Home

Rechtbank Haarlem, 01-11-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2012 BB7703, 06/5406

Rechtbank Haarlem, 01-11-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2012 BB7703, 06/5406

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 november 2007
Datum publicatie
20 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB7703
Zaaknummer
06/5406

Inhoudsindicatie

OB. Verkoop en levering van auto's. Eiseres is de op de facturen vermelde omzetbelasting verschuldigd geworden, hetzij op de voet van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet , hetzij op de voet van artikel 37 van de Wet. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat verweerder eiseres heeft geweigerd van de voorbelasting die bij de aanschaf van de auto’s aan eiseres in rekening is gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 06/5406 en AWB 06/5407

Uitspraakdatum: 1 november 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X Holding B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2004 tot en met 31 juli 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000.00.000.F.00.0000) omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 26.507, alsmede bij beschikking met dagtekening 28 september 2004 een boete van € 2.650.

1.2. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 september 2004 tot en met 30 september 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000.00.000.F.00.0000) omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 30.997, alsmede bij beschikking met dagtekening 28 december 2004 een boete van € 3.099.

1.3. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 maart 2006 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brieven van 27 april 2007, ontvangen bij de rechtbank op 27 april 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2007 te Haarlem. Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen drs. A.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres, een management-bv, houdt alle aandelen in X B.V. (hierna: de B.V.), die een advocatenkantoor exploiteert. De aandelen van eiseres zijn in het bezit van de directeur van eiseres, X (hierna: de directeur).

2.2. Met regelmaat koopt eiseres exclusieve personenauto’s uit het topsegment van de markt. Zij houdt deze auto’s gewoonlijk slechts voor een relatief beperkte periode en verkoopt deze vervolgens weer, doorgaans aan autobedrijven bij wie zij dan direct weer een andere auto of andere auto’s aanschaft. Op deze manier heeft eiseres vaak gelijktijdig verschillende personenauto’s in eigendom. Deze auto’s staan uitsluitend ter beschikking aan de directeur.

2.3. In juli 2004 heeft eiseres een personenauto van het merk BMW, type 645 CI Cabrio, kenteken 00-AA-BB (hierna: de BMW) en een personenauto van het merk Mercedes, type SL 55 AMG, kenteken 00-CC-DD (hierna: de Mercedes) verkocht en geleverd aan B B.V. (hierna: B) voor een bedrag van respectievelijk € 110.000 en € 120.000 inclusief omzetbelasting en belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Ter zake van deze leveringen heeft eiseres aan B op 21 juli 2004 facturen uitgereikt waarop een bedrag van respectievelijk € 12.767,68 en € 13.739,40 aan omzetbelasting is vermeld. Eiseres heeft deze bedragen niet op aangifte voldaan.

2.4. In september 2004 heeft eiseres een personenauto van het merk Bentley, type Arnage T, kenteken 00-EE-FF (hierna: de Bentley 1) en een personenauto van het merk Bentley, type Continental T, kenteken GG-HH-00 (hierna: de Bentley 2) ingeruild bij C B.V. (hierna: C) voor een bedrag van respectievelijk € 190.000 en € 85.000 inclusief omzetbelasting en belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Ter zake van deze leveringen heeft C aan eiseres een factuur uitgereikt waarop de verkoop van een auto aan eiseres staat vermeld en waarop de inkoop van de Bentley 1 en Bentley 2 is gecrediteerd. Ter zake van deze creditering is respectievelijk een bedrag van € 21.251,51 en € 9.745,32 aan omzetbelasting vermeld. Eiseres heeft deze bedragen niet op aangifte voldaan.

3. Geschil

3.1. In geschil is of verweerder aan eiseres terecht de onder 1.1. en 1.2. genoemde naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen heeft opgelegd. De hoogte van de nageheven bedragen is niet in geschil.

3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Vaststaat dat eiseres in de onder 1.1. en 1.2. genoemde tijdvakken de BMW en de Mercedes aan B en de Bentley 1 en Bentley 2 aan C heeft verkocht en geleverd en dat zij ter zake van deze leveringen facturen heeft uitgereikt respectievelijk een factuur waarop de verkoop is gecrediteerd, heeft ontvangen. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiseres deze facturen heeft ingetrokken of anderszins heeft gecorrigeerd ten aanzien van de daarop vermelde omzetbelasting.

4.2. In het midden kan blijven of eiseres ter zake van de leveringen van de hierboven genoemde auto’s in haar hoedanigheid van ondernemer is opgetreden. Immers, eiseres is de op de facturen vermelde omzetbelasting in de onderhavige tijdvakken verschuldigd geworden, hetzij op de voet van artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), hetzij op de voet van artikel 37 van de Wet. Aan dit oordeel kan niet afdoen de omstandigheid dat verweerder eiseres aftrek heeft geweigerd van de voorbelasting die bij de aanschaf van de auto’s aan eiseres in rekening is gebracht. Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die aan de verschuldigdheid van omzetbelasting in de weg staat of die noopt tot herziening van de verschuldigde omzetbelasting.

4.3. Wat de boetes betreft overweegt de rechtbank dat eiseres de belasting welke op aangifte had moeten worden voldaan, gedeeltelijk niet heeft betaald. Dit rechtvaardigt, gelet op artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 24, eerste lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, in beginsel boetes van ten hoogste 10 procent. De rechtbank acht de deze boetes onder de gegeven omstandig¬heden passend en geboden omdat eiseres wist dat de op een factuur vermelde omzetbelasting afgedragen dient te worden. Echter, gelet op het tijdsverloop tussen het aankondigen van de boetes en de uitspraak van deze rechtbank, ruim drie jaar, dient een verlaging te worden toegepast van vijf procent. De rechtbank stelt de boete vast op 95 procent van de eerder opgelegde boetes, zijnde € 2.517 respectievelijk € 2.944.

4.4. De beroepen van eiseres zijn in zoverre gegrond, dat de boetes dienen te worden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet, nu eiseres niet ter zitting is verschenen en zich niet door een derde beroepsmatig heeft laten bijstaan, geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond voor zover gericht tegen de boetes;

- vernietigt in zoverre de uitspraak van verweerder en verlaagt de boete, opgelegd bij beschikking met dagtekening 28 september 2004 tot een bedrag van € 2.517;

- vernietigt in zoverre de uitspraak van verweerder en verlaagt de boete, opgelegd bij beschikking met dagtekening 28 december 2004 tot een bedrag van € 2.944;

- gelast dat de Staat aan eiseres vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 281;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.P.M. van Rijn, voorzitter, mr. U.E. Tromp en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.