Rechtbank Haarlem, 03-04-2007, BA3664, 05-2618
Rechtbank Haarlem, 03-04-2007, BA3664, 05-2618
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 3 april 2007
- Datum publicatie
- 8 mei 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3664
- Zaaknummer
- 05-2618
Inhoudsindicatie
Eiser claimt zonder succes aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziekte. Beroep op vertrouwensbeginsel slaagt evenmin.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/2618
Uitspraakdatum: 3 april 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 4 februari 2005 aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.876.
Na daartegen door eiser gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 12 mei 2005 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 20 juni 2005, ontvangen bij de rechtbank op 22 juni 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2006 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld van B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiser is gehuwd met mevrouw E, die lijdt aan een moeilijk-instelbare, insulineresistente diabetes met een aantal complicaties, te weten: hoge bloeddruk, hartproblemen, metabole- en slaapstoornissen en polineuropathie.
2.2. Eiser heeft in juli 2003 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 (hierna: aangifte) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.972. Eiser heeft daarbij een bedrag van € 12.626 in aftrek gebracht als buitengewone uitgaven wegens ziekte.
2.3. Verweerder heeft naar aanleiding van de ingediende aangifte bij brief van 4 november 2004 eiser verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot de in aftrek gebrachte ziektekosten. Bij brieven van 10 november 2004 en 30 november 2004 heeft eiser op het verzoek van verweerder gereageerd en heeft hij gegevens betreffende ziektekosten verstrekt, alsmede kwitanties en pinbonnen daarvan. In zijn brief van 10 november 2004 berekent eiser het totaalbedrag van de niet door zijn verzekeraar vergoede ziektekosten op € 18.591,10.
2.4. Bij brief van 7 januari 2005 heeft verweerder aangegeven € 5.500,11 niet te beschouwen als aftrekbare kosten. Verweerder heeft aan eiser zijn voornemen kenbaar gemaakt af te zullen wijken van de aangifte met een bedrag van € 5.129. Na door eiser verstrekte informatie heeft verweerder een bedrag van in totaal € 5.275,11 aan aftrekbare kosten niet geaccepteerd. Het betreft de volgende posten:
Body Basics € 823,50
Newe Ilan; respirator € 240,51
Health City fitness € 444
Brabants schoenenhuis € 184
Elektrische deken € 74,95
Kleding en beddengoed € 750
Rente lening ziektekosten € 2.758,75
----------------
Totaal niet geaccepteerd € 5.275
Aftrek ziektekosten
Ziektekosten specificatie € 18.591
Af: niet geaccepteerd € 5.275
---------------
Aftrekbare ziektekosten € 13.316
Drempel € 5.594
--------------
Aftrek: € 7.722
Geclaimd: € 12.626
--------------
Correctie: € 4.904
2.5. Met dagtekening 4 februari 2005 heeft verweerder de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.876.
2.6. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een verklaring van dr. F van 17 januari 2005, waarin, voor zover van belang, is vermeld dat:
“Op verzoek van E zag ik haar tijdens mijn verblijf in Holland tweemaal. Reden: insuline diabetes/hypertensie/metabole stoornissen/polyneuropathy/slaapstoornissen etc
Adviezen: voeding-adviezen en supplementen ter behandeling/voorkoming van bovenstaande kwalen en de complicaties die daarmee gepaard gingen of alsnog zich kunnen ontwikkelen.”
In het tot de gedingstukken behorende afschrift van de verklaring van dr. G van 13 september 2006 is vermeld:
“Hierbij deel ik u mede, dat ik patiënte terzijde heb gestaan met voedingsadviezen, w.o. supplementen, homeopatische preparaten. Patiënte lijdt aan polyneuropathie, een moeilijk in stelbare diabetes, hypertensie, maag en allerlei metabole klachten en slaapstoornissen. Ivm haar algemeen onwelvinden in de zomer, heb ik haar geadviseerd een soort airconditionapparaat uit te proberen.”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is de hoogte van de aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziekte.
3.2. Eiser is primair van mening dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan de door verweerder bij aanslagregeling geaccepteerde aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziekte. Subsidiair is eiser van mening dat hij vertrouwen heeft mogen ontlenen aan de brochure “Als u ziektekosten of andere buitengewone uitgaven heeft” van verweerder inzake ziektekosten (uitgave 2002) en dat hij op grond daarvan recht heeft op een hogere aftrek in verband met buitengewone uitgaven. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag.
3.3. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de correctie van de in aftrek gebrachte buitengewone uitgaven wegens ziektekosten ad € 4.904 juist is. Per kostenpost heeft verweerder aangegeven waarom deze niet in aanmerking komt voor aftrek. Voor elke kostenpost afzonderlijk dient aan de bewijslast voor aftrek te worden voldaan. Met betrekking tot het subsidiaire beroep van eiser op beginselen van behoorlijk bestuur heeft verweerder gesteld dat aan een informatieve brochure geen vertrouwen kan worden ontleend. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de bestreden uitspraak op bezwaar.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 6.16, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB 2001) zijn buitengewone uitgaven onder meer de uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige en zijn partner. Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiser voorgestane uitgaven wegens ziekte op eiser drukken.
4.2. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a en onderdeel d, van de Wet IB 2001, voor zover hier van belang, worden als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt de daarmee verband houdende:
a. uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer;
(...)
d. extra uitgaven voor kleding en beddengoed, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.
4.3. Ingevolge het tweede lid van het in 4.2. genoemde artikel wordt als hulpmiddel mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. In zijn arrest van 25 april 2001, nr. 36 029, BNB 2001/273, heeft de Hoge Raad aangegeven dat om als hulpmiddel te worden aangemerkt het middel een bijzondere hoedanigheid moet bezitten die meebrengt dat het alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, dan wel dat het naar zijn aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen.
Body Basics
4.4. Uit de stelling van eiser dat het bij deze post gaat om supplementen als visoliecapsules, leidt de rechtbank af dat het gaat om vrij verkrijgbare voedingssupplementen. Deze supplementen worden in beginsel niet als farmaceutische hulpmiddelen aangemerkt. Dit is slechts anders indien het middel deel uitmaakt van een op voorschrift van een arts te volgen dieet, of indien het voedingssupplement op voorschrift van een arts wordt gebruikt.
Onder verwijzing naar de onder 2.6. opgenomen verklaringen, stelt eiser dat Body Basics zijn voorgeschreven door de artsen dr. F en dr. G.
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze verklaringen niet het standpunt van eiser dat het hier zou gaan om voorgeschreven medicijnen. De verklaringen vermelden slechts welke adviezen de artsen hebben gegeven. Het betoog van eiser dat zijn echtgenote deze artsen heeft geconsulteerd en dat hun adviezen voorschriften zijn, kan niet tot een ander oordeel leiden, noch het betoog dat het middel in andere landen wel als geneesmiddel erkend zou zijn. Gelet op het feit dat bij de aangifte de maximale aftrek voor de huisapotheek al is benut, heeft verweerder heeft terecht een hogere aftrek inzake “Body Basics” geweigerd.
Newe Ilan
4.5. Met betrekking tot de kosten voor het middel Newe Ilan heeft eiser gesteld dat zijn echtgenote dit apparaat als hulpmiddel nodig heeft om normale lichaamsfuncties, zoals het goed op peil houden van de bloeddruk, te kunnen uitoefenen. Het apparaat geeft namelijk via elektroden op het lichaam informatie over de bloeddruk en geeft aanwijzingen op het gebied van de ademhaling door middel van een koptelefoon. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat een middel ter verlaging van de bloeddruk niet als een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, tweede lid, van de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. Een goede bloeddruk is in de visie van verweerder geen elementaire lichaamsfunctie. Gelet op het feit dat het apparaat geen lichaamsfunctie overneemt, maar enkel feedback geeft over enkele lichaamsfuncties van de gebruiker van het apparaat, waarna de gebruiker zelf zijn ademhaling dient aan te passen, beschouwt de rechtbank de Newe Ilan niet als een hulpmiddel in de zin van de Wet IB 2001. De aftrek is op juiste gronden geweigerd. Daarenboven is door eiser aangegeven dat het apparaat vrij verkrijgbaar is, op grond waarvan de rechtbank niet aannemelijk acht dat het apparaat hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt.
Health City Fitness
4.6. Met betrekking tot de kosten voor Health City Fitness heeft eiser gesteld dat het voor zijn echtgenote van vitaal belang is om te bewegen en dat het bewegen onder leiding van een therapeute plaatsvindt. Verweerder betwist dat het abonnement afwijkt van een gewoon sportabonnement. Kosten van sporten komen alleen voor aftrek in aanmerking als het sporten gebeurt op medisch voorschrift en onder medische begeleiding of toezicht, welke begeleiding en toezicht betrekking moeten hebben op de therapeutische activiteiten zelf. De rechtbank overweegt dat de kosten niet voor aftrek in aanmerking komen, nu deze kosten enkel de kosten van een abonnement betreffen en door eiser niet aannemelijk is gemaakt dat het sporten op medisch voorschrift en onder medische begeleiding plaatsvindt. Verweerder heeft terecht de aftrek geweigerd.
Brabants schoenenhuis
4.7. Met betrekking tot de kosten in verband met nieuwe schoenen voor zijn echtgenote heeft eiser aangevoerd dat de schoenen werden aangeschaft op advies van de revalidatiearts. Ter zitting heeft eiser verder aangevoerd dat het hierbij ging om gewone schoenen. Verweerder heeft gemotiveerd en onweersproken aangevoerd dat van enig voorschrift niet is gebleken, dat ook gezonde mensen regelmatig hun schoenen vernieuwen en dat genoemde schoenenzaak geen orthopedisch schoeisel verkoopt. De rechtbank is van oordeel dat er onder deze omstandigheden geen sprake is van uitgaven wegens ziekte, zodat aftrek van de kosten van schoenen terecht is geweigerd.
Elektrische deken
4.8. Eiser stelt dat zijn echtgenote op advies van de revalidatiearts een elektrische deken heeft aangeschaft. De elektrische deken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een hulpmiddel dat de zieke in staat stelt tot het uitoefenen van een normale lichaamsfunctie. Evenmin wordt een elektrische deken hoofdzakelijk door zieke mensen gebruikt, zodat naar het oordeel van de rechtbank het gelijk op dit punt aan verweerder is.
Kleding en beddengoed
4.9. Op grond van artikel 38 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 worden, voor zover hier van belang, uitgaven voor kleding en beddengoed aangemerkt als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit indien uit ziekte en invaliditeit van een persoon extra uitgaven voor kleding en beddengoed voortvloeien. Eiser heeft gesteld dat in verband met veranderingen in gewicht van zijn echtgenote zij extra uitgaven heeft gedaan voor kleding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt in hoeverre zijn echtgenote extra uitgaven heeft gedaan in vergelijking met een niet-ziek persoon die in dezelfde financiële omstandigheden verkeert. Een directe relatie tussen de uitgaven voor kleding en beddengoed en de ziekte van de echtgenote van eiser is niet aannemelijk geworden, zodat verweerder terecht de aftrek heeft geweigerd.
Rente lening ziektekosten
4.10. Eiser heeft voorts gesteld dat hij heeft moeten lenen om de ziektekosten van zijn echtgenote en zijn zoon te kunnen financieren. In een brief van 30 november 2004 van eiser aan verweerder schrijft eiser dat hij enkele leningen heeft moeten afsluiten. Van deze leningen moet 91,2% (en dienovereenkomstig de betaalde rente) volgens eiser worden toegerekend aan ziektekosten. Verweerder heeft betwist dat de lening enkel is aangegaan in verband met ziektekosten en stelt voorts dat de schuld per ultimo 2000 niet bekend is.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel I, onderdeel ASa, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 renten van schulden worden aangemerkt als buitengewone uitgaven, voor zover deze renten verband houden met schulden die op 31 december 2000 bestonden en zijn aangegaan ter bekostiging van uitgaven ter zake van ziekte of invaliditeit. Eiser heeft financiële overzichten 2002 overgelegd. Het betreft een overzicht ter zake van een hypothecaire lening en een overzicht betreffende een flexibel krediet. Eiser heeft de op beide leningen betaalde rente opgeteld en een percentage van 91,2% daarvan toegerekend aan ziektekosten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser door het enkel overleggen van vorengenoemde overzichten zijn stelling dat de lening is aangegaan ter bekostiging van uitgaven wegens ziekte onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft desgevraagd aangegeven dat hij niet meer kan laten zien voor welke ziektekosten deze leningen zijn aangegaan. Bovendien is niet komen vast te staan dat de schuld per ultimo 2000 ook al bestond. De door eiser opgevoerde uitgaven komen derhalve niet voor aftrek in aanmerking.
Vertrouwensbeginsel
4.11. Eiser heeft subsidiair een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Eiser stelt vertrouwen te hebben ontleend aan de door de Belastingdienst uitgegeven brochure “Als u ziektekosten of andere buitengewone uitgaven heeft”.Verweerder heeft hiertegenover aangevoerd dat aan een dergelijke, enkel informatieve brochure geen vertrouwen kan worden ontleend en dat eiser bovendien over voorgaande jaren (1995 tot en met 2001) geen aftrek wegens ziektekosten heeft geclaimd. Ten aanzien van dit beroep op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van de vraag of eiser daadwerkelijk het door hem gestelde vertrouwen aan de brochure heeft kunnen ontlenen, een algemene inlichting, zoals algemene informatie neergelegd in een folder, niet kan leiden tot een rechtens te beschermen vertrouwen, tenzij de belastingplichtige afgaande op die inlichting een handeling heeft verricht of nagelaten, ten gevolge waarvan hij niet alleen alsnog de verschuldigde belasting moet betalen, maar bovendien schade lijdt. Dergelijke schade is in het onderhavige geval gesteld noch gebleken. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.
Slotsom
4.12. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, mr. A. Roelvink - Verhoeff en mr. M.J. Leijdekker in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh - Vanherck, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.