Home

Rechtbank Haarlem, 18-12-2007, BC0816, 06/11998

Rechtbank Haarlem, 18-12-2007, BC0816, 06/11998

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
18 december 2007
Datum publicatie
11 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0816
Zaaknummer
06/11998

Inhoudsindicatie

OB. Eiseres heeft geen concrete gedraging verricht, zoals de uitreiking van een creditfactuur, waaruit kan worden afgeleid dat zij is teruggekomen van de door haar bij het indienen van de aangifte omzetbelasting gemaakte keuze voor toepassing van de globalisatieregeling. De rechtbank komt daarom niet toe aan de kwestie of alsnog toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet OB mogelijk is op een levering van een goed waarop in eerste instantie de globalisatieregeling is toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/11998

Uitspraakdatum: 18 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer] omzetbelasting opgelegd.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 november 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op 20 november 2006, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2007 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, mr. B, bijgestaan door mr. C. Namens verweerder is verschenen D. De gemachtigde van eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres exploiteert een postzegelhandel en is in die hoedanigheid ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB). Eiseres is wederverkoper als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, van de Wet OB en past op grond van artikel 28b juncto artikel 28d van de Wet OB de globalisatieregeling toe.

2.2. In 2004 heeft eiseres postzegels verkocht aan A., een gelieerde onderneming. Eiseres heeft op deze levering de globalisatieregeling toegepast van artikel 28d van de Wet OB. Op de aan A gerichte factuur heeft eiseres geen omzetbelasting vermeld. Eiseres heeft deze factuur niet gecrediteerd of gecorrigeerd.

2.3. Op 24 maart 2005 heeft verweerder een onderzoek aangekondigd. Op basis van het op 10 april 2006 uitgebrachte rapport heeft verweerder de bestreden naheffingsaanslag opgelegd.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres gerechtigd is na ommekomst van het aangiftetijdvak alsnog te kiezen voor toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet OB op een levering van een goed waarop zij in eerste instantie de globalisatieregeling van artikel 28d van de Wet OB heeft toegepast. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag met € 109.479 tot € 126.819.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 28b van de Wet OB bepaalt dat ingeval een wederverkoper gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten levert, in afwijking van artikel 8, eerste lid, van de Wet OB de belasting wordt berekend uit de winstmarge van het goed, zijnde het verschil tussen de aankoop- en de verkoopprijs. Artikel 28d van de Wet OB bepaalt dat in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen de winstmarge ter zake van de levering van aan hetzelfde tarief onderworpen goederen wordt berekend per belastingtijdvak (de globalisatieregeling). De levering van voorwerpen voor verzamelingen is in artikel 4c van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 aangewezen voor toepassing van de globalisatieregeling.

4.2. Artikel 28f, eerste lid, van de Wet OB bepaalt dat de wederverkoper ter zake van elke levering die voor toepassing van artikel 28b van de Wet OB in aanmerking komt, gerechtigd is de belasting te berekenen overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Wet OB.

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op de levering aan A de globalisatieregeling heeft toegepast en dat eiseres de overeenkomstig opgemaakte factuur niet heeft gecrediteerd of gecorrigeerd. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of eiseres na ommekomst van het aangiftetijdvak voor toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet OB kan kiezen. De rechtbank komt aan deze kwestie echter niet toe, omdat eiseres geen concrete gedraging heeft verricht, zoals de uitreiking van een creditfactuur, waaruit kan worden afgeleid dat zij is teruggekomen van de door haar bij het indienen van de aangifte omzetbelasting gemaakte keuze voor toepassing van de globalisatieregeling. De enkele, niet op objectief waarneembare wijze vast te stellen intentie daartoe, is onvoldoende om een dergelijk terugkomen te schragen.

4.4. Ten aanzien van het door de gemachtigde van eiseres gedane beroep op het vertrouwensbeginsel oordeelt de rechtbank als volgt. Het beroep steunt op een korte passage uit de brief die verweerder op 17 januari 2006 aan de gemachtigde heeft gezonden, waarin verweerder aangeeft dat het eiseres dan wel haar gemachtigde vrij staat een verzoek te doen de factuur aan A te corrigeren. Voorts geeft verweerder in deze passage aan dat er geen sprake is van een correctie op dit punt voortvloeiende uit het ingestelde boekenonderzoek. Anders dan de gemachtigde van eiseres, leidt de rechtbank uit deze passage niet af dat verweerder zich ertoe heeft verbonden een verzoek tot correctie te honoreren of af te zien van naheffing. In het licht van de overige, voordien over dit punt gevoerde correspondentie, kon eiseres aan deze passage, die naar het oordeel van de rechtbank bovendien voor verschillende uitleg vatbaar is, niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat verweerder hetzij akkoord zou gaan met correctie van de factuur, dan wel af zou zien van naheffing. Bovendien bieden de latere handelingen van eiseres en de inhoud van de latere correspondentie geen grond voor de veronderstelling dat de betreffende brief daadwerkelijk verwachtingen bij eiseres had gewekt.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt geen aan¬lei¬ding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. G.W.S. de Groot en mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.