Home

Rechtbank Haarlem, 22-05-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1490 BA6368, 06/1828

Rechtbank Haarlem, 22-05-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1490 BA6368, 06/1828

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
22 mei 2007
Datum publicatie
4 juli 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6368
Zaaknummer
06/1828

Inhoudsindicatie

Douane; indeling: Door het voor 70% chloreren van paraffine ontstaat een goed met een brandwerende eigenschap, een zogenoemde brandvertrager, terwijl niet-gechloreerde paraffine juist brandbaar is. Het product dient te worden aangemerkt als gechloreerde paraffine en kan niet als andere paraffine als bedoeld in post 2712 90 99 90 worden ingedeeld. Verweerder heeft het product terecht ingedeeld onder post 3824 9099 99 2501 van het GDT. Overleg met de Duitse douaneautoriteiten betreft niet een actieve gedraging van de tot navordering bevoegde autoriteiten. Derhalve is er geen sprake van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf als bedoeld in artikel 220, lid 2 onderdeel b, CDW.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/1828

Uitspraakdatum: 22 mei 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: A.

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft eiseres uitgenodigd tot betaling van € 35.252,75 douanerechten bij uitnodiging tot betaling (UTB) met dagtekening 8 juni 2005.

Eiseres heeft tegen deze UTB bij brief van 18 juli 2005 een bezwaarschrift ingediend, welk bezwaarschrift op 19 juli 2005 door verweerder is ontvangen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2005 de UTB gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 24 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 25 januari 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting bij brief van 26 september 2005 een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.

Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder op 28 maart 2007 kopieën gezonden van aangifte xxx, van invoice RS040801, van oorsprongscertificaat xxx en van een handgeschreven briefje van 2 november 2004 van eiseres. Eiseres heeft hiervan afschriften verkregen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2007 te Haarlem.

Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is verschenen B, tot bijstand vergezeld van C, werkzaam bij het douanelaboratorium.

Het beroep is met toestemming van partijen tegelijkertijd met de zaak 06/1827 behandeld.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In de periode 29 november 2002 tot en met 7 september 2004 heeft eiseres aangiften voor het vrije verkeer van de Gemeenschap gedaan van goederen, door haar omschreven als: “paraffine (chlorinated paraffin 70)”. Eiseres heeft de goederen ingedeeld in post 2712 9099 90 0000 van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT), zijnde andere paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie.

2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat het Hauptzollamt Hamburg-Freihafen op 5 oktober 2001 een fax heeft geretourneerd van de importeur (D GmbH) van het in het geding zijnde product, met daaraan gehecht een lijst met producten en tariefindelingen. Het faxbericht vermeldt een stempel van het Hauptzollamt Hamburg-Freihafen met daarop de tekst: “Die Auskunft ist unverbindlich”. Op de bij het faxbericht behorende lijst komt onder meer voor:

“(...)

Produkt CAS-Nr. Zolltariff-Nr. Zollsatz ex V.R. China in %

(...)

Chlorinated Paraffin 2712 9099 900 2,2 / Form A frei ?

(...)”

2.3. Tot de stukken van het geding behoort een brief van het Douane Laboratorium met dagtekening 13 juli 2004, met daarin vermeld het advies om de goederen in te delen in post 3824.9099. De brief vermeldt voor zover relevant:

“(...)

Onderzocht product: Chlorinated paraffin 70 (...)

Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur: Paraffine van post 2712 wordt omschreven als een mengsel van koolwaterstoffen en wordt gewonnen uit distillatieresten (GS toelichting B post 2712).

Het product chloorparaffine is mogelijk van oorsprong een paraffine welke een chemische bewerking (chlorering) heeft ondergaan. Echter paraffinen welke bestemd zijn om een aangewezen behandeling te ondergaan of bestemd zijn om chemisch te worden behandeld (post 2712.9031 en 2712.9033) worden vóór behandeling / verwerking in deze tariefpost ingedeeld.

Na de behandeling zijn de chemische / fysische eigenschappen dusdanig veranderd dat het product niet meer onder post 2712 is in te delen. Het product is geen koolwaterstof en voldoet niet aan de fysische eigenschappen van paraffine (GN toelichting 2710).

Het product kan niet als was van post 3404 aangemerkt worden, omdat niet voldaan wordt aan de criteria van was zoals genoemd in de GS toelichting op post 3404. (...)”

2.4. Tot de stukken van het geding behoren onder meer:

2.4.1. Een factuur (“Invoice”), genummerd RS040601, met datum 29 juni 2004 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 00.

2.4.2. Een factuur (“Invoice”), genummerd RS040401, met datum 7 mei 2004 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 01.

2.4.3. Een factuur (“Invoice”), genummerd RS040701, met datum 26 juli 2004 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 02.

2.4.4. Een factuur (“Invoice”), genummerd 2003GR002, met datum 12 december 2003 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 03.

2.4.5. Een factuur (“Invoice”), genummerd 2003GR003, met datum 20 december 2003 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 04.

2.4.6. Een factuur (“Invoice”), genummerd 2003GR001, met datum 27 november 2003 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 05.

2.4.7. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103S02576X, met datum 14 november 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 06.

2.4.8. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103S02569X, met datum 19 oktober 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 07.

2.4.9. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103S02565X, met datum 29 september 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 08.

2.4.10. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103S02553X, met datum 25 augustus 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 09.

2.4.11. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103S02548X, met datum 7 augustus 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 10.

2.4.12. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05515X, met datum 10 mei 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 11.

2.4.13. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05514X, met datum 10 mei 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 12.

2.4.14. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05513X, met datum 30 maart 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 13.

2.4.15. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05509X, met datum 18 februari 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 14.

2.4.16. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05508X, met datum 18 februari 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 15.

2.4.17. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81103H05507X, met datum 15 januari 2003 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 16.

2.4.18. Een factuur ( “Invoice”), genummerd 81102H05918X, met datum 23 oktober 2002 van F Inc. te Dalian, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”. Deze factuur is opgenomen bij de aangifte 17.

2.5. Tot de stukken van het geding behoort voorts een brief van E Ltd. te Beijing, met dagtekening 9 februari 2004, waarin onder meer het volgende is vermeld:

“We herewith confirm having changed the production process and the recipe/ formulation of the production of chlorinated paraffin with immediate effect.

In particular the portion of paraffin has been decreased.

From our various tests and the result of customers at their laboratories we understood that the material is applicable.

In order to avoid confusion we are leaving the analysis unchanged and hope that you can agree to above content.”

2.6. Op 2 november 2004 heeft eiseres aangifte gedaan, onder nummer 18 en heeft ditmaal GN code 3824 9099 99 aangegeven. Tot de stukken van het geding behoort een bij deze aangifte behorende factuur (“Invoice”), genummerd RS040801, met datum 22 september 2004 van E Ltd. te Beijing, betreffende Chlorinated Paraffin 70, met daarop als specificatie onder meer vermeld: “CL-content 68-72%”.

2.7. Verweerder heeft in het kader van artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (CDW) op 11 januari en 22 april 2005 een controle na invoer (CNI) uitgevoerd bij eiseres, waarbij onderzoek is gedaan naar de juistheid van de toegepaste goederencodes in het GDT. Onder 2.4. van het controlerapport dat naar aanleiding van de CNI is opgemaakt, is als volgt vermeld:

“2.4 D GmbH & Co. KG (hierna D)

2.4.1 Aangiften genoemd in bijlage 1, nrs 51 t/m 63

In opdracht van D heeft (...) (eiseres) deze aangiften ten invoer gedaan. De goederen zijn in deze aangiften aangegeven met de omschrijving Paraffine (Chlorinated Parrafin 70) en goederencode 2712 9099 90.

2.4.1.1 Bevindingen

In de bij de aangiften behorende facturen van F Inc. aan D zijn de goederen omschreven als Chlorinated Parrafin 70.

In deze facturen komt steeds een specificatie voor waaraan het product moet voldoen t.w.:

CL-Content : 68-72 percent

Moisture : max. 0,5 percent

Softening Point : min. 95 deg. C

CCL4-Content : max. 0,1 percent

Mesh Size : 20-40, 100 percent through Thermal Stability

Coefficient : max. 0,3 percent

Lodine Color : max. 300 ppm

Appearance : white, slightly yellowish powder

Bovenstaande specificatie komt ook voor in de factuur behorende bij aangifte IM4 19. De in deze partij aangegeven partij Chlorinated Paraffin 70 is door het aangiftepunt G invoer destijds daadwerkelijk opgenomen. Er is een monsteronderzoek ingesteld en vervolgens op verzoek van (...) (eiseres) een heronderzoek. Het douanelaboratorium gaf naar aanleiding van het monsteronderzoek het advies de goederen in te delen met goederencode 3901 9090 97. Na het heronderzoek werd als advies gegeven de goederencode 3824 9099 99 en aanvullende code 2501. De gegeven adviesgoederencode na het heronderzoek is door het aangiftepunt G overgenomen. Het bezwaar wat (...) (eiseres) tegen deze indeling heeft gemaakt is afgewezen.”

(...)

2.4.2 Aangiften genoemd in bijlage 1, nrs 64 t/m 69

In opdracht van D heeft (...) (eiseres) deze aangiften ten invoer gedaan. De goederen zijn in deze aangiften aangegeven met de omschrijving Paraffine (Chlorinated Paraffin 70) en goederencode 2712 9099 90.

2.4.2.1. Bevindingen

In de bij de aangifte behorende facturen van E Ltd. aan D zijn de goederen omschreven als Chlorinated Paraffin 70.

In deze facturen komt steeds een specificatie voor waaraan het product moet doen t.w.:

CL-Content : 68-72 percent

Moisture : max. 0,5 percent

Softening Point : min. 95 deg. C

CCL4-Content : max. 0,1 percent

Mesh Size : 20-40, 100 percent through Thermal Stability

Coefficient : max. 0,3 percent

Lodine Color : max. 300 ppm

Appearence : white, slightly yellowish powder

Bovenstaande specificatie komt ook voor in de factuur behorende bij aangifte IM4 19 (...).”

2.8. Bij uitnodiging tot betaling van 11 maart 2005 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat op grond van een heronderzoek onder nummer xxx door het Douane Laboratorium verweerder zich op het standpunt stelt dat de juiste goederencode 3824 9099 99 2501 had moeten zijn. Het bij deze goederencode behorende bedrag aan douanerechten is nagevorderd. De desbetreffende UTB is in geschil in procedure 06/1827.

3. Geschil

In geschil is of de UTB terecht is opgelegd. In dat kader is tussen partijen in geschil of op basis van één monsteronderzoek dat betrekking heeft op één product, nagevorderd kan worden over goederen die op andere tijdstippen voor het vrije verkeer zijn aangegeven. Voorts is in geschil of de litigieuze goederen worden ingedeeld onder post GN-post 3824 9099 99 2501, zoals verweerder bepleit, dan wel onder post 2712 9099 90 0000, zoals eiseres voorstaat. Tevens is in geschil of verweerder met het opleggen van de uitnodiging tot betaling in strijd met artikel 220, tweede lid, onder b, van het CDW heeft gehandeld.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en naar de pleitnota’s. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De in geschil zijnde tariefposten in het GDT luiden, voor zover hier van belang, als volgt:

“2712 Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, “slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd

-2712 10 - vaseline

-2712 20 - paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie

-2712 90 -andere

--2712 9031 --andere

---2712 9091 ---andere

----2712 9099 ----andere

-----2712 90 99 90 -----andere

en

3824 Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen:

-3824 10 -bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen

-3824 20 -nafteenzuren, niet in water oplosbare zouten van nafteenzuren en esters van nafteenzuren

-3824 30 -niet-gesinterde metaalcarbiden, onderling vermengd of vermengd met bindmiddelen van metaal

-3824 40 -bereide toevoegingsmiddelen voor cement, voor mortel of voor beton

-3824 50 -mortel en beton, niet vuurvast

-3824 60 -sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44

-3824 71 -mengsels bevattende perhalogeenderivaten van acyclische koolwaterstoffen met twee of meer verschillende halogenen

-3824 90 -andere”

5.2. Tussen partijen staat vast dat verweerder van de in de CNI betrokken aangiften geen opneming of bemonstering van de ingevoerde producten heeft uitgevoerd. De rechtbank neemt in overweging dat ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 19 november 2004, nr. 39.100, gepubliceerd in DR 2005/14, elke aangifte op zichzelf staat en als zodanig beoordeeld moet worden. Hiertegenover kan worden aangenomen dat indien vrijwel identieke goederen worden ingevoerd, het monsteronderzoek niet steeds herhaald behoeft te worden.

5.3. Verweerder heeft afdoende aangetoond dat het in 2.3 vermelde monsteronderzoek eveneens ziet op de litigieuze aangiften. Verweerder heeft in dat kader doen blijken dat steeds sprake is geweest van een zelfde product. Uit de gedetailleerde en identieke omschrijvingen van het product in het monsteronderzoek blijkt dat het gaat om vrijwel identieke producten als de producten die thans in het geding zijn en zoals deze zijn gespecificeerd blijkens de bij de aangiften behorende gegevens, zoals in het bijzonder vermeld in de onderdelen 2.4.1 tot en met 2.4.18. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het monsteronderzoek voldoende representatief is om mede te dienen als bewijs voor indeling in onderhavige zaak.

5.4. Dit oordeel is niet anders voor de twee in het geding zijnde invoeraangiften gedaan na 9 februari 2004, de datum waarop blijkens de onder 2.5. genoemde brief, de samenstelling van het product zou zijn gewijzigd. Uit deze brief blijkt immers dat het aandeel paraffine in het product juist enigszins wordt verminderd, zodat aangenomen moet worden dat - zo de wijziging al van invloed zou zijn op de samenstelling van het product – dit de door de verweerder voorgestane uitsluiting van het product onder 2712 90 99 90 (andere paraffine, bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie) niet anders maakt.

5.5. Gelet op de omschrijving van het product en het door het douanelaboratorium uitgevoerde monsteronderzoek alsmede de door verweerder ter zitting gegeven en namens eiseres niet bestreden beschrijving van het product, acht de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake is van paraffine zoals door eiseres gesteld. De rechtbank acht aannemelijk dat door het voor 70% chloreren van paraffine een goed ontstaat met een brandwerende eigenschap, een zogenoemde brandvertrager, terwijl niet-gechloreerde paraffine juist brandbaar is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder onweersproken gesteld heeft dat paraffine ook met een chlorering in een hoeveelheid van 20-70% verkrijgbaar is als stof met brandwerende eigenschap, zodat de chlorering van 68-72%, zoals in casu, in ieder geval tot de brandwerende eigenschap van het product leidt. Naar het oordeel van de rechtbank dient het product als omschreven in de onderdelen 2.4.1. tot en met 2.4.18, te worden aangemerkt als gechloreerde paraffine, en kan dit product niet als andere paraffine als bedoeld in post 2712 90 99 90 worden ingedeeld.

5.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat op grond van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur, het product door verweerder terecht is ingedeeld onder post 3824 9099 99 2501 van het GDT.

5.7. Voorts is de vraag aan de orde of verweerder in strijd met artikel 220 van het CDW heeft gehandeld. Op grond van artikel 220, eerste lid, van het CDW dienen de niet geheven douanerechten te worden nagevorderd, tenzij navordering op grond van artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW achterwege dient te blijven. Eiseres heeft gesteld dat door de Duitse douaneautoriteiten met het verzenden met het onder 2.2 vermelde faxbericht een actieve handeling als bedoeld in artikel 220, lid 2, onderdeel b, van het CDW is verricht en aldus het vertrouwen is gewekt dat de aangegeven goederencode juist is. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ EG beoogt het voorschrift van artikel 220, lid 2, sub b, van het CDW de bescherming van het gewettigd vertrouwen van de douaneschuldenaar in de juistheid van alle factoren die een rol spelen bij het besluit om al dan niet tot navordering van douanerechten over te gaan. Op grond van voornoemde bepaling wordt niet overgegaan tot boeking achteraf van invoerrechten en uitnodiging tot betaling (tezamen aangeduid als navordering) indien de volgende drie cumulatieve voorwaarden zijn vervuld: het niet heffen van de rechten is te wijten aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf, de vergissing is van dien aard dat zij door een douaneschuldenaar die te goeder trouw is redelijkerwijze niet kon worden ontdekt; en de douaneschuldenaar heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte voldaan.

Uit het arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 1991, C-348/89, volgt dat, vergissingen inzake de uitlegging of de toepassing van de voorschriften betreffende de rechten bij invoer of bij uitvoer, die de belastingschuldige niet redelijkerwijze kon ontdekken, alle vergissingen omvatten, wanneer zij het gevolg zijn van een actieve gedraging, hetzij van de tot navordering bevoegde autoriteiten, hetzij van de autoriteiten van de lid-staat van uitvoer. Nu er slechts sprake is geweest van overleg als vermeld in 2.2 met de Duitse douaneautoriteiten, dit niet een actieve gedraging van de tot navordering bevoegde autoriteiten (verweerder) betreft, is er in deze zaak geen sprake van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf als bedoeld in artikel 220, lid 2 onderdeel b, CDW.

5.8. Op grond van het onder 5.6. en 5.7. overwogene dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.