifiek tarief is opgenomen. Gelet op de Nota van Toelichting bij het Bts (zie hiervoor onder punt 3.6) hangt het te hanteren tarief af van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel voor taxatiewerkzaamheden een vergoeding van € 50,-- per uur volstaat. Niet aannemelijk is dat deze taxatiewerkzaamheden zodanig van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn dat daaraan het maximumtarief, althans een hoger tarief dan € 50,-- per uur, dient te worden toegekend. De rechtbank betrekt daarbij mede in haar overwegingen dat uit de bij 3.2 vermelde Nota van Toelichting volgt dat de kostenveroordeling niet is bedoeld als een volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten (zie ook Hoge Raad van 8 april 2011, LJN BQ0415). Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om in het onderhavige geval anders te oordelen, stelt de rechtbank het door verweerder te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van de taxateur vast op
€ 50,--, verhoogd met de omzetbelasting ingevolge het bepaalde in artikel 15 van het Bts.
3.11 Nu tussen partijen het aantal aan de taxatie bestede uren (3,5) niet in geschil is, stelt de rechtbank de door verweerder aan verzoeker te vergoeden taxatiekosten vast op een bedrag van € 208,25 (3,5 uur maal € 50,-- vermeerderd met 19% btw).
3.12 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder aan verzoeker in totaal een bedrag van € 863,25 (de kosten voor rechtsbijstand in de bezwaar- en beroepsfase van
€ 218,-- respectievelijk € 437,-- en de taxatiekosten in de bezwaarfase van € 208,25) aan proceskosten dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek toe;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 863,25.
Aldus gegeven door mr. M. van den Bosch, mr. C.H. de Groot en mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011.
w.g. M. Hiemstra w.g. M. van den Bosch
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.