Rechtbank Haarlem, 05-02-2007, AZ8217, 06/521
Rechtbank Haarlem, 05-02-2007, AZ8217, 06/521
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 5 februari 2007
- Datum publicatie
- 13 maart 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ8217
- Zaaknummer
- 06/521
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting: aan eiseres betaalde rentevergoedingen ter zake van uitgestelde levering van grond behoren tot de vergoeding voor de levering van die grond. Niet aannemelijk is dat het perceel onbebouwde grond, als gevolg van sloop van kassen op het perceel, ten tijde van de uitspraak op bezwaar kon worden aangemerkt als bouwterrein.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/521
Uitspraakdatum: 5 februari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
V.O.F. X, gevestigd te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag omzetbelasting met dagtekening 29 april 2003 opgelegd van € 2.669 en bij gelijktijdige beschikking € 232 aan heffingsrente vastgesteld.
1.2. Na bezwaar heeft verweerder bij uitspraak van 2 december 2005 het bezwaar afgewezen.
1.3. Eiseres heeft daartegen op 21 december 2005 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2007 te Haarlem, waar eiseres niet is verschenen. Het beroep is behandeld tegelijkertijd met de door eiseres ingestelde beroepen met de nummers 06/522 en 06/523. Vóór aanvang van de zitting is namens de gemachtigde van eiseres bevestigd dat de uitnodiging voor de zitting is ontvangen, waaruit de rechtbank afleidt dat eiseres juist is opgeroepen. Namens verweerder is verschenen A.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Tot oktober 2000 exploiteerde eiseres een bloemen- en plantencentrum op een perceel met agrarische bestemming gelegen te Z tussen de straat genaamd B-straat en de rivier de C (het X-terrein).
2.2. In 1999 heeft eiseres met een projectontwikkelaar gesprekken gevoerd over de verkoop van het X-terrein. Deze gesprekken hebben geleid tot een aantal overeenkomsten. Tot de gedingstukken behoren de volgende drie, niet ondertekende stukken (tezamen: de koopovereenkomsten):
- een koopovereenkomst tussen D, ondernemer, gehuwd met E, en F (overeenkomst 1);
- een koopovereenkomst tussen D, ondernemer, gehuwd met E (mede ondertekenend), en G B.V. (overeenkomst 2);
- een aanvullende overeenkomst tussen D, ondernemer, gehuwd met E (mede ondertekenend), en G B.V. (aanvullende overeenkomst).
2.3. In overeenkomst 1 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“KOOPPRIJS
De totale koopprijs van het verkochte bedraagt: (...) (f. 3.950.000,00).
(...)
Artikel 1
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van notaris mr H of zijn plaatsvervanger op 2 oktober 2000 of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.
Wanneer op 2 oktober 2000 door de gemeente nog geen onherroepelijke bouwvergunning is afgegeven voor het door koper beoogde nieuwbouwproject van minimaal 20 woningen heeft koper het recht de eigendomsoverdracht met maximaal 2 x 6 maanden uit te stellen tot 2 april 2001 respectievelijk 2 oktober 2001. In dat geval is koper aan verkoper een rentevergoeding verschuldigd van 6% per jaar, zulks te rekenen vanaf 2 oktober 2000. (handgeschreven toevoeging: en in mnd. termijnen bij vooruitbetaling te voldoen).
Kosten en belastingen
Artikel 2
1. Alle kosten van de overdracht, waaronder begrepen de overdrachtsbelasting en het kadastrale recht, zijn voor rekening van koper.
2. Verkoper verklaart dat terzake van de levering van het verkochte in de onderhavige staat geen omzetbelasting verschuldigd is.
Indien koper wenst dat in de omzetbelastingsfeer geleverd zal worden, verplicht verkoper zich alsdan het verkochte in bouwrijpe staat over te dragen. Het is derhalve aan koper om te bepalen of er in de omzetbelasting- dan wel overdrachtsbelastingsfeer geleverd zal worden.
Mocht er bij de levering toch omzetbelasting verschuldigd zijn, dan is deze voor rekening van koper en is deze niet in voormelde koopprijs begrepen.
Koper heeft het recht te bepalen dat de op het verkochte aanwezige opstallen vóór de overdracht door verkoper gesloopt dienen te worden, waarbij alle sloopkosten echter geheel voor rekening van koper zijn, en niet zijn begrepen in voormelde koopsom. (handgeschreven toevoeging: Sloop zal evenwel niet eerder plaats hoeven te vinden dan uiterlijk binnen twee maanden na de eigendomsoverdracht).
(...)
Ontbindende voorwaarden
Artikel 14
1. Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, ontbonden (kunnen) worden:
- indien aan koper niet vóór 2 oktober 2001 van gemeentewege een onherroepelijke bouwvergunning is verleend voor de bouw van minimaal 20 woningen, danwel
- indien de aankoop van perceel nummer 0000 (benodigd voor ontsluiting) niet geëffectueerd kan worden casu quo niet voor maximaal f. 75.000,00 in eigendom kan worden verworven, waarbij voormeld bedrag ad f. 75.000,00 betrekking heeft op de grondkosten (en derhalve niet op de kosten koper).
(...)
3. Op vervulling van een in lid 1 gemelde voorwaarde kan slechts koper zich beroepen. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de notaris. Deze mededeling dient uiterlijk op de dag na de voor de desbetreffende voorwaarde in lid 1 genoemde datum in het bezit van de notaris te zijn.”
2.4. In overeenkomst 2 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt:
HET PERCEEL ONBEBOUWD TERREIN,
(...)
KOOPPRIJS
De totale koopprijs van het verkochte bedraagt: de “basisprijs”, ad (...) f. 3.975.000,00), verhoogd met de eventuele extra kosten als hierna vermeld in artikel 5.2.a bedoeld, waarna de daarna ontstane som wordt verhoogd met omzetbelasting (naar het hoge tarief), ingeval de nieuwe status van het verkochte op de datum als bedoeld in artikel 1 hierna voldoet aan het begrip “bouwterrein” als gebezigd in de Wet op de omzetbelasting 1968.
Zo mocht blijken dat de onderhavige overeenkomst niet wordt ontbonden dan zal de koper eveneens aan verkoper voldoen de som van (...) (f. 29.5000,00), exclusief omzetbelasting, als vergoeding van de door verkoper voldane sloopkosten van de eertijds op het verkochte staande, doch thans gesloopte kassen.
(...)
Artikel 1
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden op het notariskantoor (...), op uiterlijk: 31 maart 2002 of – zo dit eerder is – binnen één maand nadat de bouwvergunning(en), benodigd voor de door koper beoogde bebouwing van het verkochte met de later in artikel 15 van deze akte nader aangeduide koopwoningen onherroepelijk en onaantastbaar zal/zullen zijn. Zo op de eerstgenoemde datum nog géén sprake is van het onherroepelijk en onaantastbaar verkregen zijn van de hiervoor bedoelde bouwvergunning(en), wordt – ingeval koper zulks wenst – de eerstgenoemde passeerdatum gewijzigd en verlengd met maximaal 9 maanden, aldus tot uiterlijk 31 december 2002 of zoveel korter als bedoelde vergunning(en) is/zijn verkregen.
KOSTEN EN BELASTINGEN
Artikel 2
1. De overdrachtsbelasting (indien verschuldigd) berekend over de als grondslag geldende waarde van het verkochte, vermeerderd of verminderd als bepaald in de Wet op belastingen van rechtsverkeer, is voor rekening van koper.
2. Verkoper garandeert voor wat betreft het verkochte:
- hij is (en zal bij de levering en koopprijsvoldoening zijn) ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 zodat hij - ingeval het verkochte voldoet aan de definitie “bouwterrein” als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 - omzetbelasting verschuldigd is wegens de levering van het verkochte;
(...)
FEITELIJKE LEVERING, STAAT VAN HET VERKOCHTE
Artikel 5
1. De feitelijke levering (aflevering) van het verkochte aan koper zal geschieden in de staat waarin het zich bij de levering als bedoeld in artikel 1 dezer overeenkomst zal bevinden. (onbebouwd terrein) (...)
2.a. Zo meerdere werkzaamheden nodig blijken te zijn om het verkochte registergoed ten tijde van de levering en koopsomvoldoening een bouwterrein als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968 te doen zijn, dan verplicht verkoper zich jegens koper om ook die werkzaamheden (in overleg met – en onder regie van koper) uit te (doen) voeren, mits de kosten van deze extra werkzaamheden als een koopprijsverhoging zullen worden doorberekend in de totale verkoopprijs en de tevoren te begroten kostprijs van die bedoelde extra werkzaamheden worden afgezekerd door middel van waarborgsom of bankgarantie.
(...)
ONTBINDENDE VOORWAARDEN
Artikel 15
1. Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, door koper ontbonden (kunnen) worden als:
- aan koper niet vóór 31 maart 2002, met mogelijkheid voor koper voor verlenging tot 31 december 2002, het daartoe bevoegde gezag een onherroepelijke en onaantastbare bouwvergunning is verleend om het gekochte te bebouwen met 23 koopwoningen, waarvan een aan partijen bekend aantal met garage (vrije sector, wonen op de begane grond + 1e en 2e verdieping met kap);
- koper verbindt zich ter verkrijging van de bedoelde vergunning al het hem mogelijke te verrichten.
(...)
3. Op vervulling van een in lid 1 gemelde voorwaarde kan slechts koper zich beroepen. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de verkoper (met kopie aan notaris). Deze mededeling dient schriftelijk en gedocumenteerd uiterlijk op de eerste werkdag na de voor de voorwaarde in lid 1 genoemde datum/data in het bezit van de verkoper te zijn.
(...)
INTEREST
Artikel 18
1. Vanaf 1 oktober 2001 voldoet koper aan de verkoper bij achterafbetaling een rentevergoeding ad f. 10.000,00 inclusief eventueel daarover verschuldigde omzetbelasting per maand.
(...)
3. Zo de koper een beroep doet op het hem toekomende recht op ontbinding als bedoeld in artikel 15 lid 1 van deze overeenkomst en de overeenkomst als gevolg daarvan ontbonden zal zijn, zal de verkoper binnen 14 dagen daarna overgaan tot restitutie van de helft van de door hem per alsdan totaal ontvangen maandbedragen als voormeld.
(...)
ONTBINDING VAN EERDERE OVEREENKOMSTEN
Artikel 20
Indien en zodra beide partijen de onderhavige overeenkomst zullen hebben geparafeerd en ondertekend, zullen ontbonden zijn (zonder enige boete en/of schadevergoeding):
a. de tussen verkoper en (thans wijlen) de heer F, ongedateerd, doch aan partijen in deze bekend;
b. de tussen verkoper, genoemde heer F en G B.V. gesloten Aanvullende overeenkomst, de dato 18 juli 2000, eveneens aan partijen in deze bekend,
(...)
REEDS ONTVANGEN RENTEVERGOEDINGEN
Artikel 21
De reeds door koper vóór heden aan verkoper voldane rentevergoedingen blijven voor verkoper en zijn niet voor compensatie vatbaar, noch zal koper enig beroep doen op terugbetaling.
(...)
Aldus getekend op ............... /................... september 2001”
2.5. In de aanvullende overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“b. aan het bepaalde in artikel 18 van de voorschreven overeenkomst wordt een lid 4 toegevoegd, luidende alsvolgt:
“4. Ingeval als gevolg van een wijziging van het standpunt van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, weergegeven in de aan partijen bekende en hiervoor in artikel 10 lid 3 genoemde brief, de dato xx xxx 200x, nummer 0000, of anderszins als gevolg van archeologie het verkochte niet door genoemde dienst wordt vrijgegeven als in de brief voornoemd, en als gevolg waarvan de bouwvergunning voor de door de koper beoogde bouwplannen van 23 koopwoningen niet of slechts onder bijzondere, kostenverhogende, bij het sluiten van de koopovereenkomst niet door koper voorziene uitgaven en kosten, wordt verkregen, zal de verkoper aan de koper de reeds door verkoper van de koper ontvangen interestvergoedingen, als onder 1 en 2 genoemd, geheel en onverkort restitueren in alsdan geldig Nederlands betaalmiddel, zonder vergoeding van enige rente over de ontvangen interest. (...)
Aldus getekend op .................... / ..................... november 2001”
2.6. In het jaarverslag van 2000 van eiseres van 13 januari 2003, is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Rapportage
Ingevolge de in de koopovereenkomst van de ondergrond opgenomen voorwaarden dienden de opstallen te worden gesloopt. De nog in de balans geactiveerde opstallen zijn in verband hiermede volledig afgeschreven. Ditzelfde geldt voor de inrichting en inventaris met uitzondering van de in privé overgenomen activa. De activiteiten van de onderneming werden ingaande november 2000 gestaakt, doch op grond van de mogelijkheid van ontbinding van de koopovereenkomst wordt voortgezet onderschap verondersteld.”
2.7. Op 18 februari 2003 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres, naar aanleiding waarvan op 24 februari 2003 een controlerapport is opgesteld. In dit rapport is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“3.2.3 Bouwterrein
Het perceel grond (...) is thans onbebouwde grond. Het is de bedoeling dat de grond als bouwterrein wordt overgedragen aan de koper. Als bouwterrein (art. 11,1,a1 en 11,4 Wet Omzetbelasting) wordt aangemerkt onbebouwde grond: (...)
Als aan één van deze eisen is voldaan is er sprake van een bouwterrein. De levering van een bouwterrein wordt altijd belast met omzetbelasting. De koopprijs van het registergoed bedraagt f 3.950.000. Hierover is dan omzetbelasting verschuldigd tegen het algemene tarief.
In de koopovereenkomst is vastgelegd dat zolang de grond niet overgedragen kan worden als zijnde bouwgrond de verkoper een maandelijkse rentevergoeding ontvangt met ingang van november 2000. De rente die een koper van een zaak moet betalen tot het moment van levering maakt onderdeel uit van de totale vergoeding voor de zaak. De rente is geen (van omzetbelasting vrijgestelde) vergoeding voor het verlenen van krediet. In de koopovereenkomst wordt ook gesproken van een vergoeding inclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting.
De verschuldigde omzetbelasting over de jaren 2000 t/m 2002 is echter niet aangegeven. De correctie bedraagt:
2000 f 39.500 x 17.5/117.5 = 5.882
2001 f 207.750 x 19/119 = 33.170
2002 f 120.000 x 19/119 = 19.159”
2.8. Op 5 december 2005 is voor het X-terrein een bouwaanvraag ingediend.
3. Geschil
In geschil is:
(i) of de aan eiseres betaalde rentevergoeding een vergoeding vormt voor een afzonderlijke (niet vrijgestelde) prestatie, dan wel behoort tot de vergoeding in de zin van artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) voor de levering van het X-terrein;
en, indien de rentevergoeding wordt geacht te behoren tot de vergoeding voor de levering het X-terrein,
(ii) of de levering van het X-terrein een belaste prestatie is doordat het op enig moment kan worden gekwalificeerd als bouwterrein.
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiseres voert - kort samengevat - aan dat door eiseres een intentieverklaring of voorlopig koopcontract is getekend met betrekking tot de overdracht van het X-terrein en dat de in het controlerapport genoemde bedragen als voorlopige aanbetalingen op de mogelijke overdracht moeten worden beschouwd. Volgens eiseres is over de betaalde vergoedingen in het jaar van ontvangst daarvan geen omzetbelasting verschuldigd. Onder verwijzing naar het besluit van de staatssecretaris van 13 april 2005 nr. CPP2005/952M en de omstandigheid dat pas op 5 december 2005 een bouwaanvraag is ingediend, bepleit eiseres dat het X-terrein in de periode 2000-2002 niet is aan te merken als een bouwterrein. Volgens eiseres is de naheffingsaanslag dan ook ten onrechte opgelegd.
4.2. Verweerder stelt zich - kort samengevat – primair op het standpunt dat de maandelijkse vergoedingen als tegenprestatie voor als afzonderlijke prestatie te beschouwen levering van diensten door eiseres belast zijn. Het betreft hier volgens verweerder niet de vrijgestelde prestatie van het verlenen van krediet, zodat de vergoeding niet kan worden beschouwd als rente. De diensten bestaan in het ter beschikking houden van het X-terrein voor koper en het (doen) uitvoeren van een bodemonderzoek. Subsidiair zijn de vergoedingen volgens verweerder belast omdat deze deel uitmaken van de vergoedingen voor het X-terrein dat moet worden beschouwd als een bouwterrein. De grond is immers bewerkt met het oog op bebouwing in de zin van artikel 11, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet, nu de kassen die op het perceel stonden zijn gesloopt. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd. Ter zitting heeft verweerder aan het voorgaande toegevoegd dat, voor zover kon worden nagegaan, nog geen levering heeft plaatsgevonden.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 8 van de Wet wordt de belasting berekend over de het totale bedrag dat – of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke – ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen. In geval ter zake van de levering meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in de plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.
5.2. Gelet op de standpunten van partijen stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat ten aanzien van het X-terrein de koopovereenkomsten tussen partijen tot stand zijn gekomen en dat de rentebetalingen uit dien hoofde zijn verricht. Nu partijen zich in ieder geval wat de zogenoemde rentebetalingen betreft jegens elkaar hebben gedragen alsof het hen bindende overeenkomsten betreft, sluit de rechtbank zich bij de standpunten van partijen aan en neemt zij de tekst van de koopovereenkomsten bij de beoordeling van het geschil tot uitgangspunt voor de tussen partijen gemaakte afspraken.
5.3. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de in het kader van de koopovereenkomsten betaalde rente niet te beschouwen is als vergoeding voor kredietverlening. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ), 27 oktober 1993 (C-281/91), (Muys' en De Winter's bouw- en aannemingsbedrijf BV) moet artikel 13B, sub d, 1, van de Zesde richtlijn (...) aldus worden uitgelegd, dat een leverancier van goederen of diensten die zijn cliënt tegen vergoeding van rente uitstel van betaling verleent, in beginsel een vrijgesteld krediet in de zin van die bepaling verstrekt. Wanneer echter een leverancier van goederen of diensten zijn cliënt tegen vergoeding van rente slechts tot het tijdstip van levering uitstel van betaling verleent, is die rente geen vergoeding voor een kredietverlening, maar een element van de voor de levering van de goederen of de dienstverrichting verkregen tegenprestatie, in de zin van artikel 11A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn, zoals deze gold tot 1 januari 2007. Deze bepaling is overeenkomstig opgenomen in artikel 8 van de Wet. Nu partijen, het voorgaande en de tekst van de overeenkomsten in aanmerking genomen, niet van een onjuiste rechtstoepassing uitgaan, sluit de rechtbank zich bij het oordeel van partijen dat de rentebetaling niet zijn te beschouwen als een vergoeding voor kredietverlening aan.
5.4. Gelet op het primaire standpunt van verweerder dat de rentebetalingen als een afzonderlijke prestatie zijn te beschouwen, gaat de rechtbank, bij de beoordeling van het karakter van de prestatie waarvoor de rente is betaald, aan de hand van de omstandigheden van het geval na of het om twee of meer afzonderlijke prestaties, dan wel om één enkele prestatie gaat. Er is sprake van één prestatie ingeval één of meer elementen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl één of meer andere elementen moeten worden beschouwd als één of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen (HvJ, 25 februari 1999, zaak C-349/96, Card Protection Plan Ltd.).
5.5. De koopovereenkomsten zijn gesloten met betrekking tot de verkoop en levering van het X-terrein. De koopovereenkomsten bevatten een door partijen vastgestelde uiterste leveringsdatum. Deze datum kan worden uitgesteld op verzoek van en tegen betaling van de rente door de koper. De ontvangst van de rente is aldus afhankelijk van het door de koper verzocht uitstel van de levering van het X-terrein. Met het tenietgaan van het recht op levering gaat ook de verplichting om rente te betalen teniet. Het bieden van de mogelijkheid tot uitstel van de levering hangt met de levering samen en is geen doel op zich. Onder de gegeven omstandigheden beschouwt de rechtbank de levering van het X-terrein als de hoofdprestatie en het aan koper bieden van een uitstelmogelijkheid van diezelfde levering als een bijkomende prestatie, die een met de levering onsplitsbare prestatie vormt en derhalve het fiscale lot van de levering deelt. De in 2000 aan eiseres betaalde rente is dan ook een element van de voor de levering van het X-terrein verschuldigde tegenprestatie.
5.6. De stellingen van verweerder aangaande het beschikbaar houden van het X-terrein doen aan het voorgaande oordeel niet af. Anders dan verweerder stelt, is hetgeen eiseres presteert niet vergelijkbaar met een optieverlening, in welk geval de vergoeding belast zou zijn. Op grond van een koopoptie verkrijgt een potentiële koper immers een recht op koop, wat niet op één lijn is te stellen met de uit de onderhavige koopovereenkomsten voortvloeiende verplichting tot afname. Hier doet ook niet aan af dat koper ook de mogelijkheid heeft de overeenkomst te ontbinden indien niet vóór 31 december 2002 een onherroepelijke bouwvergunning is verkregen. Alle verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomsten, waaronder die tot afname van het X-terrein, zijn immers op koper blijven rusten, nu uit de stukken van het geding en het gestelde ter zitting is af te leiden dat de levering van het X-terrein is uitgesteld tot na voornoemde datum en dat de overeenkomst 2 en de aanvullende overeenkomst in ieder geval op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar niet waren ontbonden.
5.7. De tweede vraag die ter beoordeling voorligt, is of de levering van het X-terrein op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag een belaste prestatie was. In dat geval zou immers ingevolge artikel 13, tweede lid, van de Wet op het moment van ontvangst van de rentebetalingen omzetbelasting verschuldigd zijn. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet is de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen van de belasting vrijgesteld, met uitzondering van - onder meer - de levering van een bouwterrein. Voor zover relevant voor dit geschil, is daarvan sprake indien aan de onbebouwde grond bewerkingen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden met het oog op bebouwing van de grond. Onder dergelijke bewerkingen kan niet de enkele sloop van opstallen worden verstaan.
5.8. Tussen partijen is niet in geschil dat het X-terrein op het moment van het sluiten van overeenkomst 1 niet kwalificeerde als bouwterrein en dat levering op dat moment zou zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Nu niet gebleken is dat partijen hier van een onjuist oordeel uitgaan, sluit de rechtbank zich bij deze door partijen gedeelde opvatting aan. Ter onderbouwing van de stelling dat uitsluitend van een belaste levering van een onroerende zaak sprake is, beroept verweerder zich op de omstandigheid dat het X-terrein later, ten tijde van het sluiten van overeenkomst 2, wel moest worden aangemerkt als bouwterrein. Ter onderbouwing verwijst verweerder naar constateringen van een controlemedewerker. Uit het gestelde ter zitting, dat een controlemedewerker heeft geconstateerd dat de kassen waren gesloopt en dat er nog meer “dingen” gedaan waren met het oog op bebouwing, kan de rechtbank niet afleiden dat het X-terrein van onbebouwde grond was getransformeerd in een bouwterrein. Over andere aanwijzingen stelt verweerder niet te beschikken. Bij gebreke van feitelijke onderbouwing van de stelling dat het X-terrein een bouwterrein was, is dan ook niet aannemelijk dat het X-terrein op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar als zodanig moest worden aangemerkt.
5.9. Gelet op het hiervoor onder 5.7. en 5.8. overwogene, is de rechtbank van oordeel dat de prestatie waarvoor de vergoeding genoemd onder 5.5. is betaald, op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar was vrijgesteld van omzetbelasting. De subsidiaire stelling van verweerder slaagt dan ook evenmin, zodat verweerder geen heffingsrecht toekwam.
5.10. Het voorgaande in aanmerking genomen is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 5 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. Roelvink - Verhoeff en mrs. A.J. Roke en E. Polak in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.