Home

Rechtbank Haarlem, 14-12-2006, AZ6442, 05/1478

Rechtbank Haarlem, 14-12-2006, AZ6442, 05/1478

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 december 2006
Datum publicatie
31 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ6442
Zaaknummer
05/1478

Inhoudsindicatie

Kosten gemaakt ter verwerving van in Hong Kong gevestigde deelneming en kosten verband houdende met een deelneming in Bulgarije zijn niet aftrekbaar.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/1478

Uitspraakdatum: 14 december 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: A te Q

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking het verlies van eiseres over het boekjaar 2001/2002 vastgesteld op € 153.523.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 maart 2005 de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 april 2005, ontvangen bij de rechtbank op 21 april 2005, beroep ingesteld. Het beroep is aangevuld bij brief van 19 mei 2005.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2006 te Haarlem.

Namens eiseres is verschenen B, bijgestaan door C. Namens verweerder is verschenen D, bijgestaan door E en F.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres is opgericht op 29 mei 1996. Het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken vermeldt als haar bedrijfsomschrijving: Holding- en financieringsmaatschappij.

2.2. Eiseres heeft meerderheidsdeelnemingen gevestigd in Hongkong, India, Bulgarije en Singapore.

2.3. In de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2001/2002 heeft eiseres € 3.797.756 als kosten welke verband houden met haar hiervoor onder 2.2 bedoelde deelnemingen in aftrek gebracht. Verweerder heeft de aftrek van voormelde artikel 13, lid 1-kosten gecorrigeerd op het door eiseres aangegeven verlies.

2.4. In het hiervoor vermelde bedrag van € 3.797.756 is een bedrag van € 1.734.596 begrepen aan kosten die gemaakt zijn ter verwerving van aandelen in G Ltd. te Hongkong.

3. Geschil

In geschil is of eiseres de kosten welke verband houden met haar deelnemingen in niet tot de EU/EER behorende landen bij het bepalen van de winst in aftrek kan brengen.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies op primair € 3.951.279 en subsidiair € 1.888.119.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 13, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2002; hierna: de Wet) luidde:

“ Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede kosten - daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen - welke verband houden met een deelneming, tenzij blijkt dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van in Nederland belastbare winst (...). ”

4.2. Eiseres stelt dat onder “kosten” in deze bepaling niet zijn begrepen aankoopkosten, aangezien daaronder slechts lopende uitgaven zouden zijn begrepen. Tot steun voor haar standpunt verwijst eiseres naar arresten van de Hoge Raad van 20 april 1977 (nr. 18.065, BNB 1977/162), van 2 maart 1994 (nr. 29.061, BNB 1994/164) en van 8 juli 1996 (nr. 31.496, BNB 1996/368). Verweerder betwist dit standpunt en verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2002 (nr. 37.021, BNB 2002/262), in het bijzonder naar rechtsoverweging 3.3, waar de Hoge Raad oordeelt dat ook de ter zake van de aankoop van een deelneming gemaakte kosten verband houden met een deelneming. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit noch in de tekst, noch in de doelstelling van de onderhavige bepaling voort dat daarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen “lopende uitgaven” en andere kosten. De rechtbank verwerpt dan ook dit standpunt van eiseres.

4.3. Voor zover eiseres stelt dat de aftrekbeperking als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Wet in strijd is met artikel 56 EG is de rechtbank van oordeel dat ingevolge artikel 57, lid 1, EG het bepaalde in artikel 56 EG inzake de vrijheid van kapitaalverkeer geen afbreuk doet aan – onder meer – de toepassing op derde landen van beperkingen die op 31 december 1993 uit hoofde van nationaal recht bestaan inzake kapitaalverkeer in verband met directe investeringen (Hoge Raad 14 april 2006, nr. 41.815, BNB 2006/254). De rechtbank gaat er daarbij van uit dat, gelet op de Nomenclatuur van het kapitaalverkeer bedoeld in artikel 1 van de Richtlijn (88/361/EEG) van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (Pb nr. L178, 08/07/1988), onder “directe investeringen” mede de verwerving en het houden van een meerderheidsdeelneming wordt begrepen. Voorts is in het onderhavige geval geen beperking toegepast die valutaresultaten insluit. De beperking die overigens is toegepast, bestond al op 31 december 1993. Alsdan kan in het midden blijven of artikel 56 EG toepassing vindt.

4.4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aftrekbeperking als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Wet in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM, artikel 26 IVBPR, en artikel 25 van de overeenkomst van 19 februari 1971 tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1971, 95). De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat van discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging geen sprake is, nu artikel 13, lid 1, van de Wet geldt voor alle in Nederland gevestigde moedervennootschappen.

4.5.1. Met betrekking tot de in Bulgarije gevestigde deelneming is van belang de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, Trb. 1994, 17, en Trb. 1995, 129 (hierna: de Europa-Overeenkomst). De Europa-Overeenkomst luidt voor zover hier van belang als volgt:

“ Artikel 1

1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Bulgarije, anderzijds.

(...)

Artikel 45

1. Elke Lid-Staat verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van Bulgaarse vennootschappen en onderdanen en voor de exploitatie van op zijn grondgebied gevestigde Bulgaarse vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor wat betreft de in bijlage XVa vermelde gebieden.

2. Bulgarije

i) verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de vestiging van communautaire vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend, behalve voor de in de bijlagen XVb en XVc vermelde sectoren en gebieden, waarvoor deze behandeling uiterlijk aan het einde van de in artikel 7 bedoelde overgangsperiode wordt verleend;

ii) verleent vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor de activiteiten van in Bulgarije gevestigde communautaire vennootschappen en onderdanen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke aan de eigen vennootschappen en onderdanen wordt verleend.

(...)

Artikel 61

1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de Lid-Staten als Bulgarije het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in vennootschappen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel IV, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan. In afwijking van bovenstaande bepaling worden bedoelde vrije verrichtingen, liquidatie en repatriëring gegarandeerd tegen het einde van de in artikel 7 bedoelde eerste fase voor alle investeringen welke verband houden met de vestiging van onderdanen van de Gemeenschap welke zich in Bulgarije als zelfstandigen vestigen overeenkomstig hoofdstuk II van titel IV.

(...)

Artikel 116

1. Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

- de regelingen die Bulgarije ten opzichte van de Gemeenschap toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;

- de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Bulgarije toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Bulgaarse onderdanen of vennootschappen.

2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de Partijen om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats. ”

4.5.2. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 45 van de Europa-Overeenkomst niet in de weg aan de in geding zijnde aftrekbeperking, nu deze bepaling niet - mede - ertoe strekt belemmeringen weg te nemen die onderdanen van een lidstaat aan de zijde van die lidstaat ondervinden indien zij zich in Bulgarije (willen) vestigen.

4.5.3. Voor de toepassing van artikel 61 van de Europa-Overeenkomst is van belang in hoeverre sprake is van verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans tussen Nederland en Bulgarije. Indien de deelneming in Bulgarije is verkregen door koop van de aandelen, zal van een verrichting op de kapitaalrekening van de betalingsbalans sprake zijn indien de koopsom van de aandelen wordt betaald aan een in Bulgarije gevestigde verkoper. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de onderhavige aftrekbeperking in dat geval evenwel geen beperking van het vrije verkeer van kapitaal, aangezien de toepassing van de beperking niet afhankelijk is van de vestigingsplaats van de verkoper. De aftrekbeperking vindt in gelijke mate toepassing bij aankoop van een deelneming in Bulgarije van een verkoper die is gevestigd in Nederland, in een andere EU-lidstaat of in Bulgarije. Voor het overige is gesteld noch gebleken dat betalingen of ontvangsten hebben plaatsgevonden die zijn aan te merken als verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans van Nederland en Bulgarije.

Voorts is niet gesteld of gebleken dat de kosten waarvan de aftrek is beperkt, leiden tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans. Voor zover de betalingsbalans door dergelijke kosten wordt beïnvloed, geldt deze invloed veeleer de van de kapitaalrekening te onderscheiden lopende rekening van de betalingsbalans.

Ten slotte rechtvaardigt artikel 116, tweede lid, van de Europa-Overeenkomst met Bulgarije een verschillende behandeling van deelnemingen in lidstaten van de EU/EER enerzijds en deelnemingen in Bulgarije anderzijds. Deze bepaling staat het de lidstaten immers toe om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats. De onderhavige aftrekbeperking kan op grond van deze bepaling dan ook toepassing vinden.

4.5.4. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5.3. is overwogen kan in het midden blijven of artikel 61 van de Europa-Overeenkomst met Bulgarije ook toepassing kan vinden ter zake van de verkrijging en het houden van een meerderheidsdeelneming in Bulgarije.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene kan eiseres de kosten welke verband houden met haar deelnemingen in niet tot de EU/EER behorende landen bij het bepalen van haar winst niet in aftrek brengen en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, M.J. Leijdekker en J. Snitker in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.