Home

Rechtbank Haarlem, 01-11-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:1002 BH4106, 05/6188

Rechtbank Haarlem, 01-11-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:1002 BH4106, 05/6188

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 november 2006
Datum publicatie
4 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:BH4106
Zaaknummer
05/6188

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Door de inbouw van een kilometertelleronderbreker is de aan de kilometerteller te ontlenen stand niet betrouwbare en kunnen aan de registratie door en de diverse tussenstanden van de kilometerteller geen waarde worden gehecht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/6188

Uitspraakdatum: 1 november 2006

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X,

wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 19 oktober 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 1999 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de in verband daarmee bij beschikking opgelegde boete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2006.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door A en B, zijn gemachtigden, en C. Namens verweerder zijn verschenen D, E, F en G.

1. Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de opgelegde boete;

-vermindert de bij beschikking opgelegde boete tot 20% van het bedrag van de nagevorderde belasting en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

-bepaalt dat de uitspraak op bezwaar voor het overige in stand blijft;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,- en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 37,- vergoedt.

2. Gronden

2.1. In geschil is of op goede gronden is nagevorderd in verband met een bijtelling wegens privé-gebruik van de auto, en daarbij op goede gronden een boete van 25% van het nagevorderde bedrag is opgelegd.

2.2. Eiser is firmant in de vennootschap onder firma H (hierna: VOF H) en heeft in het kader van de door deze vennootschap gedreven onderneming vanaf 27 februari 1998 tot en met 2001 een Toyota Camry als taxichauffeur geëxploiteerd.

2.3. Ter zitting heeft eiser zijn beroepen met de nummers AWB 05/6186, AWB 05/6187, AWB 05/6189, AWB 05/6190, AWB 05/6191, AWB 05/6192 en AWB 05/6193 ingetrokken onder de toezegging van verweerder dat de in die zaken betrokken navorderingen en boetes ambtshalve zullen worden afgedaan in overeenstemming met hetgeen in deze zaak wordt overwogen en beslist.

2.4. Ingevolge artikel 42, tweede en vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (de Wet) worden bij het bepalen van winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste twintig procent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

2.5. Gelet op de tekst van de Wet rust op eiser de last om overtuigend aan te tonen dat de door hem geëxploiteerde auto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Eiser is vrij in de wijze waarop hij dit bewijs levert. Op verweerder rust de last om zijn stelling dat in de auto een kilometertelleronderbreker (kto) is ingebouwd aannemelijk te maken.

2.6. Verweerder heeft als bijlage 17 bij het verweerschrift processen-verbaal en andere administratieve bescheiden overgelegd uit het dossier van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, welk dossier betrekking heeft op een strafrechtelijk onderzoek naar fraude met kto's. Uit een in Ambtshandeling 04 van dit dossier weergegeven fragment van een afgeluisterd telefoongesprek en voorts uit verschillende verklaringen van verdachten als in dit dossier opgenomen leidt de rechtbank af dat het vanaf 1997 tot de gebruikelijke werkzaamheden van Taxameter inbouw- en reparatiebedrijf I (hierna: Bedrijf I) behoorde om naast taxameters ook kto’s in taxi’s in te bouwen. Aannemelijk is geworden op grond van deze stukken dat het in verband met inbouw van een kto gebruikelijk was om in de agenda de aanduiding “diversen” of “div” op te nemen. In de afsprakenagenda van Bedrijf I staat voor 2 maart 1998 een afspraak genoteerd met de VOF H, waarvan eiser firmant is, met de omschrijving: “Inb VOF H Camry meter + digitax, div, mob??”. Verweerder heeft de agenda tweemaal op verschillende wijze geanonimiseerd. Dit is weliswaar niet zorgvuldig, maar bij vergelijking van de twee versies is duidelijk dat de pijl bij de aantekening “merc. onderbreking” wijst naar de tijd (10.30 uur) en niet naar de aantekening met betrekking tot de auto van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende duidelijk welke aantekening op welke auto betrekking heeft, zodat er geen aanleiding is de aantekeningen in de agenda buiten beschouwing te laten. Voorts heeft J, werknemer van Bedrijf I, in zijn persoonlijk aantekenblok voor 2 maart 1998 genoteerd dat door VOF H 500 gulden is betaald en bij deze notitie heeft hij een technische tekening gemaakt. Bij deze tekening staat de opmerking: “tijd 2”. J heeft verklaard, zo blijkt uit de eerder genoemde stukken uit het strafrechtelijk onderzoek naar fraude met kto's, dat de aantekening “tijd 2” een bepaalde schakeling aangeeft met betrekking tot een kto. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de tekening dan ook op het inbouwen van een kto, en wel in de taxi van eiser. Met het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat in de taxi van eiser een kto was ingebouwd.

2.7. De rechtbank acht evenzeer aannemelijk dat eiser deze kto ook heeft gebruikt. Onder deze omstandigheden dient bij de beoordeling van de door eiser overgelegde rittenadministratie rekening te worden gehouden met de inbouw en het gebruik van een kto. Dientengevolge is de aan de kilometerteller te ontlenen stand niet betrouwbaar en kunnen aan de registratie door en de diverse tussenstanden van de kilometerteller geen waarde worden gehecht. Eiser heeft dan ook met de door hem bijgehouden administratie of anderszins niet overtuigend aangetoond dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, nog daargelaten dat de op basis van de taxameter bijgehouden kilometeradministratie ten opzichte van de door de garage genoteerde standen naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende verklaarde verschillen vertoont.

2.8. Eiser heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. In de door eiser aangehaalde zaken was er echter geen sprake van een ingebouwde kto. De zaken zijn dan ook niet vergelijkbaar.

2.9. Ten slotte is aan eiser een boete opgelegd bij de navordering van 50% van het bedrag van de nagevorderde belasting. In de bezwaarfase is deze boete verminderd tot 25% van het bedrag van de nagevorderde belasting in verband met cumulatie met andere zaken. De rechtbank is van oordeel dat het laten aanbrengen van een kto voldoende grond is om aan te nemen dat eiser het oogmerk heeft gehad te weinig belasting te betalen. Een vergrijpboete is derhalve op zijn plaats, en de opgelegde boete als verminderd in de bezwaarfase acht de rechtbank in beginsel alleszins passend en geboden. Sinds het aanzeggen van de boete bij de navorderingsaanslag tot op deze uitspraak is er echter meer dan drie jaar tijdsverloop. Verweerder meent dat de redelijke termijn in deze niet is overschreden, gelet op de complexiteit en omvang van de zaak. De rechtbank erkent dat het fraude-onderzoek omvangrijk en complex is geweest. Dit was echter tegen de tijd dat eiser de boete werd aangezegd afgerond, zodat vanaf dat moment de gebruikelijke termijn van twee jaar als redelijke termijn dient te gelden. Nu deze is overschreden ziet de rechtbank aanleiding de vergrijpboete verder te matigen tot 20% van het bedrag van de nagevorderde belasting.

2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.11. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van

€ 322,- en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen - ten Hoopen, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;

2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.