Home

Rechtbank Haarlem, 14-12-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:319 AZ6288, 05/1481

Rechtbank Haarlem, 14-12-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:319 AZ6288, 05/1481

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 december 2006
Datum publicatie
31 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ6288
Zaaknummer
05/1481

Inhoudsindicatie

Deelnemingskosten met betrekking tot deelnemingen in Bulgarije, Roemenië en Cyprus komen niet in aftrek op belastbaar bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/1481

Uitspraakdatum: 14 december 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: A te Q

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking het verlies van eiseres over het boekjaar 2001/2002 vastgesteld op € 251.794. Tegelijkertijd heeft verweerder aan eiseres een verzuimboete van € 22 opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 maart 2005 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 april 2005, ontvangen bij de rechtbank op 21 april 2005, beroep ingesteld. Het beroep is aangevuld bij brief van 19 mei 2005.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2006 te Haarlem.

Namens eiseres is verschenen B, bijgestaan door C. Namens verweerder is verschenen D, bijgestaan door E en F.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres is opgericht op 29 mei 1996. Het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken vermeldt als haar bedrijfsomschrijving: Holding- en financieringsmaatschappij.

2.2. Eiseres heeft meerderheidsdeelnemingen in Hongkong, Cyprus, Roemenië, Macedonië en Bulgarije. Zij heeft de deelnemingen in Roemenië en Bulgarije verkregen door koop van de aandelen.

2.3. In de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2001/2002 heeft eiseres € 77.645 als kosten welke verband houden met haar hiervoor onder 2.2 bedoelde deelnemingen in aftrek gebracht. Verweerder heeft de aftrek van voormelde artikel 13, lid 1-kosten gecorrigeerd op het door eiseres aangegeven verlies.

3. Geschil

In geschil is of eiseres de kosten welke verband houden met haar deelnemingen in niet tot de EU/EER behorende landen bij het bepalen van de winst in aftrek kan brengen.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies op € 329.439.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 13, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2002; hierna: de Wet) luidde:

“ Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede kosten - daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen - welke verband houden met een deelneming, tenzij blijkt dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van in Nederland belastbare winst (...). ”

4.2. Voor zover eiseres stelt dat de aftrekbeperking als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Wet in strijd is met artikel 56 EG is de rechtbank van oordeel dat ingevolge artikel 57, lid 1, EG het bepaalde in artikel 56 EG inzake de vrijheid van kapitaalverkeer geen afbreuk doet aan – onder meer – de toepassing op derde landen van beperkingen die op 31 december 1993 uit hoofde van nationaal recht bestaan inzake kapitaalverkeer in verband met directe investeringen (Hoge Raad 14 april 2006, nr. 41.815, BNB 2006/254). De rechtbank gaat er daarbij van uit dat, gelet op de Nomenclatuur van het kapitaalverkeer bedoeld in artikel 1 van de Richtlijn (88/361/EEG) van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (Pb nr. L178, 08/07/1988), onder “directe investeringen” mede een meerderheidsdeelneming wordt begrepen. Voorts is in het onderhavige geval geen beperking toegepast die valutaresultaten insluit. De beperking die overigens is toegepast, bestond al op 31 december 1993. Alsdan kan in het midden blijven of artikel 56 EG toepassing vindt.

4.3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aftrekbeperking als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Wet in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM, artikel 26 IVBPR, en artikel 25 van de overeenkomst van 19 februari 1971 tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1971, 95). De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat van discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging geen sprake is, nu artikel 13, lid 1, van de Wet geldt voor alle in Nederland gevestigde moedervennootschappen.

4.4.1. Met betrekking tot de in Bulgarije gevestigde deelneming is van belang de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, Trb. 1994, 17, en Trb. 1995, 129 (hierna: de Europa-Overeenkomst met Bulgarije). De Europa-Overeenkomst luidt voor zover hier van belang als volgt:

“ Artikel 1

1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Bulgarije, anderzijds.

(...)

Artikel 45

1. Elke Lid-Staat verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van Bulgaarse vennootschappen en onderdanen en voor de exploitatie van op zijn grondgebied gevestigde Bulgaarse vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor wat betreft de in bijlage XVa vermelde gebieden.

2. Bulgarije

i) verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van communautaire vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor de in de bijlagen XVb en XVc vermelde sectoren en gebieden, waarvoor deze behandeling uiterlijk aan het einde van de in artikel 7 bedoelde overgangsperiode wordt verleend;

ii) verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de activiteiten van in Bulgarije gevestigde communautaire vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend.

(...)

Artikel 61

1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de Lid-Staten als Bulgarije het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in vennootschappen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel IV, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan. In afwijking van bovenstaande bepaling worden bedoelde vrije verrichtingen, liquidatie en repatriëring gegarandeerd tegen het einde van de in artikel 7 bedoelde eerste fase voor alle investeringen welke verband houden met de vestiging van onderdanen van de Gemeenschap welke zich in Bulgarije als zelfstandigen vestigen overeenkomstig hoofdstuk II van titel IV.

(...)

Artikel 116

1. Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

- de regelingen die Bulgarije ten opzichte van de Gemeenschap toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;

- de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Bulgarije toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Bulgaarse onderdanen of vennootschappen.

2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de Partijen om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats. ”

4.4.2. Met betrekking tot de in Roemenië gevestigde deelneming is van belang de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen Roemenië, enerzijds, en de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, anderzijds, Trb. 1994, 16, en Trb. 1995, 128 (hierna: de Europa-Overeenkomst met Roemenië). De Europa-Overeenkomst luidt voor zover hier van belang als volgt:

“ Artikel 1

Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds. (...)

Artikel 45

1. Elke Lid-Staat verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van Roemeense vennootschappen en onderdanen en voor de exploitatie van op zijn grondgebied gevestigde Roemeense vennootschappen en onderdanen een niet minder gunstige behandeling dan die welke aan zijn nationale vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor wat betreft het in bijlage XVI vermelde.

2. Onverminderd lid 3 verleent Roemenië vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van communautaire vennootschappen en onderdanen en voor de exploitatie van op zijn grondgebied gevestigde communautaire vennootschappen en onderdanen een niet minder gunstige behandeling dan die welke aan de nationale vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor de in bijlage XVII vermelde sectoren. Mochten de bestaande wetgevingen en regelingen een dergelijke behandeling van communautaire vennootschappen, en onderdanen voor bepaalde economische activiteiten in Roemenië bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst niet toekennen, dan dient Roemenië deze wetgevingen en regelingen te wijzigen om deze behandeling op zijn laatst aan het einde van het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst te verzekeren.

(...)

Artikel 61

1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de Lid-Staten als Roemenië het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel IV, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

(...)

Artikel 117

1. Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen geldt het volgende:

- de regelingen die Roemenië ten opzichte van de Gemeenschap toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen dan wel hun bedrijven of firma's;

- de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Roemenië toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Roemeense onderdanen dan wel Roemeense bedrijven of firma's.

2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de Overeenkomstsluitende Partijen om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen, die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun vaste woonplaats. ”

4.4.3. Naar het oordeel van de rechtbank staan artikel 45 van de Europa-overeenkomst met Bulgarije en artikel 45 van de Europa-overeenkomst met Roemenië niet in de weg aan de in geding zijnde aftrekbeperking, nu deze bepalingen niet - mede - ertoe strekken belemmeringen weg te nemen die onderdanen van een lidstaat aan de zijde van die lidstaat ondervinden indien zij zich in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië (willen) vestigen.

4.4.4. Voor de toepassing van artikel 61 van de Europa-overeenkomst met Bulgarije en artikel 61 van de Europa-overeenkomst met Roemenië is van belang in hoeverre sprake is van verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans tussen Nederland en Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië. Eiseres heeft haar deelnemingen in Bulgarije en Roemenië verkregen door koop van de aandelen. In dat geval zal van een verrichting op de kapitaalrekening van de betalingsbalans sprake zijn indien de koopsom van de aandelen wordt betaald aan een in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië gevestigde verkoper. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de onderhavige aftrekbeperking in dat geval evenwel geen beperking van het vrije verkeer van kapitaal, aangezien de toepassing van de beperking niet afhankelijk is van de vestigingsplaats van de verkoper. De aftrekbeperking vindt in gelijke mate toepassing bij aankoop van een deelneming in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië van een verkoper die is gevestigd in Nederland, in een andere EU-lidstaat of in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië. Voor het overige is gesteld noch gebleken dat betalingen of ontvangsten hebben plaatsgevonden die zijn aan te merken als verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans van Nederland en Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië.

Voorts is niet gesteld of gebleken dat de kosten waarvan de aftrek is beperkt, leiden tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans. Voor zover de betalingsbalans door dergelijke kosten wordt beïnvloed, geldt deze invloed veeleer de van de kapitaalrekening te onderscheiden lopende rekening van de betalingsbalans.

Ten slotte rechtvaardigen artikel 116, tweede lid, van de Europa-overeenkomst met Bulgarije en artikel 117, tweede lid, van de Europa-overeenkomst met Roemenië een verschillende behandeling van deelnemingen in lidstaten van de EU/EER enerzijds en deelnemingen in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië anderzijds. Deze bepaling staat het de lidstaten immers toe om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats. De onderhavige aftrekbeperking kan op grond van deze bepalingen dan ook toepassing vinden.

4.4.5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4.4. is overwogen kan in het midden blijven of artikel 61 van de Europa-overeenkomst met Bulgarije en artikel 61 van de Europa-overeenkomst met Roemenië ook toepassing kunnen vinden ter zake van de verkrijging en het houden van een meerderheidsdeelneming in Bulgarije, onderscheidenlijk Roemenië.

4.5.1. Met betrekking tot de in Cyprus gevestigde deelneming is van belang de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus, Pb L 133 (hierna: de Associatieovereenkomst met Cyprus). De Associatieovereenkomst met Cyprus luidt voor zover hier van belang als volgt:

“ Artikel 1

Bij deze Overeenkomst wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus.

Artikel 2

1. De Overeenkomst heeft ten doel de belemmeringen voor de belangrijkste produkten van het handelsverkeer tussen de Europese Economische Gemeenschap en Cyprus geleidelijk op te heffen en aldus tot de ontwikkeling van de internationale handel bij te dragen.

2. De Overeenkomst omvat twee opeenvolgende etappes, waarvan de eerste op 30 juni 1977 verstrijkt en de tweede in beginsel vijf jaar duurt.

3. Achttien maanden vóór het einde van de eerste etappe zullen onderhandelingen plaatsvinden ter vaststelling van de inhoud van de tweede etappe, die de verdere opheffing der beperkingen van het handelsverkeer tussen de Europese Economische Gemeenschap en Cyprus, alsmede de invoering door de Republiek Cyprus van het gemeenschappelijk douanetarief omvat.

4. Voor de eerste etappe gelden de hierna volgende bepalingen. ”

4.5.2. Naar het oordeel van de rechtbank staat geen bepaling van de Associatieovereenkomst met Cyprus in de weg aan de onderhavige aftrekbeperking.

4.6. Gelet op al het vorenoverwogene kan eiseres de kosten welke verband houden met haar deelnemingen in niet tot de EU/EER behorende landen bij het bepalen van haar winst niet in aftrek brengen en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, M.J. Leijdekker en J. Snitker in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.