Rechtbank Haarlem, 01-02-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:3089 AZ7726, 06/2721
Rechtbank Haarlem, 01-02-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:3089 AZ7726, 06/2721
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 1 februari 2007
- Datum publicatie
- 21 maart 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7726
- Zaaknummer
- 06/2721
Inhoudsindicatie
Kosten duikopleiding geen scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 Wet inkomstenbelasting 2001.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/2721
Uitspraakdatum: 1 februari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
gemachtigde A (Administratiekantoor B te Q)
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer 0.H26) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.401.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 februari 2006 de aanslag gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 11 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 15 februari 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door B en A. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door C.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser heeft aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2002 gedaan naar een inkomen van € 17.590. In zijn aangifte heeft eiser € 7.811 voor scholinguitgaven in aftrek gebracht. De scholingsuitgaven betroffen een duikcursus.
2.2. Verweerder heeft de aangifte gecorrigeerd met het bedrag van de scholingsuitgaven.
3. Geschil
In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd. Specifiek in geschil is of de uitgaven die eiser heeft gedaan ten behoeve van een duikopleiding zijn aan te merken als scholingsuitgaven.
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiser stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de kosten, betrekking hebbend op een duikopleiding in de Dominicaanse republiek en de kosten voor de ten behoeve van deze duikopleiding noodzakelijke uitrusting, zijn aan te merken als scholingsuitgaven.
4.2. Verweerder stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de uitgaven die eiser heeft gedaan niet zijn aan te merken als scholingsuitgaven.
4.3. Ter zitting heeft eiser, zakelijk weergegeven, hieraan nog toegevoegd dat hij de duikopleiding, een vrij forse opleiding met 145 duiken gedurende een aantal maanden, heeft gedaan om daarmee inkomen te verwerven en dat hij in het bezit is van het diploma waarmee hij als instructeur voor sportduiken kan functioneren. Eiser heeft verklaard dat hij door privéomstandigheden geen inkomen als duikinstructeur heeft kunnen verwerven, maar dat hij wel als vrijwilliger heeft gewerkt in R. Voor de aanvullende opleiding tot duiker in de offshore is geen werkgarantie, terwijl de opleiding € 25.000 kost. Eiser heeft voorts verklaard dat hij magazijnmedewerker is en was dat ook ten tijde van de opleiding was. De aanschaf van een duikuitrusting was verplicht, daarvan heeft eiser geen officiële nota maar hij kan wel een proforma nota overleggen. Eiser stelt dat, uit het feit dat hij de uitrusting nog heeft, aannemelijk is dat de kosten van die uitrusting tot de scholingsuitgaven behoren. Een betalingsbewijs kan eiser niet overleggen, hij heeft de uitrusting contant betaald met geld dat hij in huis had.
4.4. Ter zitting heeft verweerder, zakelijk weergegeven, hieraan nog toegevoegd dat de intentie om door middel van de opleiding inkomen te kunnen verwerven aannemelijk moet zijn. Eiser heeft er niets mee gedaan, er is geen sollicitatie. Er is geen betalingsbewijs van de duikuitrusting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 6.27 Wet inkomstenbelasting 2001 worden onder scholingsuitgaven verstaan uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
5.2. Voor de beoordeling van de vraag of een studie of opleiding wordt gevolgd voor een beroep is maatgevend of de studie niet om persoonlijke redenen maar met het oog op verbetering van de maatschappelijke positie in financieel-economisch opzicht wordt ondernomen en voorts of de belastingplichtige in redelijkheid kan verwachten dat na voltooiing van deze studie de verworven kennis in het economische verkeer productief gemaakt kan worden (HR 24 september 1997 nr. 32.252).
5.3. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij werkzaam is als magazijnbediende en dat hij zodanig ook werkzaam was voordat hij de duikopleiding volgde. Noch uit stukken, noch uit hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat eiser gesolliciteerd heeft naar een betaalde functie als duikinstructeur. Eiser heeft geïnformeerd naar aanvullende opleidingen om in de offshore als duiker een baan te vinden, maar heeft van een dergelijke betrekking afgezien omdat de kosten voor die opleiding te hoog waren en de kans op werk niet gegarandeerd was. De vraag of de opleiding gevolgd is voor een beroep moet derhalve ontkennend worden beantwoord.
Het beroep is ongegrond.
6. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.
Afschrift
verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.