Home

Rechtbank Haarlem, 22-05-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2093 BA5874, 06/5903

Rechtbank Haarlem, 22-05-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2093 BA5874, 06/5903

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
22 mei 2007
Datum publicatie
20 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA5874
Zaaknummer
06/5903

Inhoudsindicatie

GN-indeling kussentijk in 6307 90 99: Het wezenlijke karakter van de kussentijk, wordt gevormd door de functie ervan als - onmisbaar - onderdeel van een kussen. Niet gebleken is dat de kussentijk kan worden aangemerkt als een sloop. De tijk dient te worden beschouwd als een halffabrikaat van het kussen als gereed product. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de onderwerpelijke tijk gelijk is aan het product in Verordening (EG) 1020/2003.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/5903

Uitspraakdatum: 22 mei 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

Gemachtigde: A

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft met dagtekening 7 februari 2006 aan eiseres een bindende tariefinlichting met referentie NL RTD-2006-000 (BTI 000) afgegeven, waarbij het desbetreffende goed in post 6302 32 90 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) is ingedeeld.

Eiseres heeft namens B B.V. te Q (B) tegen deze BTI een bezwaarschrift ingediend, dat op 3 maart 2006 door verweerder is ontvangen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 april 2006 het bezwaar gegrond verklaard, de goederencode nader vastgesteld op 6302 31 00 en medegedeeld dat BTI 000 zou worden ingetrokken.

Bij brief van 5 april 2006 verstrekte verweerder eiseres een bindende tariefinlichting met dagtekening 7 februari 2006 en referentie NL RTD-2006-001 (BTI 001), waarbij het desbetreffende goed in post 6302 31 00 van de GN is ingedeeld.

Eiseres heeft tegen de uitspraak van 4 april 2006 bij brief van 15 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2007. Het beroep is behandeld tegelijk met de zaak 06/5955. Verschenen zijn de gemachtigde van eiseres, tot bijstand vergezeld van C en D. Namens verweerder is verschenen E. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In de aanvraag voor de BTI heeft eiseres in onderdeel ‘7. Beoogde indeling’ nomenclatuurcode 6307 90 99 vermeld. In onderdeel ‘8. Omschrijving van de goederen’ is vermeld: ‘een niet regelmatig te wassen kussentijk van weefsel van katoen met een open zijde voorzien van rits. Kussentijk wordt afgevuld met een polyester vulling’.

2.2. In afwijking van de aanvraag is het goed in BTI 000 ingedeeld in post 6302 32 90. In onderdeel ‘7 Omschrijving van het goed’ is vermeld:

“Een eenkleurige hoes, geschikt om te worden gewassen, van weefsel van katoen met afmetingen van ongeveer 70x59 cm. De hoes heeft een opening van ongeveer 20 cm, voorzien van een ritssluiting, voor het vullen met veren, dons of ander materiaal, tot een kussen.”

2.3. In BTI 001 is het goed ingedeeld in post 6302 31 00. De omschrijving van het goed is identiek aan de hiervoor onder 2.2. opgenomen omschrijving in BTI 000.

3. Geschil

In geschil is of het onderhavige goed onder post 6302 31 00, dan wel onder post 6307 90 99 van de GN moet worden ingedeeld.

4. Van toepassing zijnde posten van de GN en de GS-toelichting op 63.02

Hoofdstuk 63. Andere geconfectioneerde artikelen van textiel (...)

Aantekeningen

1. Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel.

(...)

I. Andere geconfectioneerde artikelen van textiel.

(...)

63.02 Tafel-, bedden- en huishoudlinnen:

(...)

6302 3100 - - van katoen

(...)

63.07 Andere geconfectioneerde artikelen (...)

(...)

6307 90 - andere:

6307 90 10 - - van brei- of haakwerk

- - andere:

6307 90 91 - - - van vilt

6307 90 99 - - - andere

GS-toelichting op 63.02:

Met linnen of linnengoed worden bedoeld artikelen gewoonlijk gemaakt van katoen of van linnen (...) en die regelmatig gewassen worden. Men heeft tafellinnen, beddenlinnen en huishoudlinnen waaronder toiletlinnen, keukenlinnen en linnen voor dergelijk gebruik. Het omvat:

1. beddenlinnen. Hiertoe behoren onder meer lakens, kussenslopen en overtrekken voor peluws, voor dekbedden en voor matrassen; (...).

5. Standpunten van partijen

5.1. Eiseres stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat de tijk dient te worden aangemerkt als een onmisbaar deel van een kussen: te zamen met de vulling vormt dit het eindproduct kussen. Bij gebruik van het kussen wordt een kussensloop aangebracht. Een tijk als de onderhavige is geen kussensloop.

In de GS-toelichting op GN-post 63.02 worden kussenslopen als beddenlinnen gekwalificeerd. Kussentijken als zodanig worden daarin genoemd noch bedoeld en kunnen daarom niet als beddenlinnen worden aangemerkt.

In Verordening (EG) nr. 1020/2003 is sprake van een eenkleurige hoes die wordt aangeduid als kussensloop. Uit de omschrijving en de motivering in deze Verordening kan niet worden afgeleid dat die hoes gelijksoortig is aan de onderwerpelijke tijk.

Om prijstechnische redenen worden de tijken in China van ritssluitingen voorzien. De aanwezigheid daarvan biedt de mogelijkheid de tijken na invoer te vullen en vervolgens te sluiten, hetgeen kostenbesparend is. Voorts kan de consument het kussen desgewenst bijvullen of een gedeelte van de vulling eruit halen.

In tegenstelling tot hetgeen in het verweerschrift is vermeld, wordt de vulling niet eerst in een omhulsel gedaan voordat zij in de tijk wordt gestopt.

Nu de tijk een onderdeel van een kussen vormt dat niet met name in post 63.02 wordt genoemd noch daaronder wordt begrepen, kan hij slechts onder post 63.07 worden ingedeeld.

5.2. Verweerder stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat volgens de GS-toelichting op post 63.02 één van de criteria voor indeling van een goed als beddenlinnen is dat het regelmatig wordt gewassen. Het objectieve criterium is daarom is het feit of het desbetreffende product geschikt is om regelmatig te worden gewassen. Uit Verordening (EG) nr. 1966/94, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 705/2005 blijkt dat onder beddenlinnen ook een ‘tijk’ kan vallen. Ook uit Verordening (EG) nr. 1020/2003 blijkt dat de onderhavige hoes onder post 63023100 moet worden ingedeeld. Het artikel in de laatste verordening is immers, evenals de in het geding zijnde hoes, voorzien van een ritssluiting en moet worden gevuld, waardoor een kussen ontstaat.

De onderhavige tijk is voorzien van een ritssluiting. Daardoor is het mogelijk de vulling eruit te halen en de hoes vervolgens te wassen. Indien een hoes is dichtgenaaid, kan de vulling niet worden verwijderd, zodat de hoes niet afzonderlijk kan worden gewassen.

Het feit dat ook nog een kussensloop wordt gebruikt, doet niet daaraan af. Ook in dat geval wordt de tijk vuil en zal hij met enige regelmaat worden gewassen.

5.3. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Volgens vaste rechtspraak zijn de door de Commissie voor de GN en door de Internationale Douaneraad voor het Geharmoniseerd Systeem uitgewerkte toelichtingen op de GN, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

6.2. Voor de onderwerpelijke kussentijk ontbreekt een specifieke tariefpost. Op grond van hetgeen onder de feiten is opgenomen en hetgeen door partijen in de stukken van het geding en ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de objectieve kenmerken en eigenschappen, en daarmee wezenlijke karakter van de kussentijk, worden gevormd door de functie ervan als - onmisbaar - onderdeel van een kussen. Niet gebleken is dat de kussentijk kan worden aangemerkt als een sloop. Zonder een sloop zou een kussen immers nog wel kunnen functioneren, maar zonder een omhulsel als de onderhavige kussentijk kan geen sprake zijn van een als zodanig te gebruiken kussen. De tijk dient te worden beschouwd als een halffabrikaat van het kussen als gereed product.

6.3. Aan het onder 6.2. overwogene doet niet af de stelling van verweerder dat een objectief criterium van het product de geschiktheid is om te worden gewassen. Allereerst niet omdat verweerder hiermee een onjuist criterium aanlegt. Immers de toelichting vermeldt dat met linnen of linnengoed bedoeld worden artikelen die regelmatig worden gewassen, waarmee het al dan niet gebruikelijk zijn om te worden gewassen als criterium wordt aangelegd en niet de geschiktheid daartoe. Hoewel de geschiktheid van een product om te worden gewassen wel een voorwaarde is om het regelmatig te kunnen wassen, wordt daarmee deze geschiktheid niet zelf een objectief criterium voor de indeling in de GN. Verweerder heeft voorts geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat het product regelmatig wordt gewassen. De rechtbank acht in dit kader voldoende aannemelijk gemaakt dat de al dan niet wasbaarheid – wat daarvan ook zij - in het onderhavige geval afhangt van de hoedanigheid van de vulling van de tijk en niet kan worden gerelateerd aan de aanwezigheid van een ritssluiting in het product. De rechtbank acht in dit kader aannemelijk de ter zitting namens eiseres gegeven - en overigens niet door verweerder weersproken - verklaring omtrent de aanwezigheid van de ritssluiting, inhoudende dat het inzetten van een ritssluiting in de tijk in China goedkoper is dan het openlaten van de tijk en deze in na invoer in de Gemeenschap laten vullen en dichtstikken.

6.4. Verweerder doet voorts een beroep op toepassing van Verordening (EG) 1020/2003 van de Commissie van 13 juni 2003, Pb. nr. L 147 van 14 juni 2003. In dit kader acht de rechtbank tegenover de gemotiveerde betwisting door eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de onderwerpelijke tijk gelijk is aan het product in deze Verordening.

6.5. Op grond van het hiervoor overwogene dient de tijk te worden ingedeeld in post 6307 90 99 van de GN. Het beroep is derhalve gegrond.

7. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behande-ling van en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

8. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt BTI 001;

- stelt vast dat de goederen moeten worden ingedeeld onder post 6307 90 99 van de GN;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. E. Polak en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.