Home

Rechtbank Haarlem, 28-07-2005, ECLI:NL:RBHAA:2005:509 BA3856, 05/983

Rechtbank Haarlem, 28-07-2005, ECLI:NL:RBHAA:2005:509 BA3856, 05/983

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
28 juli 2005
Datum publicatie
27 april 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2005:BA3856
Zaaknummer
05/983

Inhoudsindicatie

Niet aannemelijk is dat eiser ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn activiteiten als zelfstandig psycholoog heeft besteed.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 05/983

Uitspraakdatum: 28 juli 2005

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

inzake het beroep van

X,

wonende te Z op Q, eiser, domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde A te R,

tegen een uitspraak van

de inspecteur van de Belastingdienst P,

verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met dagtekening 5 november 2004 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.957 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 770 (hierna: de aanslag).

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, door verweerder ontvangen op 16 december 2004, heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar met dagtekening 9 februari 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 21 maart 2005, aangevuld bij brief van 19 april 2005, beroep ingesteld.

1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

1.4. Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft eiser vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2005 te Haarlem.

Eiser is daar met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is B verschenen.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. De tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiser, geboren 00 xxx 1900, was tot 1 januari 2002 werkzaam bij het Gemeentearchief te S, waarbij zijn werktijd in 2001 reeds was teruggebracht tot 18 uur per week. In 2001 zou hij samen met een oud-studiegenoot een praktijk beginnen in gesprekstherapie. In de hiervoor gemaakte folder is te lezen dat eiser zich gespecialiseerd heeft in arbeids- en organisatiepsychologie en sinds 1997 bezig is als therapeut met als specialisatie positieve therapie. Volgens de folder bedragen de kosten voor therapie minimaal € 25 per keer en maximaal € 50 en is het intake gesprek kosteloos.

In reactie op een vragenbrief van verweerder met betrekking tot de aangifte 2001 heeft eiser aangegeven dat de samenwerking niet van de grond is gekomen en dat hij de praktijk alleen heeft voortgezet.

2.2. Voor het jaar 2002 heeft eiser aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekering gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.770 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 770.

In een toelichting bij de aangifte en in reactie op vragenbrieven van verweerder heeft de boekhouder van eiser aangegeven dat er geen inkomsten in 2002 zijn geweest omdat eiser volledig is ingestort. Hij heeft slechts één echtpaar behandeld, waaruit een vordering van € 1.200 resulteerde, welke echter als oninbaar is afgeschreven.

Omdat eiser geen toekomst in Nederland zag is hij in november 2002 naar Q geëmigreerd. In Q is hij les gaan geven in rekenen, Nederlands en computerkennis.

De kosten van emigratie zijn bij het maken van de aangifte geschat op € 6.000 en zijn als negatieve winst uit onderneming aangegeven. Voorts heeft eiser in zijn aangifte op zijn winst een bedrag van € 8.187 aan zelfstandigenaftrek en zogenoemde startersaftrek in mindering gebracht.

2.3. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de negatieve winst uit onderneming ad € 6.000 en de zelfstandigen- en startersaftrek ad € 8.187 niet geaccepteerd. Deze correctie van € 14.187 heeft geresulteerd in de vaststelling bij de aanslag van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.957.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of eiser in 2002 voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toepassing van de zelfstandigenaftrek (waaronder begrepen de zogenoemde startersaftrek).

3.2. Voor de volledige weergave van de standpunten van partijen en de motivering ervan wordt verwezen naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

3.3. Eiser stelt - samengevat en zakelijk weergegeven - dat hij in 2002 ondernemer was omdat hij zelfstandig voor eigen rekening en risico het beroep van psycholoog uitoefende en dat verweerder ten onrechte de zelfstandigenaftrek niet heeft geaccepteerd.

3.4. Verweerder stelt - samengevat en zakelijk weergegeven - dat het geschil zich in feite toespitst op de vraag of eiser recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Het in zijn verweerschrift ingenomen primaire standpunt dat geen sprake was van een bron van inkomsten en zijn subsidiaire standpunt dat eiser niet als ondernemer winst uit onderneming heeft genoten geniet, kunnen buiten beschouwing blijven. Omdat eiser in 2002 niet heeft voldaan aan het urencriterium van 1225 uur heeft hij geen recht op toepassing van de zelfstandigenaftrek.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 3.76, eerste lid, juncto artikel 3.6 Wet IB 2001 geldt de zelfstandigenaftrek voor eiser indien hij in 2002 ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed . Op grond van het bepaalde in artikel 3.76, derde lid, Wet IB 2001 wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd indien voldaan is aan de in dit artikellid genoemde voorwaarden (de startersaftrek).

4.2. Op eiser rust de bewijslast dat hij voldoet aan de criteria voor de zelfstandigenaftrek, waaronder het urencriterium. Eiser heeft zijn stelling dat hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd. Verweerder stelt in dit verband dat eiser, gezien de totale omzet van € 1.200 en het uurtarief dat ligt tussen € 25 en € 50, 24 tot 48 uur besteed moet hebben aan zijn enige klant. Ook wanneer rekening wordt gehouden met een gemiddeld langere behandelduur en met enige indirecte uren, acht de rechtbank, evenals verweerder, het niet aannemelijk dat eiser ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn activiteiten als zelfstandig psycholoog heeft besteed. Eiser is derhalve niet in zijn bewijslast geslaagd.

4.3. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het beroep ongegrond is.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. E. Jochem. De beslissing is op 28 juli 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H.F. Henry, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.