Rechtbank Haarlem, 07-11-2007, BB9616, AWB 06/5587, 06/5588, 06/5589
Rechtbank Haarlem, 07-11-2007, BB9616, AWB 06/5587, 06/5588, 06/5589
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 7 november 2007
- Datum publicatie
- 17 januari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BB9616
- Zaaknummer
- AWB 06/5587, 06/5588, 06/5589
Inhoudsindicatie
Eiser mocht ervan uitgaan dat hij met zijn Parkeervergunning Binnenstad Haarlem gratis kon parkeren op de in het vergunninghoudergebied gecreëerde plaatsen betaald parkeren.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 06/5587, 06/5588 en 06/5589
Uitspraakdatum: 7 november 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Haarlem, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser, met dagtekening 23 maart 2006, 24 maart 2006 en 5 april 2006, drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van respectievelijk € 54,50 (€ 47.00 naheffing en € 1,50 kosten), € 54,50 (€ 47.00 naheffing, € 1,50 kosten en € 6,00 aanmaningskosten), en € 48,50 (€ 47,00 naheffing en € 1,50 kosten).
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 24 april 2006 de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 8 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 mei 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Met toepassing van artikel 8:14 Awb heeft de rechtbank de door eiser gevoegd aangebrachte zaken gesplitst in drie zaken met dossiernummers AWB 06/5587, 06/5588 en 06/5589.
1.5. Deze zaken zijn gelijktijdig behandeld ter zitting op 6 december 2006 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is, met bericht van verhindering, niemand verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek hierna gesloten.
Bij brief van 19 december 2006 is aan partijen meegedeeld dat de rechtbank het onderzoek heeft heropend. Verweerder heeft desgevraagd bij brief van 16 januari 2007 nadere informatie verschaft, waarop eiser bij brieven van 14 april en 28 juli 2007 heeft gereageerd. Een kopie van de brieven is in afschrift aan de wederpartij verzonden.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten, met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting, en uitspraak bepaald op heden.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser heeft de auto, [merk] met kenteken 00-00-00, op 23 maart 2006 en op 24 maart 2006 geparkeerd op de Twijnderslaan te Haarlem. Eiser heeft op 5 april 2006 de auto geparkeerd op de Welgelegenstraat te Haarlem.
2.2. Op 23 maart 2006 om 14.16 uur, op 24 maart 2006 om 16.16 uur en op 5 april 2006 om 10.32 uur, heeft een parkeercontroleur aan eiser een naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd wegens het parkeren zonder dat parkeerbelasting is voldaan.
2.3. Eiser heeft een parkeervergunning voor de “Binnenstad”, waarmee gratis geparkeerd kan worden op plaatsen in de binnenstad van Haarlem, waar voor het parkeren belasting verschuldigd is.
3. Geschil
In geschil is of aan eiser terecht naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of eiser kon weten dat hij parkeerbelasting verschuldigd was.
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiser voert, kort samengevat, aan dat hem ten onrechte naheffingsaanslagen zijn opgelegd. Eiser stelt dat hij bij de uitreiking van zijn parkeervergunning onvoldoende informatie heeft gekregen over de plaatsen in de binnenstad waar de vergunning niet geldig is. Na ontvangst van de eerste twee naheffingsaanslagen heeft eiser bij Parkeerzaken van gemeente Haarlem geïnformeerd naar de reden van de oplegging. De medewerker van de betreffende afdeling kon eiser daaromtrent geen duidelijkheid geven. Na ontvangst van de derde naheffingsaanslag trof eiser een medewerker bij Parkeerzaken die hem uitgelegd heeft waarom de naheffingsaanslag opgelegd was. Zij verstrekte hem ook een plattegrond.
Eiser stelt dat zowel op de Kleine Houtweg als op de Welgelegenstraat het bord “betaald parkeren” stond. Deze straten, vlakbij de plaatsen waar hij wel mag parkeren en waar dezelfde borden “betaald parkeren” staan, liggen ook in het centrum. Hij ging er dan ook vanuit dat hij daar met zijn parkeervergunning gratis mocht parkeren. Voorts geeft eiser aan eiser dat er aan de achterkant van de parkeervergunning melding gemaakt wordt van de mogelijkheid tot gratis parkeren bij een parkeerautomaat en dat op de plaatsen waar hij geparkeerd heeft een parkeerautomaat staat. Pas achteraf is hem gebleken dat daar niet gratis geparkeerd mocht worden met zijn vergunning.
4.2. Verweerder stelt, kort samengevat, dat de parkeermedewerkers weliswaar het binnenstadvignet van eiser in de auto hebben zien liggen doch dat eiser had moeten weten dat hij daarmee ter plaatse niet gratis kon parkeren. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar de bij afgifte van parkeervergunningen verstrekte folder “Voorwaarden bij het gebruik van parkeervergunningen”. In deze folder is vermeld dat met een parkeervergunning voor de “binnenstad” enkel gratis geparkeerd kan worden bij betaald parkeren in de binnenstad. Met die parkeervergunning mag niet gratis geparkeerd worden in de vergunninghoudergebieden. Deze gebieden liggen rondom de binnenstad. Eiser stond geparkeerd in een vergunninghoudergebied. Dit vergunninghoudergebied is met een bord E9 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens aangegeven. Bord E9 is geplaatst aan het begin van de Twijderslaan en wordt enige malen herhaald. Op de kruising Kamerlaan/Kleine Houtweg staat dit ook aangegeven (Welgelegenstraat). In het vergunninghoudergebied mag alleen geparkeerd worden met een vergunninghoudervignet en is het binnenstadvignet niet geldig. In het vergunninghoudergebied zijn op diverse locaties betaalde parkeerplaatsen gecreëerd. Voor het parkeren op deze plaatsen dient parkeerbelasting te worden betaald. Verweerder stelt dat het voor automobilisten duidelijk moet zijn in welk gebied zij zich bevinden.
Voorts is door verweerder in zijn brief van 16 januari 2007 meegedeeld dat in 2006 slechts werd aangegeven voor welke gebieden de verkregen parkeervergunning geldig was en dat toen nog geen straatnaamlijst werd verstrekt.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd ter zake van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 1, van de Verordening parkeerbelasting van de gemeente Haarlem (hierna: de Verordening). Artikel 6, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de vorenbedoelde belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden voldaan bij de aanvang van het parkeren.
5.2. Tussen partijen is niet in geschil dat op de onder 2.1. genoemde plaatsen parkeerbelasting verschuldigd is en dat eiser zijn parkeervignet zichtbaar achter de autoruit geplaatst had.
5.3. De vraag is of eiser er van uit mocht gaan dat hij op genoemde plaatsen geen Parkeerbelasting verschuldigd was, maar gebruik kon maken van zijn parkeervergunning. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Daartoe is het volgende overwogen.
5.4. De rechtbank stelt voorop dat de overheid is gehouden om bij het heffen van belastingen potentiële belastingplichtigen op heldere en eenduidige wijze te informeren wanneer sprake is van een belastbaar feit. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Aan eiser is bij de afgifte van de parkeervergunning de folder “Voorwaarden bij het gebruik van parkeervergunning” verstrekt. Hierin is onder het kopje “Parkeervergunning binnenstad” het volgende vermeld:
1. Met een parkeervergunning voor de “binnenstad”, op het vignet aangeduid met de letter B, kan enkel geparkeerd worden bij betaald parkeren in de binnenstad.
2. U mag met uw parkeervergunning niet parkeren in de vergunninghoudersgebieden.
Uit voornoemde bepalingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet, in ieder geval niet duidelijk, dat, zoals verweerder in zijn schrijven van 16 januari 2007 heeft toegelicht, de vergunninghoudergebieden zijn gelegen buiten het gebied “binnenstad”. Beide bepalingen zijn immers vermeld onder het kopje “Parkeervergunning binnenstad”. Dat duidt er veeleer op dat het onder 2. genoemde verbod tot parkeren in vergunninghoudergebieden betrekking heeft op vergunninghoudergebieden in de “binnenstad”.
Daar komt bij dat, naar door verweerder niet is betwist, eiser bij de afgifte van zijn parkeervergunning slechts bovengenoemde folder met voorwaarden heeft ontvangen en hem geen plattegrond of straatnamenlijst is verstrekt ter verduidelijking van de onderscheiden gebieden.
Weliswaar is op de borden op de plaatsen hier in geding aangegeven dat men zich in vergunninghoudergebied bevindt, maar daarnaast is in dat gebied op diverse locaties met andere borden aangegeven dat daar betaald parkeren geldt. In het licht van het bovenstaande komt aan de bebording ter plaatse dan ook onvoldoende onderscheidende betekenis toe.
5.5. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het eiser niet duidelijk kon zijn dat hij zich niet meer in het gebied “binnenstad” bevond en mocht hij er van uitgaan dat hij met zijn parkeervergunning gratis kon parkeren op de in het vergunninghoudergebied gecreëerde betaald parkeren plaatsen.
5.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het gelijk is aan eiser. Het beroep is gegrond.
6. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslagen parkeerbelasting;
- gelast dat de gemeente Haarlem het door eiser betaalde griffierecht van € 38,00 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. H.C. Greeuw, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.