Home

Rechtbank Haarlem, 19-04-2007, BB0973, 06/1103

Rechtbank Haarlem, 19-04-2007, BB0973, 06/1103

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
19 april 2007
Datum publicatie
14 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB0973
Zaaknummer
06/1103

Inhoudsindicatie

Eiser heeft niet voldaan aan de administratieplicht. Gelet op het veelvuldige kasverkeer van belanghebbende had hij X-afslagen en Z-afslagen en het kladkasboek als essentieel onderdeel van de administratie dienen te bewaren om de controle daarop inzichtelijk te maken. Derhalve terecht omkering bewijslast. Geen redelike schatting gezien karakter van café.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 06/1103

Proces verbaal mondelinge uitspraak - uitspraakdatum: 19 april 2007

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

Zitting

Bij het onderzoek ter zitting van 5 april 2007 te Haarlem is verschenen de gemachtigde van eiser A, en namens verweerder B.

Geschilomschrijving

In geschil is de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aan eiser opgelegde navorderings¬aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2001.

Ter zitting heeft gemachtigde, na de toezegging van verweerder dat hij deze navorderings¬aanslag op overeenkomstige wijze ambtshalve zal verminderen indien eiser ten aanzien van de onderhavige navorderingsaanslag (in hoogste dan wel laatste ressort) geheel of gedeelte¬lijk in het gelijk zal worden gesteld, het beroep tegen de navorderingsaanslag WAZ 2001, rolnummer 06/1104 ingetrokken.

Gronden

1. Naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek is aan eiser bovengenoemde navorde¬ringsaanslag opgelegd, waarbij de aangegeven winst met een bedrag van € 47.376 is verhoogd. Gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslag is een boete van 25% opgelegd, welke in de bestreden uitspraak is teruggebracht tot 12,5% van de nagevorderde belasting en premie.

2. In de onderneming van eiser, een buurtcafé in Z, vindt zeer veel kasverkeer plaats omdat vrijwel alle betalingen van klanten contant worden verricht en tevens veel betalingen van eiser (zoals loonbetalingen en inkopen) alsmede privé-opnamen contant worden gedaan.

Dagelijks worden met behulp van de kassa meerdere X-afslagen en voorts een Z-afslag gemaakt. Daarnaast worden inkomsten en uitgaven in het door eiser gehanteerde kladkasboek genoteerd.

Maandelijks wordt door de dochter van eiser, met behulp van het kladkasboek, een kasstaat opgemaakt die wordt gehanteerd bij het opstellen van de jaarrekening en de in te dienen belastingaangifte.

3. Eiser heeft, zo is tussen partijen niet in geschil, in het onderhavige jaar de X-afslagen en Z-afslagen van de in zijn café gebruikte kassa, niet bewaard. Evenmin is het kladkasboek bewaard gebleven.

4. Door de X-afslagen, Z-afslagen en het kladkasboek niet te bewaren heeft eiser niet voldaan aan de op hem rustende verplichting, op grond van artikel 52, eerste en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), om zijn administratie inclusief de daarbij primaire bescheiden gedurende zeven jaar te bewaren.

De rechtbank merkt daarbij op dat, gelet op de omvang van het kasverkeer in de onderneming van eiser, de door hem niet bewaarde primaire bescheiden niet alleen een essentieel onderdeel zijn van zijn eigen administratie maar tevens noodzakelijk zijn om een controle door de belastingdienst mogelijk te maken. Door bedoelde bescheiden niet te bewaren heeft eiser daarom tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 52, zesde lid, van de AWR.

5. Nu eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting op grond van artikel 52 van de AWR zal de rechtbank, overeenkomstig artikel 27e van de AWR, het beroep ongegrond verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.

6. De rechtbank stelt voorop dat, ook indien de bewijslast op grond van artikel 27e van de AWR wordt verschoven naar eiser en vervolgens wordt verzwaard, verweerder dient uit te gaan van een redelijke schatting van de bij eiser in aanmerking te nemen winst.

7. Het naar aanleiding van het boekenonderzoek opgestelde controlerapport kan in beginsel dienen voor het opstellen van deze redelijke schatting.

Echter, door vast te houden aan het door eiser bij aanvang van de controle genoemde getal van 35 glazen per dag voor weggeef en eigen gebruik, kan de in het rapport gemaakte berekening niet dienen als basis voor de door verweerder te maken redelijke schatting. De rechtbank volgt gemachtigde in zijn gemotiveerde stelling - daarin door verweerder onvoldoende bestreden - onder verwijzing naar het bijzondere karakter van het buurtcafé waarbij relatief veel wordt weggegeven aan klanten, het geen rekening houden met breuk en omvallen van glazen en een in 2001 opgetreden lekkage, dat het aantal glazen dat per dag moet worden toegerekend aan eigen gebruik, weggeef, breuk, omvallen en ander verlies, meer is dan het door verweerder gehanteerde getal van 35 glazen per dag.

Hetzelfde heeft te gelden voor het door verweerder gehanteerde brutowinstpercentage. In beginsel kan verweerder uitgaan, zeker nu tussen partijen niet in geschil is dat bij eiser sprake is van een relatief laag brutowinstpercentage, van een hoger brutowinstpercentage dan door eiser is verantwoord. Echter, de rechtbank volgt gemachtigde in zijn gemotiveerde stelling - daarin door verweerder onvoldoende bestreden - onder verwijzing naar een berekening op basis van een gewogen brutowinst¬percen¬tage (met in de weging mede betrokken het relatief lage brutowinstpercen¬tage van jenever en wijn dat in het café van eiser relatief veel wordt geschonken) en het ‘ruim’ schenken in een buurtcafé als dat van eiser, dat dit percentage op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Door vast te houden aan een brutowinstpercenta¬ge van 260% (zeker nu verweerder in de bezwaarfase al heeft voorgesteld om dit percentage te verlagen naar 200% uit welk voorstel de rechtbank afleidt dat ook verweerder het eerder ingenomen standpunt van 260% in wezen al heeft verlaten) kan ook op deze grond de in het rapport gemaakte berekening niet dienen als basis voor de door verweerder te maken redelijke schatting.

8. Gelet op het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet op alle onderdelen is uitgegaan van juiste uitgangspunten en aannames en derhalve de door verweerder gemaakte berekening niet in volle omvang als een redelijke schatting kan dienen.

Anderzijds is evenmin sprake van een volstrekt willekeurige schatting waardoor de berekening geheel ter zijde zou moeten worden gesteld.

De rechtbank ziet alsdan aanleiding de schatting van verweerder in stand te laten, na correctie ten aanzien van het aantal glazen voor eigen gebruik, weggeef, breuk, omvallen en ander verlies (waarbij de rechtbank uitgaat van 20 glazen méér dan door verweerder gehanteerd) en een correctie ten aanzien van het gehanteerde brutowinstpercentage (waarbij de rechtbank aansluit bij het in een eerdere fase door verweerder gedane voorstel van 200%). Toepassing van beide correcties leidt tot een verlaging (na afronding) met € 20.000 van de door verweerder aangebrachte bijtelling bij de winst. Het verzamelinkomen wordt alsdan als volgt vastgesteld:

Eerder vastgesteld verzamelinkomen € 14.962

Verhoging van de winst +/+ € 27.376

Minder zelfstandigenaftrek -/- € 402

Verzamelinkomen € 41.936

9. Hetgeen overigens nog door gemachtigde is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Zo is eiser niet geslaagd in de op hem rustende zware bewijslast, te doen blijken dat het aantal glazen per dag dat moet worden toegerekend aan eigen gebruik, weggeef, breuk, omvallen en ander verlies op een hoger getal moet worden vastgesteld dan hierboven aangegeven. Evenmin is eiser geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat een andere splitsingsmethode voor de omzet moet worden gehanteerd dan door hemzelf voor de omzetbelasting is gehanteerd en waardoor zou moeten worden uitgegaan van een lager brutowinstpercentage dan hierboven door de rechtbank is vastgesteld.

10. De opgelegde boete van 12,5% acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden, op zichzelf passend en geboden.

Gelet op de financiële situatie waarin eiser verkeert, zoals geschetst door gemachtigde ter zitting en in de van hem afkomstige stukken, ziet de rechtbank echter aanleiding deze boete te matigen tot 10% van de nagevorderde belasting en premie volksverzekeringen.

11. Het beroep is gegrond.

Proceskosten

Eisers proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 644 (proceshandeling twee punten maal € 322 maal gewicht 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van verweerder;

- vermindert de navorderingsaanslag tot een berekend naar een verzamelinkomen van € 41.936;

- verlaagt de boete tot 10% van de na te vorderen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen;

- gelast dat de Staat aan eiser vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 38;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs Van Amsterdam, voorzitter, Van Rijn en Tulp, rechters. De beslissing is op 19 april 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.