Home

Rechtbank Haarlem, 20-12-2007, BC1081, 141496/HA RK 07-126

Rechtbank Haarlem, 20-12-2007, BC1081, 141496/HA RK 07-126

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
20 december 2007
Datum publicatie
3 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC1081
Zaaknummer
141496/HA RK 07-126

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking van de belastingkamer en de gehele rechtbank. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd levert geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechters in de hoofdzaken tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden. Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechters kan daar namelijk niet uit worden afgeleid. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen. Een verzoek om wraking kan slechts de rechters betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dit brengt mee dat het verzoek om wraking, voor zover het de leden van de rechtbank betreft die niet met de behandeling van de beroep van verzoeker zijn belast, geen wrakingsverzoek is in de zin van de wet. Het verzoek is in zoverre niet-ontvankelijk.

Het verzoek om wraking is kennelijk aangewend om uitstel te verkrijgen. Dit levert misbruik op van het rechtmiddel wraking. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Wrakingskamer

zaaknummer: 141496/HA RK 07-126

datum beslissing: 20 december 2007

Op verzoek van:

[verzoeker],

verzoeker.

1. Procesverloop

1.1 Bij schriftelijk verzoek van 29 november 2007 heeft verzoeker de wraking verzocht van de rechtbank Haarlem, subsidiair de meervoudige belastingkamer bestaande uit mr. [rechter 1], voorzitter en mrs. [rechter 2] en [rechter 3], rechters, in de bij deze rechtbank, aanhangige zaken met zaaknummers AWB 07/3718, AWB 07/3719, AWB 07/3720 en AWB 07/3721, hierna te noemen: de hoofdzaken. Bij brief van 30 november 2007 heeft de rechtbank verzoeker het wettelijk kader omtrent wraking voorgehouden. In reactie daarop heeft verzoeker bij brief van 10 december 2007 zijn wrakingsverzoek gehandhaafd.

1.2 De rechters hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.

1.3 Verzoeker, de wederpartij, inspecteur van de belastingdienst (Holland-Midden) en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 13 december 2007. Verzoeker is, met bericht, niet verschenen. De rechters hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. De wederpartij in de hoofdzaken is ter zitting verschenen en heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid te reageren op het wrakingsverzoek.

2. Beoordeling

2.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.

2.2 Verzoeker heeft in zijn verzoek van 29 november 2007 het volgende medegedeeld: “Ik stel dat de Rechtbank Haarlem (meervoudige belastingkamer) niet in staat is om op een onafhankelijke en integere wijze uitspraak te doen in mijn beroepsprocedures met kenmerk AWB 07 / 3718 – 21 IB/PVV VOO betreffende de opgelegde belastingaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaren over 2001 t/m 2004, aanslagnummers [000.00.000].H.16, [000.00.000].H.26, [000.00.000].H.36 en [000.00.000].H.46 ten name van [verzoeker], [...], omdat de vermelde beroepsprocedures volgens de uitspraken van de inspecteur en mijzelf onmiskenbaar verbonden zijn met de lopende cassatieprocedure betreffende mijn aangetekende cassatiebeoep bij de Hoge Raad der Nederlanden (rolnummer 43625) en de de uitspraak van 31 augustus 2006 van het Gerechtshof Amsterdam (het Hof) kenmerk 04/04237, op mijn aangetekende beroep in behandeling van deze fiscale zaak.”

En verder: “Met een beroep op de (internationale) rechts- en verdragsregels en op grond van het integriteitsbeginsel stel ik dat de Rechtbank Haarlem niet bevoegd, niet gerechtigd en niet in staat is om als onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht in de zitting van 13 december 2007 mijn aangetekende beroepen te behandelen om vervolgens nogmaals uitspraak te doen over feiten en omstandigheden in deze fiscale zaak waarover het Hof met haar uitspraak, kenmerk 04/04237, gedagtekend 31 augustus 2006 reeds uitspraak heeft gedaan.”

2.3 De feiten en omstandigheden die verzoeker daarmee ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechters in de hoofdzaken tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechters kan daar namelijk niet uit worden afgeleid. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.

2.4 Uit voornoemd artikel 8:15 van de Awb volgt voorts dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dit brengt mee dat het wrakingsverzoek, voor zover het de leden van de Rechtbank Haarlem betreft die niet met de behandeling van verzoekers beroepen zijn belast, geen wrakingsverzoek is in de zin van de Awb en het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk is.

2.5 Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek deels afwijzen en deels niet-ontvankelijk verklaren.

2.6 De rechtbank is voorts van oordeel dat het verzoek om wraking kennelijk is aangewend om uitstel te verkrijgen. Gelet daarop ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, Awb, omdat is gebleken van misbruik van het rechtsmiddel wraking. In dat artikellid is bepaald dat in geval van misbruik de rechtbank kan bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.

3. Beslissing

De rechtbank:

3.1 wijst het verzoek om wraking af voor zover het betrekking heeft op de rechters mrs. [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3] en niet-ontvankelijk voor zover het verzoek betrekking heeft op de andere leden van de rechtbank Haarlem;

3.2 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen;

3.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij en de rechters een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;

3.4 beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. R.H.M. Bruin en J.M. Janse van Mantgem, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2007 in tegenwoordigheid van E. Hoekman als griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.