Home

Rechtbank Haarlem, 01-06-2007, BB2558, 05/5259, 05/5260, 05/5261, 05/5262, 05/5263, 05/5264, 05/5265

Rechtbank Haarlem, 01-06-2007, BB2558, 05/5259, 05/5260, 05/5261, 05/5262, 05/5263, 05/5264, 05/5265

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 juni 2007
Datum publicatie
24 september 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2558
Zaaknummer
05/5259, 05/5260, 05/5261, 05/5262, 05/5263, 05/5264, 05/5265

Inhoudsindicatie

De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiser op grond van de aandeelhoudersrelatie met zijn BV voordelen heeft laten ontgaan in die zin dat sprake zou zijn van een onttrekking van de eenmanszaak van eiser aan de BV. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 05/5259, 05/5260, 05/5261, 05/5262, 05/5263, 05/5264 en 05/5265

Uitspraakdatum: 1 juni 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan eiser zijn de navolgende belastingaanslagen opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslagen zijn voor de daar achter vermelde bedragen boetebeschikkingen ten name van eiser genomen.

Belastingaanslag Belastbaar inkomen / premie-grondslag Boete

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting/ ƒ 172.514 ƒ 42.974

premie volksverzekeringen (IB/PVV)

voor 2000

Navorderingsaanslag premie ƒ 55.000 ƒ 2.420

arbeidsongeschiktheidsverzekering

zelfstandigen (WAZ) 2000

Navorderingsaanslag premie ƒ 41.200 ƒ 1.638

ziekenfondswet 2000

Aanslag IB/PVV voor 2001 € 77.300 (box 1) € 15.673

-/- € 817 (box 2)

Aanslag WAZ voor 2001 € 24.958 € 1.093

Aanslag ziekenfondsverzekering € 19.059 € 634

zelfstandigen 2001

Aanslag IB/PVV voor 2002 € 62.557 (box 1) € 12.338

-/- € 272 (box 2)

Aanslag WAZ voor 2002 € 24.958 € 549

Aanslag ziekenfondsverzekering € 19.650

zelfstandigen 2002

1.2. Na tegen deze belastingaanslagen en deze boetebeschikkingen gemaakt bezwaar, heeft verweerder deze bij gezamenlijke uitspraken per kalenderjaar, gedagtekend 29 juli 2005, gehandhaafd.

1.3. Voorts is aan eiser opgelegd een naheffingsaanslag omzetbelasting tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 ten bedrage van € 20.115, alsmede een boete van € 5.028.

1.4. Na tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting en de boetebeschikking gemaakt bezwaar, heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 1 augustus 2005 de enkelvoudige belasting verminderd tot een bedrag van € 14.443 en de boete tot een bedrag van € 3.610.

1.5. Eiser heeft tegen deze uitspraken op bezwaar bij brieven gedagtekend 7 september 2005, ontvangen bij de rechtbank op 8 september 2005, beroepen ingesteld. Bij brieven van 17 september en 17 november 2005 heeft eiser nadere gronden ingediend.

1.6. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.7. Eiser heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn op 22 januari 2007 ontvangen door de rechtbank en op die dag naar verweerder gestuurd.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. dr. B en C. Namens verweerder is verschenen D. De zaken zijn ter zitting gezamenlijk behandeld.

1.9. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak genaamd E (hierna: E).

2.2. De aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting van E werden verzorgd door F te Y. De contactpersoon is de heer G. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het uitvoeren van kluswerkzaamheden, zowel voor ondernemers als voor particulieren.

2.3. Op 4 augustus 1999 heeft eiser H B.V. opgericht. Doel van de vennootschap is groothandel in – en de import en export van – technische apparaten en vloeistoffen op milieutechnisch gebied en al hetgeen met dit doel verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn in de ruimste zin des woords.

2.4. Op 29 november 2001 is de naam van H B.V. (hierna: de BV) veranderd in I B.V. (hierna ook: de BV), daarbij is de doelomschrijving van de onderneming ongewijzigd gebleven. Per dezelfde datum heeft eiser 2/3 van zijn aandelen verkocht aan J en K voor een bedrag van € 12.000.

2.5. Op 4 april 2003 is door de controlerend ambtenaar een controle aangekondigd. Het onderzoek zal plaatsvinden op 13 mei 2003 en heeft betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting, omzetbelasting en loonbelasting over het jaar 2000. Het rapport inzake het boekenonderzoek is gedagtekend 17 juni 2004 en op die dag aan eiser gezonden.

2.6. Op 9 mei 2003 krijgt eiser een zeer ernstig auto-ongeval. Als gevolg daarvan is hij niet bij het inleidende gesprek ten behoeve van de controle aanwezig.

2.7. Op 14 mei 2003 verzoekt verweerder eiser bij vragenbrief om nadere informatie.

2.8. Op 18 juni 2003 is de administratie van eiser door UWV in beslag genomen bij eerdergenoemd administratiekantoor.

2.9. Op 25 juli 2003 stuurt verweerder de heer G voornoemd, een brief met het verzoek zijn vragenbrief van 14 mei 2003 te beantwoorden. Bij brief van 4 augustus 2003 geeft de heer G van genoemd administratiekantoor aan dat hij als gevolg van onvoorziene omstandigheden genoodzaakt is de beantwoording van de vragenbrief te staken. Verweerder wordt doorverwezen naar eiser.

2.10. Op 13 augustus 2003 geeft verweerder aan dat hij eiser weer zal bezoeken en verzoekt hij in het kader daarvan enkele gegevens beschikbaar te stellen.

2.11. Op 25 augustus 2003 bezoekt verweerder eiser. Eiser meldt dat hij verweerder een brief heeft gestuurd dat de controle niet kan doorgaan omdat de administratie door UWV in beslag is genomen. Eiser is als gevolg van het auto-ongeluk niet goed in staat om te praten en om zich te concentreren op een gesprek. Met eiser is afgesproken dat de controle weer hervat zal worden zodra de administratie weer terug is. Blijkens een brief van 14 oktober 2003 heeft verweerder tevergeefs getracht contact op te nemen met eiser.

2.12. Bij brief van 21 november 2003 wordt eiser uitgenodigd ten kantore van verweerder voor een gesprek inzake de uitbreiding van de controle. Verweerder verzoekt eiser daarbij onder meer primaire bescheiden mee te nemen en de administratie over de jaren 2000 tot en met 2002, voor zover die niet in beslag is genomen door UWV.

2.13. Naar aanleiding van voormelde brief van verweerder stuurt de echtgenote van eiser verweerder een faxbericht d.d. 27 november 2003 waarin zij aangeeft dat haar echtgenoot wegens het ongeluk niet in staat is om het gesprek bij te wonen. Tevens geeft zij in de fax aan dat eiser sinds 9 mei 2003 uitgeschreven is bij de Kamer van Koophandel als directeur van I B.V. en dat de boekhouding en het beheer liggen bij de heer K. Verder geeft zij aan dat de stukken van E in beslag zijn genomen door UWV en niet overgelegd kunnen worden. Bij het faxbericht is een dokterverklaring overgelegd, waarin staat dat met onderzoek is aangetoond dat bij eiser als direct gevolg van het auto-ongeluk sprake is van een stoornis in het concentratievermogen en de snelheid van het denk- en handelproces en dat eiser momenteel nog niet in staat is om normaal aan een gesprek deel te nemen en verantwoord beslissingen te nemen.

2.14. Bij brief van 28 november 2003 geeft verweerder aan dat hij inmiddels gesproken heeft met mensen van UWV. Verweerder concludeert daaruit dat UWV een deel van de administratie in beslag heeft genomen, maar niet de primaire bescheiden. Verweerder verzoekt eiser om deze gegevens.

2.15. Bij faxbericht van 4 december 2003 reageert de echtgenote van eiser op voornoemde brief. Zij geeft aan dat het niet mogelijk is geweest de primaire bescheiden te verkrijgen en dat de heer G niets meer aan de administratie heeft gedaan na inbeslagname door UWV. Eiser dient eerst de nota’s te betalen alvorens de resterende administratie door G teruggegeven kan worden. De echtgenote van eiser verzoekt verweerder de benodigde stukken bij de heer G op te vragen. Daarbij geeft zij tevens aan dat eiser dyslectisch is en dat hij grote problemen ondervindt met brieven, memo’s e.d. Werkzaamheden werden mondeling besproken en vervolgens gefactureerd. Voor overige zaken werd de heer G ingehuurd. De echtgenote van eiser verzoekt voorts de afronding van het geheel schriftelijk te laten plaatsvinden.

2.16. Bij brief van 7 mei 2004 is door UWV aangegeven dat eiser kopieën van zijn administratie kan opvragen.

2.17. Bij brief van 17 juni 2004 stuurt verweerder eiser het controlerapport toe, waarin aanslagen en boetes worden aangekondigd.

2.18. Bij brief van 24 juni 2004 is door de gemachtigde gereageerd op het controlerapport. Gemachtigde geeft aan dat er geen offertes, werkbriefjes, werkurenadministratie, agenda of primaire bescheiden bestaan. Er bestaat volgens gemachtigde geen verplichting offertes op te maken. Eiser was niet in staat vragen te beantwoorden omdat hij in zekere zin hersenletsel heeft opgelopen. Gemachtigde stelt zich voorts op het standpunt dat sprake is van schending van mensenrechtenverdragen.

2.19. Bij brief van 9 juli 2004 geeft verweerder aan dat de reactie van eiser geen aanleiding geeft de conclusies uit het rapport te wijzigen.

2.20. Vervolgens zijn de onderhavige belastingaanslagen opgelegd en zijn daartegen bezwaarschriften ingediend. Op 13 januari 2005 vindt ten kantore van verweerder een hoorgesprek plaats.

2.21. De gecorrigeerde winst bedraagt: 2000 2001 2002

Winst volgens aangifte ƒ 23.402 € 7.622 -/- € 32.368

Correctie omzet ƒ 179.213 € 64.689 € 82.250

Correctie werkruimte ƒ 6.048 € 2.745 0

Correctie bekeuringen ƒ 688 0 0

Gecorrigeerde winst ƒ 209.351 € 75.055 € 49.882

De winstcorrecties zijn als volgt in de belastingaanslagen verwerkt.

Inkomstenbelasting

2000 2001 2002

Aangegeven belastbaar inkomen (box 1) ƒ 3.552 € 7.189 -/- € 19.693

Winstcorrecties ƒ 185.949 € 67.434 € 82.250

Correctie zelfstandigenaftrek ƒ 4.380 € 2.677 0

Gecorrigeerd belastbaar inkomen (box 1) ƒ 193.881 € 77.300 € 62.557

De aanslag IB/PVV 2000 is in afwijking van voormeld bedrag vastgesteld naar een belastbaar inkomen ten bedrage van ƒ172.514.

De (navorderings)aanslagen voor de WAZ en de ZFW zijn overeenkomstig deze correcties opgelegd.

Omzetbelasting

De naheffingsaanslag omzetbelasting is berekend over de correctie omzet.

2.22. Op 28 januari 2005 geeft UWV aan eiser zijn administratie terug.

2.23. Bij brief van 27 april 2005 verstrekt gemachtigde een aanvulling op eerder ingediende bezwaarschrift. Hierin komt naar voren dat:

- eiser werkzaamheden verrichtte voor de BV indien met het leveren van goederen arbeidskracht gemoeid was. Hij stond ook op de loonstaat van de BV;

- eiser ook goederen verkocht aan de BV. Deze werden in de eenmanszaak E geboekt als omzet, in de BV als inkoop;

- de eenmanszaak E feitelijk slechts kluswerkzaamheden ten doel heeft en dat eiser vakman is op het gebied van houtbewerking en hij vaak wordt ingehuurd als mensen speciale meubelen dan wel ander specifiek werk willen laten verrichten;

- de heer K feitelijk de administratie van de BV verzorgde en dat verweerder hem niets heeft gevraagd;

- tegenover de inkopen, in de maanden oktober en november 2000 wél verkopen zijn geboekt namelijk ten bedrage van respectievelijk f 48.406 en f 36.627;

- ten onrechte omzet van de BV aan de eenmanszaak is toegerekend en dat eiser geen meerderheidsbelang meer heeft in de BV.

2.24. Verweerder geeft in zijn brief van 30 mei 2005 aan dat door gemachtigde niet feitelijk is ingegaan op de conclusies van het rapport en verzoekt om een nadere reactie. Bij brief van 20 juni 2005 reageert gemachtigde en geeft aan dat de eenmanszaak geen primaire bescheiden heeft en dat wel omzet in de maanden oktober en november is geboekt.

2.25. Bij brief van 7 juli 2005 verzoekt verweerder eiser in te gaan op de constatering dat facturen ontbreken, ingekochte materialen waartegenover geen omzet is geboekt en het niet volledig aangeven van omzet door de BV. In haar brief van 21 juli 2005 betwist gemachtigde de omkering van de bewijslast en verschuiving van omzet vaan de eenmanszaak naar de BV.

2.26. Op 29 juli en 1 augustus 2005 doet verweerder de voorliggende uitspraken op bezwaar.

3. Geschil

In geschil is of:

- omkering van de bewijslast gerechtvaardigd is;

- de omzet- en winstcorrecties terecht en tot de juiste bedragen hebben plaatsgevonden;

- verweerder onzorgvuldig of in strijd met de mensenrechtenverdragen heeft gehandeld bij het opleggen van de aanslagen en het doen van de uitspraken op bezwaar;

- de boetes terecht zijn opgelegd.

De correcties voor wat betreft de geclaimde aftrek werkruimte (2000 en 2001) en bekeuringen (2000) zijn niet in geschil.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In de eerste plaats is in geschil of verweerder zich terecht heeft beroepen op omkering van de bewijslast. Daartoe stelt verweerder dat de vereiste aangifte niet is gedaan en voorts dat niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge het bepaalde in de artikelen 52 en 54 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR).

4.2. In artikel 52 AWR is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. De administratie dient, ingevolge het zesde lid van genoemde bepaling, zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Bij de beantwoording van de vraag of eiser aan zijn administratie- en bewaarplicht heeft voldaan, houdt de rechtbank rekening met de aard en de omvang van het bedrijf.

4.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zogenoemde primaire bescheiden, zoals offertes, calculaties of agenda’s ten onrechte niet bewaard zijn gebleven en heeft voorts geconstateerd dat:

-vier factuurnummers ontbreken in de volgorde van de uitgeschreven facturen in 2000;

-de factuurnummers in 2001 in het geheel niet doorlopend zijn genummerd;

-van 2 werken in 2000 wel inkopen werden aangetroffen, maar geen verkoopfacturen;

-van 14 juli 2000 tot 20 oktober 2000 de omzet bestaat uit slechts NLG 680 aan gewerkte uren en de verkoop van een Toyotabus, terwijl in deze periode wel voor NLG 41.408 aan materialen is ingekocht;

-er werd geschoven met omzet, die bedoeld was voor de eenmanszaak, naar de BV in 2000, 2001 en 2002;

-in de jaren 2000 en 2001 niet de volledig gefactureerde omzet is aangegeven.

4.4. Het rapport van het boekenonderzoek vermeldt niet op welke gegevens het boekenonderzoek en de conclusies in het rapport zijn gebaseerd. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven is het onderhavige boekenonderzoek en zijn de daaruit voortvloeiende correcties gebaseerd op de gegevens die UWV in beslag heeft genomen. Verweerder heeft – naar hij ter zitting heeft toegelicht, en zoals ook in het verslag van het hoorgesprek vermeld staat - deze gegevens ten kantore van UWV te Alkmaar ingezien. Zoals eiser ter zitting heeft gesteld zijn bij voormeld boekenonderzoek ten kantore van UWV, tevens gegevens uit de administratie van de BV geraadpleegd. Verweerder heeft dit niet weersproken en desgevraagd geen duidelijkheid kunnen scheppen omtrent de herkomst van de gegevens van de BV, in hoeverre de in het rapport vermelde correcties zijn gebaseerd op stukken afkomstig uit de administratie van de eenmanszaak of uit de administratie van de BV en of de BV dan wel diens boekhouder conform het bepaalde in artikel 47 AWR om informatie is verzocht. Voorts kan als vaststaand worden beschouwd dat eiser niet op de hoogte is gesteld van het onderhavige boekenonderzoek bij UWV, terwijl ingevolge het bepaalde in artikel 48, lid 2 van de AWR dat had moeten gebeuren. Zo eiser ervan op de hoogte was gesteld zou hij bij het boekenonderzoek aanwezig zijn geweest teneinde eventuele misverstanden te voorkomen, aldus eiser.

4.5. Voor zover verweerder van mening is dat de gebreken in de administratie van eiser berusten op de stelling dat sprake is van ingekochte materialen waarvan geen omzet is aangegeven, kan daarop geen acht worden geslagen. Gelet op het voorgaande is niet vast te stellen of en in hoeverre in het rapport van het boekenonderzoek is uitgegaan van door de BV of door eiser ingekochte materialen. Om diezelfde reden kan aan het enkele ontbreken van enkele factuurnummers niet zonder meer de gevolgtrekking worden verbonden dat geen facturen door eiser zijn uitgereikt.

4.6. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat inkomsten van de eenmanszaak zijn verschoven naar de vennootschap en dat dit een gebrek in de administratie vormt, verwerpt de rechtbank het betoog van verweerder eveneens. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat omzet die de BV heeft verantwoord, in feite winst van eiser vormt. De kluswerkzaamheden in het kader van het eenmansbedrijf betroffen houtbewerking, bijvoorbeeld met betrekking tot meubelen en boten. Zoals eiser stelt bestonden zijn werkzaamheden voor de BV ook uit kluswerkzaamheden, maar dan voor zover die kluswerkzaamheden verband hielden met (installatie van) milieutechnische apparatuur. De rechtbank verwerpt de stelling van verweerder dat het gaat om werkzaamheden die naar hun aard niet in de vennootschap thuishoren. Genoemde installatiewerkzaamheden houden verband met milieutechnische apparatuur en zijn door eiser in het kader van de dienstbetrekking met de BV verricht. In dit verband neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat de ruime doelomschrijving van de BV zich niet beperkt tot handel in milieutechnische apparatuur, dat de daarbij behorende installatiewerkzaamheden daaronder kunnen worden geschaard en dat genoemde installatiewerkzaamheden werkzaamheden van bouwkundig aard met zich kunnen brengen. De door verweerder overgelegde bijlage waarin kluswerkzaamheden aan een privéwoning en winkelinrichting zijn gefactureerd, brengen hierin geen verandering, nu de facturen op naam van de BV staan. Hetzelfde geldt voor de door verweerder overgelegde overzichten met op naam van de BV gefactureerde bedragen. Bovendien is niet duidelijk of genoemde bijlagen afkomstig zijn uit de administratie van eiser. Dat genoemde kluswerkzaamheden in feite voor het eenmansbedrijf zijn verricht acht de rechtbank niet aannemelijk. In zoverre kan evenmin worden gesproken van gebreken in de administratie van eiser.

4.7. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat de administratie van de eenmanszaak van eiser, waarbij ook de omvang en de aard van de werkzaamheden in aanmerking worden genomen, geen primaire bescheiden, zoals offertes, werkbriefjes, agenda en dergelijke, omvat. Zoals eiser heeft toegelicht gaat het om eenvoudige werkzaamheden en werd direct een factuur opgemaakt op basis van gewerkte uren en de in dat verband gebruikte materialen zoals vermeld op inkoopfacturen. De door verweerder overgelegde stukken waarin wordt gesproken van een offerte van X, brengt hierin geen verandering nu het gaat om een factuur op naam van de BV. Zoals hiervoor is overwogen, kan niet worden vastgesteld of deze factuur uit de administratie van eiser of uit de administratie van de BV afkomstig is. De stellingen van verweerder dat veelal in regie werd gewerkt en voor substantiële bedragen, en dat tot 29 juni 2000, 2 personeelsleden werkzaam waren in de eenmanszaak, brengen de rechtbank evenmin tot een ander oordeel. Gelet op de aard en de omvang van de eenmanszaak, waarbij met name van belang is dat eiser werkte voor een beperkt aantal opdrachtgevers, gelet ook op de aard van de werkzaamheden van eiser en de omzet in dat verband, kan de rechtbank verweerder niet volgen in zijn stelling dat genoemde primaire bescheiden zich in de administratie (hebben) bevonden en ten onrechte niet zijn bewaard of overgelegd.

4.8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet bewezen dat eiser niet aan de administratieverplichtingen als bedoeld in artikel 52 AWR heeft voldaan en kan niet op die grond de bewijslast worden omgekeerd.

4.9. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat omkering kan berusten op het niet doen van de juiste aangifte en eiser ten onrechte omzet op naam van de BV heeft gefactureerd en aangegeven, terwijl dit ten name van de eenmanszaak E had moeten worden gedaan, oordeelt de rechtbank als volgt. Zoals hierboven geoordeeld kan niet worden gezegd dat eiser ten name van de BV werkzaamheden heeft verricht en gefactureerd die in feite in de eenmanszaak E thuishoren. Voor zover verweerder in dit verband bedoelt te stellen dat eiser zich op grond van de aandeelhoudersrelatie met de BV een voordeel heeft laten ontgaan door de BV facturen te laten uitschrijven voor door hem verrichte werkzaamheden en dat in zoverre sprake is van een onttrekking van de eenmanszaak ten behoeve van de BV, acht de rechtbank het standpunt van verweerder onvoldoende onderbouwd. Niet valt in te zien dat eiser zich in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten behoeve van de BV een voordeel heeft laten ontgaan. Dit klemt te meer nu 2/3 deel van de aandelen eind 2001 is verkocht. De stelling van verweerder dat dienaangaande verrekening heeft plaatsgevonden met de overige aandeelhouders, kan de rechtbank zonder nadere onderbouwing niet volgen. In dit verband neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verweerder desgevraagd heeft aangegeven dat voor de heffing van vennootschapsbelasting of omzetbelasting bij de BV op dit punt geen correcties, zoals een informele kapitaalstorting of omzetcorrecties bij de BV, hebben plaatsgevonden die corresponderen met de onderhavige correcties. Eiser was bovendien in loondienst van de BV. Dat voor het bedrag van die onttrekkingen sprake is van looninkomsten die eiser in zijn hoedanigheid van werknemer van de BV moet worden geacht te hebben genoten, is gesteld noch gebleken.

4.10. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat de vereiste aangifte niet is gedaan, zodat het beroep op omkering van de bewijslast ook in zoverre faalt.

4.11. Voor zover omkering berust op het niet voldoen aan de verplichtingen ingevolge het bepaalde in artikel 54 AWR, beroept eiser zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op overmacht als bedoeld in deze bepaling. Zoals ook in het verslag van het hoorgesprek d.d. 13 januari 2005 staat vermeld is de controle bemoeilijkt door het ongeluk van eiser, de inbeslagname van de administratie door UWV en de wisseling van eisers gemachtigde. Het niet overleggen van primaire bescheiden kan eiser voorts niet worden aangerekend nu de rechtbank het bestaan ervan – zoals hiervoor geoordeeld - niet aannemelijk acht. Zo in de onderhavige omstandigheden al kan worden gesproken van het niet meewerken van eiser, kan hem in het kader van de omkering van de bewijslast niet worden tegengeworpen. In de bezwaarfase is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van niet meewerken, zodat artikel 54 AWR in zoverre niet aan de orde komt.

4.12. De verplichting de juistheid van de correcties aannemelijk te maken ligt op grond van de normale regels voor de verdeling van de bewijslast in de eerste plaats bij verweerder. De correcties zijn gebaseerd op voormelde niet aannemelijk geoordeelde gebreken en de onjuist bevonden toerekening van omzet van de BV aan eiser. Met de berekeningen, zoals weergegeven in het rapport, heeft verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiser winst dan wel omzet niet heeft verantwoord.

4.13. De correctie van de kosten van de werkruimte in de eigen woning (2000 en 2001) en de correctie aftrek bekeuringen (2000) blijven evenwel in stand.

De winstcorrecties bedragen aldus:

2000 2001 2002

Winst volgens aangifte ƒ 23.402 € 7.622 -/- € 32.368

Correctie omzet 0 0 0

Correctie werkruimte ƒ 6.048 € 2.745 0

Correctie bekeuringen ƒ 688 0 0

Winst ƒ 30.138 € 10.367 -/- € 32.368

De onderhavige aanslagen en navorderingsaanslagen dienen gelet op het een en ander als volgt te worden vastgesteld.

Inkomstenbelasting

2000 2001 2002

Aangegeven belastbaar inkomen ƒ 3.552 € 7.189 -/- € 19.693

Winstcorrecties ƒ 6.736 € 2.745 0

Correctie zelfstandigenaftrek ƒ 0 € 0 0

Belastbaar inkomen (box 1) ƒ 10.288 € 9.934 -/- € 19.693

WAZ en ZFW

De (navorderings) aanslagen inzake de WAZ en de ZFW zullen overeenkomstig genoemde winstcorrecties worden verminderd.

Omzetbelasting

De naheffingsaanslag omzetbelasting zal gelet op het voorgaande worden vernietigd.

4.14. Gelet op het vorenoverwogene vervalt de grondslag van de blijkens 1.1 opgelegde boetes en zullen deze eveneens worden vernietigd.

4.15. Gelet op het vorenoverwogene slaagt het beroep. De overige klachten behoeven geen behandeling.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de (samenhangende) beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1,5 wegens vier of meer samenhangende zaken). Voorts zal verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, worden veroordeeld de reiskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 10.

Eiser stelt schade te hebben geleden nu hij als gevolg van de onderhavige correcties onverzekerd was voor de ziekenfondswet en dat dientengevolge ziektekosten voor zijn rekening zijn gekomen. Eiser heeft in dat verband toegezegd ziekenhuisnota’s te overleggen en daarbij aan te tonen dat deze als gevolg van de onderhavige correcties deze kosten niet kunnen worden vergoed. Nu eiser zich over de omvang van deze schade niet heeft uitgelaten, ziet de rechtbank aanleiding voor toepassing van het bepaalde in artikel 8:73, lid 2, Awb. De rechtbank stelt eiser daarbij in de gelegenheid binnen een maand na de datum van verzending van deze uitspraak, een schriftelijke conclusie in te dienen teneinde opgave te doen van genoemde kosten.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting

- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2000, tot een naar een belastbaar inkomen ten bedrage van ƒ 10.288, vermindert de navorderingsaanslagen WAZ 2000 en de navorderingsaanslag premie ziekenfondswet 2000 overeenkomstig de winstcorrecties voor dat jaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2001, tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 9.934, vermindert de aanslagen WAZ 2001 en ziekenfondsverzekering zelfstandigen 2001 overeenkomstig de winstcorrecties voor dat jaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2002, tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning ten bedrage van -/- € 19.693, vermindert de aanslagen WAZ 2002 en ziekenfondsverzekering zelfstandigen 2002 dienovereenkomstig;

- bepaalt dat de heffingsrente overeenkomstig genoemde verminderingen wordt verminderd;

- vernietigt de opgelegd boetebeschikkingen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 976, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 249 vergoedt;

- heropent het onderzoek over de omvang van de aan eiser te vergoeden kosten en schade en stelt eiser in de gelegenheid hieromtrent binnen een maand na de verzenddatum van deze uitspraak een schriftelijke conclusie in te dienen.

Deze uitspraak is gedaan op 1 juni 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Fase, mr. J.M. van Kempen en mr. S.C.W. Douma in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh-Vanherck, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.