Rechtbank Haarlem, 26-11-2007, BB9354, 06/11927
Rechtbank Haarlem, 26-11-2007, BB9354, 06/11927
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 26 november 2007
- Datum publicatie
- 11 december 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BB9354
- Zaaknummer
- 06/11927
Inhoudsindicatie
OB. De door eiseres verzorgde yogalessen zijn niet aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b, onderdeel 3, van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I, nu het enkel aannemen van bepaalde lichaamshoudingen om tot een zekere bewustwording en transformatie te komen daartoe onvoldoende is.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/11927
Uitspraakdatum: 26 november 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiseres,
en
P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 27 april 2005 aan eiseres over het jaar 2004 een ambtshalve naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer 000.00.000.F.00.0000, hierna: F0) opgelegd ten bedrage van € 250, alsmede bij beschikking een boete van
€ 2.
1.2. Met dagtekening 2 februari 2006 heeft eiseres de aangifte omzetbelasting voor het jaar 2004 ingediend. Deze aangifte resulteerde in een te betalen bedrag van € 3.863. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder met dagtekening 31 maart 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer 000.00.000.F.00.0001, hierna: F1) opgelegd ten bedrage van € 3.613 (zijnde € 3.863 minus € 250), alsmede bij beschikking een boete van
€ 36.
1.3. Eiseres heeft twee bezwaarschriften ingediend, die zijn ontvangen door verweerder op respectievelijk 28 maart 2006 en 12 april 2006. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 oktober 2006 heeft verweerder het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen niet-ontvankelijk verklaard.
1.4. Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op 15 november 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2007 te Haarlem. Namens eiseres is daar verschenen drs. A, gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. B en C. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres exploiteert onder de naam Yogacentrum D een yogapraktijk, in het kader waarvan zij een aantal ochtenden en avonden per week yogalessen geeft in een pand gelegen in Z. Gedurende de resterende dagdelen verhuurt eiseres de ruimte aan andere yoga-ondernemers. Als zodanig is eiseres ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).
2.2. Tot de gedingstukken behoort een brochure van Yogacentrum D waarin het volgende – voorzover hier van belang – staat vermeld:
“…
Yogacentrum D biedt een unieke combinatie van hathayoga asana’s (lichaamshoudingen), bewustwording van de chakra’s (energiecentra), meditatie, mantrayoga (zingen) en ontspanning. In de lessen krijg je veel persoonlijke aandacht en de opbouw is zodanig dat je je eigen tempo en intensiteit kunt bepalen. Daardoor zijn de lessen voor zowel beginners als gevorderden toegankelijk.
Transformatieve yoga richt zich onder andere op het ontwikkelen van je gevoeligheid en het herkennen en transformeren van gedachtenpatronen. Ervaringen en denkbeelden manifesteren zich in je lichaam, je zelfbeeld, je relaties en je handelen. Door yoga te beoefenen kan bewustwording en transformatie plaatsvinden. We gaan uit van de volledigheid van liefde waarin alles één is.
…”
3. Geschil
3.1. In geschil is of de door eiseres verzorgde yogalessen zijn aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b, onderdeel 3, van de bij de Wet behorende Tabel I.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen tot nihil.
3.3. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en handhaving van de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
Met betrekking tot de ontvankelijkheid
4.1. Artikel 6:7 Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. In artikel 6:9, tweede lid, Awb is bepaald dat een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Nu de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen F0 verstreek op 8 juni 2005 en het bezwaarschrift door verweerder is ontvangen op 12 april 2006, derhalve ruim na afloop van de termijn, is het bezwaarschrift niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend. Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb. Hiertoe voert zij aan dat zij naar aanleiding van een uitspraak van deze rechtbank van 6 maart 2006 bezwaar heeft gemaakt. Dit argument van eiseres kan niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Derhalve heeft verweerder het bezwaar tegen F0 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3. Tussen partijen is niet langer in geschil dat verweerder eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen F1. Nu dit geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting volgt de rechtbank partijen hierin, zodat het beroep in zoverre gegrond is.
Met betrekking tot het tarief
4.4. Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet juncto post b.3 van de bij de Wet behorende tabel I (tekst vanaf 1 januari 2002) is het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onderworpen aan het verlaagde omzetbelastingtarief.
4.5. Naar maatschappelijk opvatting, die bepalend is voor het antwoord op de vraag of sprake is van sportbeoefening, staat bij sport de training van vaardigheid en kracht door fysieke inspanning en de daarmee samenhangende ontspanning centraal. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het om actieve sportbeoefening moet gaan. De rechtbank is van oordeel dat, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, de transformatieve vorm van yoga die eiseres verzorgt, niet onder het beoefenen van sport kan worden gebracht. Het enkel aannemen van bepaalde lichaamshoudingen, waarbij een zekere kracht en behendigheid vereist is, om tot een zekere bewustwording en transformatie te komen is daartoe onvoldoende. In de transformatieve yoga staan de spirituele en geestelijke aspecten - en niet het fysieke aspect - voorop. De lichamelijke oefeningen en houdingen zijn een middel om te komen tot bewustwording en transformatie, door eiseres omschreven als omkering van gedachten, en zijn derhalve ondergeschikt aan de spirituele en geestelijke vorming van de cursist. Om voornoemde redenen is op de door eiseres aangeboden diensten niet het verlaagde tarief van toepassing.
4.6. Eiseres heeft nog gesteld dat een collega-docent van D wel het verlaagde tarief mag toepassen. Deze stelling kan echter niet tot een ander oordeel leiden nu eiseres deze stelling niet verder heeft onderbouwd.
4.7. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar tegen F1 ontvankelijk en laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit overigens in stand;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 141 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 26 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.