Home

Rechtbank Haarlem, 26-10-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:1254 BA5546, 06/2130

Rechtbank Haarlem, 26-10-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:1254 BA5546, 06/2130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 oktober 2006
Datum publicatie
23 mei 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA5546
Zaaknummer
06/2130

Inhoudsindicatie

Indien behandeling door natuurgenezer niet op voorschrift en/of onder begeleiding van een naar Nederlandse begrippen als genees- of heelkundige aan te merken hulpverlener plaatsvindt kunnen de kosten hiervan niet als buitengewone uitgaven voor aftrek min aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/2130

Uitspraakdatum: 26 oktober 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

Gemachtigde A,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 januari 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij beroepschrift van 30 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 31 januari 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2006 te Haarlem.

Eiser is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld van A. Namens verweerder is verschenen B.

2. Feiten en achtergrond van het geschil

2.1. Eiser, geboren in 1939, is gehuwd met C. Eiser en zijn echtgenote hebben chronische (pijn)klachten aan de lage rug. Eiser heeft zich vanaf 1996 en zijn echtgenote vanaf enig moment daarna gewend tot D te E. D is een zogenoemde natuurgenezer en lid van de Nederlandse Werkgroep van Praktizijns in de natuurlijke geneeskunst. D is niet als arts of (para)medicus geregistreerd in het register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: BIG-register). De behandeling van D bestaat uit periodieke (ongeveer maandelijkse) consulten waarbij de rug onder stroom wordt gezet en warme kussens worden gebruikt. Daarnaast schrijft D medicijnen op natuurbasis en voedingssupplementen voor.

2.2. Eiser heeft over het jaar 2002 aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van € 10.968, dat als volgt is samengesteld:

Box I:

Winst uit onderneming € 9.800

Premies particuliere verzekeringen € 2.128 -/-

Betaalde premie WAZ € 670 -/-

Inkomen box 1 voor persoonsgebonden aftrek € 7.002

Persoonsbegonden aftrek (buitengewone uitgaven) € 7.002 -/-

Inkomen box 1 € 0

Box 3:

Gemiddelde rendementsgrondslag € 278.871

Totaal heffingvrij vermogen € 0 -/-

Voordeel uit sparen en beleggen 4% x € 278.871

Inkomen box 3 voor persoonsgebonden aftrek € 11.154

Persoonsgebonden aftrek (bgu) € 186 -/-

Inkomen box 3 € 10.968

Verzamelinkomen € 10.968

De opgevoerde persoonsgebonden aftrek is deels gebaseerd op € 3.135 aan declaraties van D uit 2002.

2.3. In een verklaring van 11 september 2006 beschrijft de huisarts van eiser, F, de medische klachten en medische voorgeschiedenis van eiser en zijn echtgenote. De huisarts schrijft voorts:

“Omdat het reguliere circuit voor een groot deel van zijn klachten niets meer voor hem bleek te kunnen doen, doordat hij in dat opzicht uitbehandeld was, heeft hij zijn toevlucht gezocht (moeten zoeken) buiten het reguliere circuit, waarvoor hij in 1996 door mij, zijn huisarts, nà overleg met collega G naar D, NWP- en MBOG-lid is verwezen. Sindsdien heb ik hem regelmatig gezien en de behandeling gevolgd. In dit kader slikt hij sinds een aantal jaren een combinatie van verschillende middelen en voedingssupplementen. Deze blijken niet slechts tot een verhoogd welbevinden te leiden, maar tevens blijkt dat de bij hem bestaande ziektebeelden minder achteruit zijn gegaan dan op basis van het gebruikelijke beloop verwacht zou mogen worden. In sommige opzichten is sprake van een verbetering.

(…)

Op grond van het bovenstaande, acht ik de gevolgde therapie cq. behandeling bij D zinvol. X adviseer ik de voedingssupplementen en middelen, die hij al jaren slikt, te blijven slikken. Ik acht daarbij de conclusie alleszins gerechtvaardigd, dat het gebruik van deze middelen bij hem kennelijk gezondheidsverbeterend werkt.”

De huisarts schrijft over de echtgenote:

“Dat zij nà een positief resultaat bij haar echtgenoot ook haar toevlucht heeft gezocht tot D heeft mijn volledige instemming. Zij komt met regelmaat op mijn spreekuur.”

2.4. Eiser heeft declaraties van D overgelegd over 2002 waarop 12 consulten van eiser en 15 consulten van zijn echtgenote zijn vermeld. Het betreft in totaal een bedrag van € 3.129,50, waarvan € 1.350 betrekking heeft op eiser en € 1.779,50 op de echtgenote van eiser. De kosten van D worden geheel noch gedeeltelijk vergoed door een ziektekostenverzekeraar.

2.5. De aanslag heeft verweerder berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.516 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.154. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 15.670. In vergelijking met de aangifte heeft de verweerder de persoonsgebonden aftrek verminderd met € 4.702. Dit betreft de kosten van de natuurgenezer (€ 3.135), alsmede de verhoging van 50% (€ 1.567).

3. Geschil

In geschil is op de eerste plaats het antwoord op de vraag of de uitgaven aan de natuurgenezer als uitgaven wegens ziekte of invaliditeit in aanmerking genomen kunnen worden.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 6.16, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) zijn buitengewone uitgaven onder meer de uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, Wet IB 2001, worden als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer, alsmede uitgaven voor extra gezinshulp.

4.2 Tussen partijen is niet meer in geschil, dat de natuurgenezer, nu hij niet is ingeschreven in het BIG-register, niet zelf kan worden aangemerkt als een erkend genees- of heelkundige, zodat de uitgaven voor zijn behandelingen niet rechtstreeks als buitengewone uitgaven voor aftrek in aanmerking kunnen komen.

4.3. Reeds onder de oude Wet op de inkomstenbelasting is in de jurisprudentie aanvaard, dat kosten van behandeling door een persoon die niet zelf als genees- of heelkundige kan worden aangemerkt, toch als buitengewone lasten voor aftrek in aanmerking kunnen komen, maar dan moet wel aan bijzondere voorwaarden zijn voldaan. Die jurisprudentie heeft na invoering van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 zijn betekenis voor zover thans van belang behouden. De Hoge Raad heeft onder meer in zijn arrest van 22 oktober 1980 (nummer 20145, BNB 1980/319) geoordeeld, dat voorwaarde voor aftrek van dergelijke kosten is dat de behandeling plaatsvindt op voorschrift en/of onder begeleiding van een naar Nederlandse begrippen als genees- of heelkundige aan te merken hulpverlener. In andere uitspraken wordt deze voorwaarde ook omschreven als de eis dat de behandeling plaats vindt onder verantwoording van een arts. Ook wordt de eis omschreven als het behandelen op aanwijzing van een medicus. Deze eis moet zo worden begrepen dat de medicus de patiënt niet alleen “de weg heeft gewezen” naar een niet erkend medicus, maar dat de verwijzend arts op die behandeling ook toezicht houdt en die behandeling begeleidt. De arts moet als het ware de medische noodzaak van die behandeling voor zijn rekening nemen. De rechtbank ziet thans geen grond voor een andere uitleg van de wet.

4.4. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de verklaring van de huisarts van 11 september 2006 als geloofwaardig tot uitgangspunt voor de beoordeling in onderhavige zaak kan worden genomen. De rechtbank laat daarom eerdere verklaringen van de huisarts en de collega-huisarts die zich in het dossier bevinden, wat daar ook van zij, buiten beschouwing.

4.5. De inhoud van de verklaring van 11 september 2006 is echter onvoldoende om de conclusie te wettigen dat de behandelingen door D in 2002 op aanwijzing van de huisarts hebben plaatsgevonden.

4.6. Ten aanzien van de echtgenote van eiser blijkt uit de verklaring dat de huisarts haar niet heeft voorgeschreven zich tot de natuurgeneeswijzer te wenden. Dat de huisarts heeft verklaard, dat de toevlucht van de echtgenote tot D zijn volledige instemming heeft en dat de huisarts haar regelmatig op het spreekuur ziet, duiden er slechts op dat de huisarts uit medisch oogpunt geen bezwaren ziet tegen de behandeling van de echtgenote door D, maar wijzen er niet op dat de huisarts de verwijzing in het kader van de behandeling door de huisarts zelf in gang heeft gezet en dus vanuit zijn of haar verantwoordelijkheid als medicus nodig acht. De uitgaven van de echtgenote aan D komen daarom niet voor aftrek als buitengewone last in aanmerking.

4.7. Eiser is, zoals blijkt uit de verklaring, door zijn huisarts in 1996 wel de weg gewezen naar D. Uit de verklaring kan echter niet worden afgeleid dat de huisarts de medische noodzaak van die vorm van behandeling ook voor eigen rekening neemt. De huisarts heeft weliswaar ook zelf contact met eiser en onderzoekt ook het ziekteverloop van eiser, maar heeft niet verklaard dat hij (of zij) zelf de methode van behandeling voor zijn medische verantwoording neemt. De geconstateerde vooruitgang in de toestand is daarvoor onvoldoende, omdat daar nog geen actieve bemoeienis van de huisarts met deze behandelmethode en het daarmee voor zijn rekening nemen van de aanpak van de natuurgenezer uit blijkt.

De rechtbank merkt hier nog bij op dat de huisarts in zijn verklaring alleen spreekt over de invloed van de homeopathische middelen en de voedingssupplementen en in het geheel niet rept van de behandeling tijdens de consulten met stroomtherapie en warmte. Het bezien door de huisarts van het beloop van de behandeling van eiser betreft derhalve niet die periodieke consulten, waarvan eiser declaraties heeft overgelegd, maar in wezen niet meer dan de medicatie en voedingsadviezen, die in de declaraties niet zijn gespecificeerd.

4.8. Eiser beroept zich op het vertrouwensbeginsel met de stelling dat verweerder de aftrek in eerdere jaren wel heeft toegestaan. Verweerder heeft echter onweersproken gesteld, dat de aangiften van eiser over de jaren vanaf 1996 tot 2002 op het punt van de buitengewone lasten niet zijn onderzocht. De aangiften van eiser zijn gevolgd zonder dat verweerder daarover vragen heeft gesteld. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij de juistheid van de aftrek in die jaren zelf uitdrukkelijk bij verweerder aan de orde heeft gesteld. Er is daarom geen sprake geweest van uitlatingen of een bindende toezegging van de zijde van verweerder die bij eiser de gerechtvaardigde indruk hebben kunnen wekken van een bewuste standpuntbepaling dat de aftrek in overeenstemming was met de wet. Onder die omstandigheden kan een beroep op vertrouwensbeginsel niet gehonoreerd worden. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in een situatie als deze méér vereist dan de enkele omstandigheid dat de inspecteur over eerdere jaren een door de belastingplichtige ingenomen standpunt niet heeft gecorrigeerd. Uit het voorgaande volgt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.

4.9. Gezien voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, in tegenwoordigheid van mr.drs. H.B. Bücker, griffier.

Afschrift

verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.