Rechtbank Haarlem, 22-12-2005, AU9700, 05/1482
Rechtbank Haarlem, 22-12-2005, AU9700, 05/1482
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 22 december 2005
- Datum publicatie
- 23 januari 2006
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2005:AU9700
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2009:BI3777, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 05/1482
Inhoudsindicatie
De optocouplers dienen ingedeeld te worden onder post 8543 89 95 van het GDT. Verweerder heeft op goede gronden de BTI's ingetrokken. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Registratienummer: AWB 05/1482
Uitspraakdatum: 22 december 2005
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
A. B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te R, eiseres,
gemachtigde B te S,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P,
verweerder,
gemachtigde C.
1. Loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 24 september 2003, respectievelijk 12 december 2003, respectievelijk 16 december 2003 een veertiental bindende tariefinlichtingen (hierna: BTI’s) afgegeven met de hierna onder 2.1. vermelde referenties. Verweerder heeft deze BTI’s bij de beschikking van 17 november 2004, met ingang van 18 november 2004, ingetrokken.
1.2. Het daartegen gemaakte bezwaar, gedateerd 22 december 2004, ontvangen op 23 december 2004, heeft verweerder bij bestreden uitspraak van 11 maart 2005 afgewezen. Daartegen is door eiseres beroep ingesteld bij beroepschrift van 20 april 2005.
1.3. Verweerder heeft op 23 juni 2005 een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2005 te Haarlem. Namens eiseres is aldaar verschenen gemachtigde, voornoemd, vergezeld door D en E. Namens verweerder is verschenen gemachtigde, voornoemd, vergezeld door F.
2. De feiten
2.1. Aan eiseres zijn de hieronder genoemde BTI’s verstrekt voor zogenoemde “optocouplers”. Dit zijn schakelelementen die gebruikt worden om galvanische scheiding tussen elektronische circuits te bewerkstelligen en input te filteren van ongewenste signalen of stroomsterktes.
De door eiseres op de markt gebrachte optocouplers zijn verschillend van samenstelling en behuizingvorm. Ze worden onder meer gebruikt in communicatie- en computerappartuur, in consumenten elektronica en in industriële machines. Alle optocouplers dienen echter uiteindelijk hetzelfde doel, namelijk scheiding van elektronische circuits. Kort samengevat wordt dit bewerkstelligd door een inkomend signaal eerst in een lichtsignaal en vervolgens weer in een elektrisch signaal om te zetten.
Datum afgifte Nummer van de BTI Afgegeven goederencode Handelsbenaming
24 september 2003 NL-RTD-2003-001 8541 40 90 00 X1
12 december 2003 NL-RTD-2003-002 8542 29 60 X2
12 december 2003 NL-RTD-2003-003 8541 40 90 00 X3
12 december 2003 NL-RTD-2003-004 8541 40 90 00 X4
16 december 2003 NL-RTD-2003-005 8542 29 70 00 X5
16 december 2003 NL-RTD-2003-006 8541 40 90 00 X6
16 december 2003 NL-RTD-2003-007 8541 40 90 00 X7
16 december 2003 NL-RTD-2003-008 8542 29 70 X8
16 december 2003 NL-RTD-2003-009 8541 40 90 00 X9
16 december 2003 NL-RTD-2003-0010 8541 40 90 00 X10
16 december 2003 NL-RTD-2003-0011 8541 40 90 00 X11
16 december 2003 NL-RTD-2003-0012 8541 40 90 00 X12
16 december 2003 NL-RTD-2003-0013 8541 40 90 00 X13
16 december 2003 NL-RTD-2003-0014 8541 40 90 00 X14
3. Het geschil
3.1. In het geding is of de intrekking van de BTI’s rechtmatig is, of de intrekking voldoende gemotiveerd is en of de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8543 89 95 van het Gemeenschappelijk douane tarief (hierna: GDT), zoals verweerder voorstaat, dan wel onder post 8541 40 90 00, 8542 29 60 of 8542 29 70 van het GDT, hetgeen eiseres verdedigt.
3.2. Voormelde posten luiden, voorzover hier van belang, als volgt:
Post 8541 40 90:
“8541 Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen; lichtgevoelige halfgeleiderelementen (daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen); luminescentiedioden; gemonteerde piëzo-elektrische kristallen:
(...)
8541 40 - lichtgevoeligehalfgeleiderelementen (daaronder begrepen fotovlotaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot lichtpanelen); luminescentiedioden:
8541 40 10 - - luminescentiedioden, laserdioden daaronder begrepen
8541 40 90 - - andere.”.
Post 8542 29 60 en 8542 29 70:
“8542 Elektronisch geïntegreerde schakelingen en microassemblages:
(...)
8542 29 - - andere
8542 29 60 - - - - besturings- en controle-eenheden
8542 29 70 - - - - koppeleenheden; koppeleenheden met besturings- of controlefuncties.”.
Post 8543 89 95:
“8543 Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk:
(...)
8543 89 - - andere
(..)
8543 89 95 - - - - andere.”.
IDR-Aantekening 5 op hoofdstuk 85 van het GDT:
“Voor de toepassing van de posten 8541 en 8542 wordt verstaan onder:
A. “dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen”, elementen waarvan de werking afhankelijk is van variaties in de soortgelijke weerstand onder de invloed van een elektrisch veld;
B. “elektrische geïntegreerde schakelingen en micro-assemblages”:
a)monolithische geïntegreerde schakelingen, waarvan de elementen (dioden, transistors, weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen enz.) in de massa (hoofdzakelijk) of op het oppervlak van een halfgeleidermateriaal (bijvoorbeeld gedoopt silicium) tot stand zijn gebracht en een onverbrekelijk geheel vormen;
b)hybride geïntegreerde schakelingen, waarin passieve elementen (weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen, enz.), verkregen volgens de dun- of dikfilmtechniek, en actieve elementen (dioden, transistors, monolithische geïntegreerde schakelingen, enz.), verkregen volgens de halfgeleidertechniek, praktisch onverbrekelijk zijn opgenomen op eenzelfde isolerende onderlaag van glas, van keramische materiaal, enz.). In deze schakelingen mogen tevens discrete elementen zijn opgenomen;
c)micro-assemblages in de vorm van gegoten blokjes, micromodules en dergelijke, bestaande uit daarin samengebrachte en onderling verbonden discrete, actieve of actieve en passieve, elementen.
Voor indeling van de in deze aantekening omschreven goederen hebben de posten 8541 en 8542 voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur waaronder die goederen, bijvoorbeeld in verband met hun functie, eventueel zouden kunnen worden ingedeeld.”
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het intrekken van de BTI’s door verweerder onrechtmatig is. Verweerder heeft artikel 4:8 Awb niet nageleefd, hij heeft immers eiseres niet verzocht om een zienswijze. Verweerder had alvorens de BTI´s in te trekken een nader onderzoek moeten doen. Bij de hoorzitting in de bezwaarfase is gebleken dat de BTI’s zijn ingetrokken na een gesprek van verweerder met de Duitse Douane en dat de tijdens de hoorzitting door eiseres overgelegde informatie niet bekend was bij verweerder. Nu verweerder deze informatie niet kende, blijkt daaruit dat de intrekking niet voldoende zorgvuldig is geschied.
Voorts heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de intrekking onvoldoende gemotiveerd is. De motivering is zeer kort en is niet op de verschillende BTI’s en daarbij dus niet op de verschillende producten toegespitst.
Ten slotte is eiseres van mening dat de indeling van de goederen in de posten zoals dit in de BTI’s was gebeurd, juist is. De optocouplers voldoen aan aantekening 5 van hoofdstuk 85 van het GDT, want zij zijn immers wel onderling verbonden. De elektroden zitten weliswaar niet direct aan elkaar vast, maar dat is ook niet noodzakelijk. Zij zijn dusdanig met elkaar verbonden dat zij enkel kunnen worden losgemaakt door een ingreep waarvan de kosten onevenredig hoog zijn vergeleken met de waarde van de module. De schorsingsverordening 2285/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003, (L341/1 van 30 december 2003) is geen indelingsverordening. Voor de indelingskwestie heeft deze verordening dan ook geen belang. Voorts heeft de Douane van de Verenigde Staten soortgelijke producten ingedeeld onder post 8541 van het GDT. Ten slotte kunnen de optocouplers niet ingedeeld worden onder post 8543 van het GDT aangezien het voor deze post noodzakelijk is dat het product een eigen functie heeft en dat hebben de optocouplers niet.
Eiseres verzoekt vervolgens nog te bevestigen dat een optocoupler, voor zover deze voldoet aan de omschrijving als opgenomen in vak 7 van een BTI, onder de werking van de betreffende BTI valt.
4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de BTI’s terecht zijn ingetrokken. Onder andere de Duitse douane heeft op de tekst van de schorsingsverordening (EG) nr. 2285/2003 gewezen. Mede gezien deze verordening zijn de BTI’s ingetrokken. De bepalingen omtrent het intrekken van een BTI worden beheerst door het communautaire recht, er kan dan ook geen geslaagd beroep op de Awb gedaan worden. Het niet horen van eiseres voor de intrekking heeft de belangen van eiseres niet geschaad. Er was voldoende informatie bekend bij het intrekken van de BTI’s.
De intrekking is voldoende gemotiveerd, de eerste alinea van het besluit bevat de motivering. Daarnaast is deze motivering aangevuld in de uitspraak op het bezwaar.
Ten slotte dienen de optocouplers ingedeeld te worden onder post 8543 van het GDT. Uit aantekening 5 op hoofdstuk 85 van het GDT blijkt dat de dioden onderling elektronisch moeten zijn verbonden. Dat is bij de optocouplers niet het geval. Daarnaast is de schorsingsverordening inderdaad geen indelingsverordening, maar er blijkt wel uit dat de Raad van oordeel is dat die elementen onder 8543 ingedeeld moeten worden.
Aan de indelingsbeslissingen van de Amerikaanse Douane is verweerder niet gebonden, daarnaast zijn het niet dezelfde producten.
Ten slotte hebben de optocouplers wel een eigen functie, namelijk het scheiden van verschillende elektronische circuits.
Een BTI is enkel geldig voor het product zoals genoemd in van 8 van de BTI.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In artikel 9, eerste lid, CDW is neergelegd dat een voor de belanghebbende gunstige beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in artikel 8 CDW genoemde gevallen, aan een of meer daaraan verbonden voorwaarden niet of niet meer wordt voldaan. In artikel 12, vijfde lid, sub iii, CDW is neergelegd dat een bindende inlichting haar geldigheid verliest wanneer zij overeenkomstig artikel 9 CDW wordt ingetrokken en mits de verkrijger van de inlichting daarvan kennis wordt gegeven.
5.2. Artikel 9, eerste lid, CDW juncto artikel 12, vijfde lid, sub iii, CDW bieden verweerder de wettelijke grondslag om een BTI in te trekken, wanneer hij het daarin vastgelegde standpunt inzake de indeling wijzigt. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap heeft in zijn uitspraak van 22 januari 2004, in de zaken C-133/02 en C-134/02 Jur. 2004, blz. I-01125, overwogen dat, wanneer de douaneautoriteiten bij nader onderzoek tot de bevinding komen dat de uitlegging onjuist is als gevolg van een beoordelingsfout of van voortschrijdend inzicht over de indeling, zij het recht hebben om te beslissen dat aan een van de voorwaarden voor verstrekking van de BTI niet meer wordt voldaan, en die BTI in te trekken teneinde de tariefindeling van de betrokken goederen te wijzigen. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder de BTI’s mocht intrekken.
5.3. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat zij ten onrechte niet voor het intrekken van de BTI daarvan op de hoogte is gesteld door verweerder en dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat belangrijke informatie niet in het bezit van verweerder was voordat de BTI’s werden ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat verweerder, op grond van artikel 4:8 Awb eiseres in de gelegenheid had moeten stellen om haar zienswijze naar voren te brengen, aangezien het besluit steunt op gegevens over feiten en belangen die eiseres betreffen en de gegevens niet door eiseres zijn verstrekt. Dit kan echter niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden, aangezien eiseres niet geschaad is in haar belangen. Zij is immers in bezwaar wel gehoord en dit heeft niet tot een ander oordeel geleid. Voorts heeft verweerder in de bezwaarfase alsnog de volgens eiseres benodigde informatie gekregen, zodat eiseres ook op grond hiervan niet in haar belangen is geschaad.
5.4. Aan eiseres kan worden toegegeven dat de stellingname van de inspecteur in de uitspraak op bezwaar duidelijker had kunnen zijn. Echter, het staat partijen in beginsel vrij om gedurende de procedure hun standpunten nader aan te vullen en te onderbouwen en eiseres heeft tijdens het hoorgesprek in bezwaar een toelichting van verweerder gekregen. Van een dusdanig motiveringsgebrek of onduidelijkheid dat reeds op deze grond de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd is dan ook geen sprake. De stelling dat eiseres door de opstelling van verweerder in haar belangen is geschaad faalt derhalve.
5.5. Uit de omschrijving van het product, namelijk dat het dient om een galvanische scheiding tussen elektronische circuits te bewerkstelligen en input te filteren van ongewenste signalen of stroomsterktes leidt de rechtbank af dat het hier producten met een eigen functie betreft. Een aanwijzing daarvoor is mede te vinden in de Verordening (EG) nr. 2285/2003 van de Raad van 22 december 2003 waarin onder GN-code 8543 89 95 genoemd worden:
“Opto-elektronische schakelingen bestaande uit één of meer lichtgevende dioden en een lichtgevoelige diode gekoppeld aan een versterkerschakeling en een geïntegreerde logische poortschakeling of uit één of meer lichtgevende dioden en meer dan één lichtgevoelige diode gekoppeld aan een versterkerschakeling, geborgen in een omhulling van kunststof voorzien van:
- een codering bestaande uit of bevattende (één van) de onderstaande combinatie(s): HCPL 2400 HCPL 2730 of
- een andere codering die betrekking heeft op producten die voldoen aan vorenstaande omschrijving.”
De onderhavige producten voldoen aan de algemene beschrijving in deze Verordening. De rechtbank oordeelt dat de optocouplers onder post 8543 89 95 van het GDT ingedeeld dienen te worden.
5.6. Ten slotte verzoekt eiseres dat de rechtbank vast stelt dat een optocoupler, voor zover deze voldoet aan de omschrijving als opgenomen in vak 7 van een BTI, onder de werking van de betreffende BTI valt. Nu verweerder echter op goede gronden de BTI’s heeft ingetrokken, kan de rechtbank hierover geen oordeel meer geven. Daarnaast had eiseres, indien zij de BTI’s gewijzigd wilde zien, tegen de afgegeven BTI’s in bezwaar moeten gaan. Dit heeft zij nagelaten.
6. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
7. Beslissing
De rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, voorzitter, en mrs. E. Polak en L.G. Jobse, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen – ten Hoopen, griffier. De beslissing is op 22 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.