Home

Rechtbank Haarlem, 06-12-2006, BA0153, 06/1052

Rechtbank Haarlem, 06-12-2006, BA0153, 06/1052

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
6 december 2006
Datum publicatie
7 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA0153
Formele relaties
Zaaknummer
06/1052

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Naheffing blijft in stand; de rechtbank vernietigt de boete omdat geen sprake is van grove schuld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/1052

Uitspraakdatum: 6 december 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan eiseres is met dagtekening 24 december 2004 over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 15 oktober 2004 een naheffingsaanslag verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken opgelegd van € 30.708, alsmede bij beschikking een boete van € 15.354.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 7.677.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna verweerder heeft gedupliceerd. Eiseres heeft bij brief van 8 juni 2006 nadere stukken ingediend. Verweerder heeft daarop bij brief van 12 juni 2006 gereageerd.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2006.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestonden in hoofdzaak uit de handel in koffiefilterzakjes. Als bijproduct leverde zij aan enkele afnemers tevens vruchtensappen. De vruchtensappen, verpakt in kleinhandelsverpakkingen, werden betrokken van de leverancier B uit Duitsland (de Duitse leverancier). De Duitse leverancier vervoerde de zendingen met eigen vrachtwagens naar Nederland en leverde deze af bij eiseres.

2.2. Tot 1 januari 1993 werd de verschuldigde accijns op de vruchtensappen aangegeven en voldaan door een douane-expediteur die door de leverancier werd ingeschakeld. De expediteur bracht de betaalde bedragen vervolgens aan eiseres in rekening. Over tijdvakken die aanvingen na voormelde datum heeft eiseres geen rekeningen meer ontvangen.

2.3. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een controlerapport van 23 november 2004 dat is opgemaakt naar aanleiding van een bij eiseres en X1 B.V. ingesteld onderzoek. In het rapport is onder meer het volgende vermeld:

“3 Vruchtensappen

In de gecontroleerde periode is voor geen enkele zending aangifte verbruiksbelasting gedaan, zodat geen verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken is voldaan. De reden is dat X B.V. niet op de hoogte was van het feit dat voor vruchtensappen belasting verschuldigd is, omdat per 1 januari 1993 de accijns op alcoholvrije dranken is afgeschaft en de mening was toegedaan dat vanaf 1 januari 1993 vruchtensappen onbelast waren geworden.”

3.1. Hoeveelheden

In de gecontroleerde periode is betrokken aan

Appelsap 200.754

Druivensap 48.891

Sinaasappelsap 257.640

Zwarte bessensap 23.370

530.655”

2.4. Naar aanleiding van bij de rechtbank door eiseres ingediende stukken heeft verweerder bij beschikkingen van 6 en 12 juni 2006 de naheffingsaanslag en de boete ambtshalve verminderd. De naheffingsaanslag is eerst verminderd tot € 30.424 en vervolgens tot € 25.237. De boete is eerst tot € 7.606 en vervolgens verlaagd tot € 6.309.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken terecht is opgelegd. Voorts is in geschil of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2. Eiseres stelt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat verweerder deze onzorgvuldig heeft vastgesteld. Een deel van de naheffingsaanslag zag op leveringen van de leverancier aan X1 B.V. Eiseres heeft haar activiteiten per 31 december 2002 gestaakt, omdat de leverancier van circa 95% van toenmalige omzet haar toeleveringen beëindigde. De vruchtensappen werden daarna ingekocht door X1 B.V. Tot twee keer aan toe is het bedrag van de naheffing verminderd, terwijl verweerder reeds bij het opleggen van de aanslag over de juiste gegevens beschikte. Voorts stelt eiseres dat de vergrijpboete ten onrechte is opgelegd, omdat haar niet kan worden verweten producten voorhanden te hebben gehad waarvan de belasting niet was betaald. Zij mocht er vanuit gaan dat de belasting was voldaan en verwijst daarbij naar de werkwijze die gehanteerd werd vóór 1993. Destijds werd de toenmalige accijns op vruchtensap altijd door de douane-expediteur aangegeven en betaald. Het betrof hier een bijproduct en eiseres wist niet dat daarvoor belasting moest worden voldaan.

3.3. Verweerder stelt dat niet in geschil is dat de vruchtensappen ten onrechte niet eerder in de heffing zijn betrokken. Hij stelt dat het aan de grove schuld van eiseres te wijten is dat de belasting niet is betaald. Een boete is op zijn plaats omdat sprake is van een professioneel bedrijf met een accountant die het verschil in kostprijs had moeten zijn opgevallen. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat als de belasting niet is aangegeven en betaald niet altijd een vergrijpboete wordt opgelegd; er geldt geen vast beleid voor.

3.4. Voor een meer volledige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat eiseres niet (meer) betwist dat zij € 25.237 aan verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken verschuldigd is. Zij is evenwel van mening dat vanwege schending van het zorgvuldigheidsbeginsel de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven.

De rechtbank is van oordeel dat het in eerste instantie op een te hoog bedrag vaststellen van de naheffingsaanslag niet dermate onzorgvuldig is dat deze aanslag daardoor niet meer in stand kan blijven. De rechtbank zal de naheffingsaanslag handhaven zoals deze is verminderd door verweerder.

4.2. Verweerder heeft op grond van artikel 67f, Algemene wet inzake rijksbelastingen, een boete opgelegd omdat de belasting niet was betaald. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot 25% van de nageheven belasting. Onder grove schuld wordt verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat het mede grove onachtzaamheid.

4.3. Ter zitting is door eiseres onweersproken gesteld dat de hoofdactiviteit van de onderneming bestond uit de handel in koffiefilterzakjes en dat de vruchtensappen slechts aan enkele klanten als bijproduct werden geleverd. De rechtbank acht in dit verband aannemelijk dat de leiding van de vennootschap zich in mindere mate richtte op de (fiscale) ontwikkelingen op het gebied van de vruchtensappen. Daarbij komt dat het relatief gezien om kleine bedragen per jaar gaat die niet langer werden betaald. De verklaring ter zitting dat het bedrijf in het verleden nooit eerder problemen met de fiscus heeft gehad en dat de boekhouding overigens altijd in orde is geweest heeft verweerder niet betwist. De rechtbank acht verder van belang dat verweerder in de periode 1 januari 1993 tot 2004 nimmer met een controle of anderszins kenbaar heeft gemaakt dat eiseres ten onrechte geen aangifte deed. Tot slot is van belang dat de onderhavige belasting in mindere mate bekend is bij ondernemers, hetgeen de rechtbank mede afleidt uit het verklaarde ter zitting door eiseres dat haar (externe) accountant, die de boekhouding verzorgde en de andere belastingaangiften deed, eiseres eveneens nimmer heeft ingelicht en dat bij navraag op dat kantoor bleek dat slechts één adviseur van een nevenvestiging op de hoogte was van de fiscale merites van de onderhavige verbruiksbelasting.

Alle vorenvermelde feiten en omstandigheden tezamen genomen en in hun onderling verband bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat eiseres weliswaar een verwijt kan worden gemaakt van het niet doen van aangifte en het niet betalen van de belasting in de jaren 1999 tot en met 2002, maar dat geen sprake is van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid of grove onachtzaamheid. Dit betekent dat de boetebeschikking niet in stand kan blijven.

5. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is acht de rechtbank termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten gesteld op € 27, bestaande uit de geschatte reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse van C om de zitting bij te wonen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- handhaaft de naheffingsaanslag zoals deze is verminderd bij beschikkingen van verweerder van 6 en 12 juni 2006;

- vernietigt de boete;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ad € 27 en wijst de Staat aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast de Staat het door eiseres betaalde griffierecht ad € 276 aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mrs. H.A.M. Roell-Mulder en A. Roelvink-Verhoeff, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.