Home

Rechtbank Haarlem, 18-09-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2243 BB4871, 06/6881

Rechtbank Haarlem, 18-09-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2243 BB4871, 06/6881

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
18 september 2007
Datum publicatie
16 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB4871
Zaaknummer
06/6881

Inhoudsindicatie

Gelet op de ter zitting afgelegde geloofwaardige verklaring van de bestuurder van eiseres alsmede de brief van de notaris waarin staat dat hij de naam van de koper onjuist in de akte had vermeld, ziet de rechtbank geen reden af te wijken van de feiten als omschreven in de rectificatieakte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/6881

Uitspraakdatum: 18 september 2007

Proces- verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X BV, gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 16 mei 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1999 opgelegd met dagtekening 30 juli 2005, berekend naar een belastbaar bedrag van f 4.902.324. De uitspraak van verweerder van dezelfde datum heeft tevens betrekking op het bezwaar tegen de beschikking heffingsrente ten bedrage van f 350.311 en een beschikking waarbij een vergrijpboete van f 1.350.125 is opgelegd.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2007 te Haarlem.

Namens eiseres zijn mr. A en mr. B als gemachtigden verschenen . Eveneens namens eiseres zijn verschenen C en D en E, bestuurder.

Namens verweerder zijn verschenen mr. F, mr. G, H RA, I en J RA.

Gronden

1.1. Eiseres is sinds 1 januari 1999 fiscaal gevoegd met haar dochtervennootschap AX BV (hierna AX). De aandelen van eiseres zijn in handen van E, enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres.

1.2. Notaris mr. K verbonden aan het kantoor L heeft in augustus 1999 een koopovereenkomst opgesteld waarin is opgenomen dat M B.V. het recht van erfpacht voor onbepaalde tijd verkoopt van a-straat 1 te Y (hierna: a-straat) voor een bedrag van f 5.500.000 (inclusief roerende zaken). In deze overeenkomst is AX als koper genoemd, te dezen handelende voor zichzelf of nader te noemen meester.

1.2. De koopovereenkomst is op 10 september 1999 door M B.V. getekend. De koopovereenkomst is niet door E ondertekend.

1.3. Op 23 september 1999 is de akte van levering in het bijzijn van E gepasseerd. Op diezelfde dag heeft AX een bedrag van f 5.861.732 aan de notaris betaald. Hiervan had f 5.846.001 betrekking op de aankoop van de a-straat.

1.4. Op 5 oktober 1999 heeft M B.V. aan de REMU gemeld dat het pand is overgedragen aan AX.

1.5. Op 25 oktober 1999 is het erfpachtrecht van de a-straat door een rectificatieakte op naam van E gezet.

1.6. Op 27 oktober 1999 heeft E aan AX de koopprijs van f 5.846.001 betaald.

2. In geschil is of verweerder op grond van artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is een navorderingsaanslag op te leggen. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend is, is in geschil of eiseres aan haar aandeelhouder/directeur een winstuitdeling heeft gedaan, en zo ja tot welk bedrag.

3. Eiseres stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit omdat aan het oriënterend onderzoek, ingesteld door verweerder in 2000, het vertrouwen kan worden ontleend dat dit een volledig onderzoek was. Eiseres stelt dat uit de rectificatieakte blijkt dat zij nimmer koper is geweest van het erfpachtrecht a-straat. Eiseres betwist dat de door verweerder gestelde waarde van het erfpachtrecht per 25 oktober 1999 juist is.

4. Verweerder heeft aangevoerd dat sprake is van een nieuw feit dan wel van kwade trouw waardoor hij bevoegd was tot het opleggen van een navorderingsaanslag. Aan de rectificatieakte komt geen betekenis toe omdat in de overeenkomst van 10 september 1999 en de leveringsakte van 23 september 1999 geen sprake was van een foute vermelding van de koper. De vervreemding door AX aan E had moeten plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer en zowel AX als haar aandeelhouder wisten dat de waarde van de a-straat op 25 oktober 1999 circa 13 à 14 miljoen gulden bedroeg.

Ten aanzien van de boete stelt verweerder dat sprake is van opzet, dan wel voorwaardelijk opzet omdat eiseres willens en wetens een onjuiste aangifte heeft gedaan.

4.1. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat ten aanzien van de verliesbeschikking over het jaar 1999 en de daarmee verband houdende verliesverrekeningsbeschikking zal handelen overeenkomstig de uitspraak in hoogste instantie.

5. De rechtbank overweegt dat de rectificatieakte van 25 oktober 1999 voor verweerder aanleiding was voor het opleggen van de navorderingsaanslag. Gelet op het hierna volgende, kan beantwoording van de vraag of verweerder op grond van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd was om een navorderingsaanslag op te leggen, en of de navorderingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd, achterwege blijven.

5.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat aan de rectificatieakte geen betekenis toekomt. Voor dit oordeel acht de rechtbank van belang dat E, zakelijk weergegeven, ter zitting heeft verklaard:

- dat hij tijdens de onderhandelingen aan de verkoper heeft meegedeeld dat hij in privé het erfpachtrecht zou kopen, tenzij er redenen zouden zijn om dit door een van zijn vennootschappen te laten doen;

- dat daarom in de koopovereenkomst is opgenomen dat AX dan wel een nader te noemen meester als koper zou optreden;

- dat hij regelmatig panden, die niet binnen de bedrijfsvoering van de onderneming van zijn vennootschappen passen, in privé aankoopt;

- dat hij tegen de notaris heeft gezegd dat hij het erfpachtrecht in privé zou aankopen en dat hij pas na terugkomst van een vakantie heeft gemerkt dat in de leveringsakte een onjuiste koper is vermeld;

- dat hij direct de notaris heeft gebeld, dat de notaris de fout erkende en binnen een week heeft gerectificeerd en dat de notaris voor de rectificatiewerkzaamheden geen bedrag in rekening heeft gebracht;

- dat hij weliswaar bij het passeren van de akte op 23 september 1999 op het kantoor van de notaris aanwezig was, maar dat hij doorgaans bij het voorlezen van aktes verzoekt om met name aan te geven om welk pand het gaat en om welke koopsom, zodat hem de vergissing niet is opgevallen.

5.2. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van E, die de rechtbank geloofwaardig acht, wordt ondersteund door de rectificatieakte waarin is vermeld:

‘DE REDEN

bedoelde rectificatie dient plaats te hebben aangezien koper onjuist werd vermeld.

(...)

DE JUISTE OMSCHRIJVING

De volledige omschrijving (van) de koper, zoals die in gemelde akte had behoren te luiden, is als volgt:

2. de heer E, directeur van vennootschappen, (…);

hierna genoemd: ‘koper’

De heer E voornoemd is derhalve koper van gemeld perceel onder alle in gemelde akte van drieëntwintig september negentienhonderd negenennegentig gemaakte voorwaarden en bedingen.

Strekkende deze akte tot rectificatie.’

5.3. Voorts maakt de rechtbank uit de brief van 24 oktober 2005 van notaris K van kantoor L aan E op dat sprake is geweest van een vergissing van de notaris waarvoor geen kosten in rekening zijn gebracht. In bedoelde brief is, voor zover van belang, vermeld:

‘a) U bedient zich bijna altijd van de algehele volmacht, gepasseerd op 4 augustus 1993 (..).

b) U bedient zich van vele adviseurs.

Het onder a. en b. gestelde kan gemakkelijk tot communicatiestoornissen leiden.

(..)

e) Naadloos bij het karakter van de rectificatieakte (vergissing) sluit aan het feit, dat ik nihil voor de rectificatieakte heb gerekend(..)’

5.4. Voorts acht de rechtbank van belang dat in de brief van Deutsche Bank van 29 december 2004 aan E is vermeld dat het oorspronkelijk de bedoeling was de a-straat te verwerven ten behoeve van de portefeuille van AX maar dat de bank van mening was dat dit gebouw niet in de portefeuille van deze vennootschap paste omdat het pand leeg stond, oud was en in slechte staat van onderhoud verkeerde. De bank heeft daarom geadviseerd om dit gebouw in de privé beleggingsportefeuille van de heer E onder te brengen. Voorts schrijft de bank dat aan E voor een korte periode in privé een bedrag in rekening courant ter beschikking is gesteld voor de verkrijging van het gebouw.

5.5. De rechtbank acht hetgeen door verweerder is aangevoerd tegenover de verklaring van E en de hiervoor in 5.2 tot en met 5.4 bedoelde stukken van het geding, niet voldoende om tot een ander oordeel te komen.

5.6. Verweerder heeft gewezen op de brief van 18 oktober 1999 van notaris mr. K van kantoor L waarin de notaris schrijft: ‘In de akte op 23 september jongstleden werd aanvankelijk aangekocht door AX B.V.(…)’

Hieruit moet volgens verweerder worden afgeleid dat AX eerst koper was en dat is doorverkocht aan E. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel dit citaat op de door verweerder voorgestane wijze kan worden gelezen, de daaraan door verweerder verbonden conclusie niet kan worden gevolgd. In de brief van 24 oktober 2005 geeft de notaris immers zelf aan dat sprake is geweest van een vergissing en ook uit de rectificatieakte blijkt dat eiseres geen eigenaresse is geweest. De brief van 18 oktober 1999 moet daarom in samenhang met de andere stukken van het geding worden geïnterpreteerd en gelezen worden als een feitelijke constatering door de notaris die slechts vaststelt dat op basis van de (eerste) akte 23 september 1999 AX eigenaresse is geworden waarna bij akte van rectificatie van 25 oktober 1999 de vergissing is hersteld.

5.7. Ook aan het feit dat eerst eiseres de koopsom voor de a-straat heeft betaald komt geen doorslaggevende betekenis toe. De rechtbank acht aannemelijk dat E degene die zijn persoonlijke administratie regelt opdracht heeft gegeven om voor de betaling van de a-straat zorg te dragen. Dat deze betaling eerst door eiseres is gedaan, is een rechtstreeks gevolg van de onjuiste leveringsakte.

5.8. De stelling van verweerder, dat de koper de energieleverancier heeft geïnformeerd dat AX de eigenaar was, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin doorslaggevend. E heeft ter zitting verkaard, en dit is door verweerder niet weersproken, dat de koper vanaf het begin bekend was met de mogelijkheid dat hij dan wel AX de a-straat zou kopen. De verkoper had daarom geen reden om de onjuistheid in de akte van 23 september 1999 op te merken en heeft op basis hiervan het energiebedrijf geïnformeerd. De rechtbank ziet geen redenen om aan deze verklaring voor de gang van zaken te twijfelen.

5.9. Tijdens de zitting heeft verweerder, die twijfelt aan de bedoelingen die ten grondslag hebben gelegen aan de rectificatieakte, desgevraagd verklaard dat hij geen contact heeft opgenomen met de notaris. De mogelijkheid dat de notaris een beroep zou hebben gedaan op zijn geheimhoudingsplicht, acht de rechtbank echter onvoldoende om op voorhand aan te nemen dat de notaris geen informatie had willen verstrekken waardoor verweerder meer duidelijkheid had kunnen krijgen over de redenen die ten grondslag lagen aan de rectificatieakte.

5.10. Verweerder heeft ook geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat er voor eiseres en E redenen waren om E eigenaar te laten worden tussen de koop van het erfpachtrecht en het opmaken van de rectificatieakte. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres en E vanaf het moment waarop wilsovereenstemming is bereikt over de koop, steeds voor ogen hebben gehad dat E in privé zou kopen. De stelling van verweerder dat in het onderhavige geval tussen het moment van de koop en de rectificatie sprake is geweest van een wijziging van de wil, is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.

5.11. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat er geen reden is om af te wijken van de feiten als omschreven in de rectificatieakte van 25 oktober 1999. Eiseres is derhalve op geen enkel moment eigenaresse geweest van de a-straat zodat de vraag of zij haar directeur/aandeelhouder heeft bevoordeeld, geen bespreking meer behoeft. Ook een oordeel over de waarde van het pand ten tijde van de rectificatieakte kan hierdoor achterwege blijven.

5.12. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres gegrond is en dat de navorderingsaanslag dient te worden vernietigd. De in rekening gebrachte heffingsrente en de vergrijpboete komen hierdoor eveneens te vervallen.

5.13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.127 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de navorderingsaanslag tot nihil;

- vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente tot nihil;

- vermindert de opgelegde vergrijpboete tot nihil;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.127, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.P.M. van Rijn, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. E. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.